Wat dient degene te doen die de Wodhoo-e wil verrichten maar water noch zand kan vinden om de reiniging mee te doen? Is het voor hem verplicht om het gebed opnieuw te bidden nadat hij wel beschikking heeft over water of zand?
Alle lof zij Allah en de vrede en zegeningen met de boodschapper van Allah. Voorts:
Ibn H’azm, moge Allah hem barmhartig zijn, zei: “Wie gevangen gezet wordt terwijl hij ingezetene is of op reis en niet de beschikking heeft over zand of water om de Wodhoo-e mee te doen of degene die gekruisigd is en de tijd van het gebed is aangebroken dient gewoon te bidden zoals hij dat gewend is en hij hoeft het gebed niet in te halen. Het maakt daarbij niet uit of hij water binnen de tijd of buiten de tijd van het gebed vindt.
Het bewijs hiervoor is de uitspraak van Allah, de Verhevene: “En vreest Allah voor zover jullie kunnen” en Zijn uitspraak: “Allah belast geen ziel boven haar vermogen”. Zo heeft de boodschapper van Allah, Allah’s vrede en zegen zij met hem, gezegd: “Wanneer ik jullie iets opdraag doe dan waar je toe in staat bent.”
Allah, de Verhevene, zegt ook: “Terwijl Hij jullie waarlijk heeft uiteengezet wat Hij jullie heeft verboden, behalve hetgeen waartoe jullie waren genoodzaakt.” [Soerat al-An’aam (6), aayah 119].
Uit deze teksten is op te maken dat de wijze islamitische wetgeving ons niet belast met iets wat wij niet kunnen verdragen en wat wij niet kunnen uitvoeren vervalt. Allah heeft het ons verboden om reinheid middels Wodhoo-e of Tayammoem voor het gebed na te laten behalve wanneer hiervoor een noodzaak is. Wie water en Tayammoem ontnomen wordt is genoodzaakt te doen wat Allah verboden heeft van het nalaten van reinheid met water of zand. Maar het verbod in dit geval vervalt voor hem en wordt dit hem niet aangerekend. Hij is wel in staat het gebed te verrichten dus dient hij datgene te doen waartoe hij in staat is en als hij bidt zoals wij genoemd hebben dan heeft hij gebeden zoals Allah hem heeft opgedragen en er treft hem geen verwijt hierin. Het haasten in het bidden van het gebed is beter.
Aboe H’anifa, Soefyaan at-Thawrie, en al-Awzaa’ie zeiden over degene die zich in deze situatie bevindt (geen water en zand): “Hij dient te wachten totdat hij water vindt.” Einde citaat uit “al-Moeh’allaa” (1/363 364).
En Allah weet het beste.
Sheikh Mohammed Saalih’ al-Moenaddjied