Wanneer ik de Wodhoo-e verricht dan begin ik met de Bismillaah (het zeggen van ‘Bismillaah’). Daarna ga ik verder met de Wodhoo-e en zeg telkens “Ik heb de intentie om de Wodhoo-e te doen”. Als u mij kunt vertellen wat in tegenstrijd is met deze Wodhoo-e, dan zal ik uw advies opvolgen.
Alle lof zij voor Allah en de vrede en zegeningen met de boodschapper van Allah. Voorts:
De moslim dient in zijn aanbiddingen tot Allah, de Almachtige, datgene te volgen dat door Allah is voorgeschreven. De oorsprong in aanbiddingen is dat het niet toegestaan is een aanbidding van de aanbiddingen uit te voeren behalve als hiervoor een bewijs is. Wie met een aanbidding komt dat niet voorgeschreven is door Allah noch door Zijn profeet heeft waarlijk iets toegevoegd aan de religie wat er niet van is. Zijn daad van aanbidding wordt hierdoor afgewezen en verworpen. Daden van aanbiddingen worden aanvaard wanneer deze aan twee voorwaarden voldoen:
1 – Al-Ikhlaas (zuivere toewijding aan Allah, de Almachtig). Allah, de Verheven, zegt: “Zij werden niets anders bevolen dan Allah met zuivere aanbidding te aanbidden.” (Soerat al-Bayinah (98), aayah 5).
2 – Al-Moetaaba’ah. Dit is het volgen van datgene waarmee de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) is gekomen. Allah, de Almachtige, zegt: “En wat de boodschapper jullie geeft, neemt dat.” (Soerat al-H’ashr (59), aayah 7).
Het is niet toegestaan om een soort van de aanbiddingen te verrichten waarmee de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) niet gekomen is conform zijn woorden: “Wie een daad (van aanbidding) verricht dat niet in overeenstemming is met onze religie wordt verworpen.” Overgeleverd door al-Boekhaarie (2697) en Moeslim (1718).
At-Tirmidzie heeft van Imaam Ah’med Ibn H’anbal de overlevering overgeleverd van al-‘Irbaadh ibn Saariyah, moge Allah met hem tevreden zijn: “De boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) preekte eens op een zodanige manier, dat onze harten van vrees trilden en de tranen ons in de ogen sprongen. Wij zeiden: 'O boodschapper van Allah! Dit lijkt veel op een afscheidstoespraak. Geef ons daarom raad'.
Hij zei: 'Ik geef jullie het advies om vrees voor Allah, de Almachtige, de Verhevene, te koesteren. Gehoorzaam en luister naar jullie leider, zelfs wanneer een slaaf jullie leider wordt. Waarlijk, diegene van jullie die lang zal leven, zal veel meningsverschillen zien. Je moet je dus aan mijn Soennah houden en aan de Soennah van de rechtgeleide Kaliefen; klamp je daar stevig aan vast. Pas op voor nieuwe toevoegingen, want iedere toevoeging is een innovatie en iedere innovatie is een dwaling en iedere dwaling leidt naar het hellevuur'.”
Overgeleverd door Aboe Daawoed en at-Tirmidzie, die gezegd heeft dat het een goede en betrouwbare hadieth is. Sheikh Al-Albaanie zei in Soennah Aboe Daawoed: Sah’ieh’ met h’adiethnummer 3851.
De plicht voor de moslim is dat hij niet meer mag doen in de religie dan datgene waarmee de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) is gekomen.
De metgezellen hebben de manier van het uitvoeren van de Wodhoo-e van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) aan ons overgeleverd en er is niets in deze overleveringen gekomen van de manier hoe in deze vraag genoemd wordt. Derhalve is het verplicht voor de moslim om datgene te volgen waarmee de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) gekomen is.
Sheikh al-Islaam Ibn Taymiyyah, moge Allah hem barmhartig zijn, zei over de kwestie van het uitspreken van de intentie (bij de aanbiddingen): “Het is niet aanbevolen de intentie uit te spreken, want dit behoort tot de Bid’ah en dit is niet gekomen van de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) noch van de metgezellen, noch heeft de profeet iemand van zijn natie hiermee opgedragen om de intentie uit te spreken en ik weet geen enkele moslim die dit gezegd heeft. En als dit voorgeschreven zou zijn en legitem dan zou de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) dit niet verwaarloosd hebben noch zijn metgezellen ondanks dat de natie er dagelijks bij dag en nacht ermee te maken heeft. Het is zelfs zo dat het uitspreken van de intentie (bij de aanbidding) en tekort is van het verstand en religie.” Einde citaat uit “Madjmoo’ al-Fataawa”, deel 22/blz.231.
Hij zei ook elders: “…en al wat de mensen hebben ingevoerd van het uitspeken van de intentie voor het uitspreken van de Tekbeer (Allaahoe Akbar) in het gebed en voor de Telbiyah (gewijde staat bij de Hadj), of bij het uitvoeren van de reinheid (Wodhoo-e) en alle andere vormen van aanbiddingen zijn allemaal innovaties dat niet voorgeschreven is door de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem). Alles wat in een legitieme aanbidding toegevoegd wordt van zaken dat niet voorgeschreven zijn door de profeet behoort tot de Bid’ah. Het is bevestigd dat de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) het uitspreken van de intentie naliet en niet verrichte. Dus het verrichten ervan is een Bid’ah en dwaling.” Einde citaat uit “Madjmoo’ al-Fataawa”, deel 22/blz.223.
Het is een plicht voor een moslim om datgene na te laten waarmee de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) niet gekomen is en afstand te nemen van innovaties en nieuwigheden in de religie. Omdat bij het innoveren de moslim zich associeert met de mensen van het Boek (joden en christenen). Het is voor en moslim om te leren over zijn religie en zichzelf hierin te verdiepen zodat hij niet vervalt in innovaties en ketterij.
En Allah weet het beste.
Sheikh Mohammed Saalih al-Moenaddjied