Vraag & Antwoord

Volgorde en Openbaring van de Qor-aan

Waarom is de volgorde van de openbaring van de soerat door elkaar gehaald? en waarom is de volgorde van de Aayaat door elkaar gehaald? Hoe zijn de Aayaat tot een Soerah gebracht?

In de naam van Allah de Barmhartige de Genadevolle

Alle lof zij Allah, er is geen god naast Allah de Enige de Almachtige. Het is een feit dat alle geleerden consensus hebben over dat aayaat in een Soerat een bepaalde volgorde hebben gekregen, en er zijn vele teksten die deze volgorde aanduiden. Deze consensus is vermeld door vele geleerden, zoals az-Zarkashi in al-Boerhaan en Aboe Dja'far, die zei: "De volgorde van de aayaat in hun Soewar bestaat op deze manier omdat dit zo bevolen is door de Profeet (vrede en zegen van Allah zij met hem) en er is geen meningsverschil onder de Moslims hierover."

De teksten over dit onderwerp zijn onder andere de volgende: De overlevering van Ahmed, Abou Daawoed, At-Tirmidzie, an-Nasaa-ie, ibn H'ibbaan en al-H'aakim van Ibn 'Abbaas, die zei: "Ik zei tegen Oethmaan: 'Waarom heb je al-Anfaal, dat uitmaakt van Al-Mathaani, naast Baraa'ah (al-Tawbah), dat uitmaakt van de Mi'ien is? Waarom stopte je de regel Bismillaah ar-Rahman ar-Rahim aan tussen hen wanneer je het plaatst aan het begin van het laatste deel van as-Sab' at-Tiwaal (de zeven lange soewar)?" 'Oethmaan zei: "De Boodschapper van Allah (vrede en zegen van Allah zij met hem) kreeg Openbaring van Soewar met veel aayaat. Toen ze geopenbaard waren, riep hij zijn schrijvers (degenen die zaken voor hem opschreven) en zei hij hen: 'Stop deze aayaat in de Soerah waar dit-en-dit wordt genoemd.' Al-Anfaal was een van de eerste Soewar die geopenbaard werd in Medina, en Baraa-ah was een van de laatste delen van de Qor-aan die geopenbaard werden. De verhalen (daarin) zijn gelijksoortig aan de verhalen in al-Anfaal dus men dacht dat het onderdeel daarvan uitmaakte. De Boodschapper van Allah (vrede en zegen van Allah zij met hem) werd (van ons) genomen (hij stierf) zonder uit te leggen of het er inderdaad deel van uitmaakte, dus ze werden naast elkaar gezet, en de regel Bismillaah ar-Rahman ar-Rahim werd er niet tussenin geschreven, en het (Baraa-ah / at-Tawbah) werd geplaatst onder de Sab' at-Tiwaal." (Al-H'aakim zei: de isnaad is Sah'ieh'; Al-Dzahabi was het met hem eens. Zie al-Moestadrak, 2/330).

Ahmed (moge Allah genade met hem hebben) verhaalt in zijn Moesned (4/218) met een isnaad h'asan van 'Oethmaan ibn Abi l-'Aas dat hij zei: "Ik zat met de Boodschapper van Allah (vrede en zegen van Allah zij met hem). Zijn blik ergens op gefocusseerd had, totdat hij bijna naar de grond keek, toen staarde hij naar iets. Hij zei: 'Djibriel (vrede zij met hem) kwam naar mij en zei mij om deze aayah in deze plek en in deze Soerah te stoppen:

"Voorwaar, Allah gebiedt al-'Adl (rechtvaardigheid en het aanbidden van niemand dan Allah alleen, Islamitisch monotheïsme) en al-Ih'saan (geduldig zijn in het verrichten van de plichten jegens Allah, en het slechts voor Hem doen in overeenstemming met de Soennah van de Profeet, vrede en zegen zij met hem, op de beste wijze) en wel te doen aan anderen en te geven als aan verwanten (datgene schenken aan hen dat Allah verplicht heeft gesteld zoals rijkdom, bezoek, zorg of andere hulp); en (Allah) verbiedt al-Moenkar (alles dat verboden is in de Islamitische wetgeving, polytheïsme in welke vorm dan ook, ongeloof en slechte daden) en al-Bagh-y (alle vormen van onderdrukking). Hij raadt u aan, opdat u er lering uit trekt." (vertaling Soerat an-Nah'l, aayah 90).

Al-Boekhaarie verhaalt in zijn Sah'ieh (nummer 4536) dat Ibn Abi Malieka zei: "Ibn az-Zoebayr zei: Ik zei tegen 'Oethmaan, 'Deze aayah in al-Baqarah (vertaling): 'En degenen van jullie, die wanneer zij sterven vrouwen achterlaten, moeten voor hun vrouwen een testament maken voor hun levensonderhoud gedurende een jaar, zonder dat zij worden uitgezet. "[vertaling al-Baqarah aayah 240 - zie ook aayah 234 en het vervolg daarop] is afgeschaft (mansoekh) door een andere, dus waarom schrijf je hem op?" Hij zei: "Laat het zoals het is, mijn neef, ik zal niks van zijn plaats veranderen.'"

Moeslim verhaalt (nummer 1617) dat 'Omar zei: "Ik vroeg de Profeet (vrede en zegen van Allah zij met hem) niet meer over iets dan dat ik over al-Kalaalah (degenen die sterven zonder oudere familie of nakomelingen), tot hij me in mijn borst aantikte en zei: "Is ayaat as-Sayf aan het eind van Soerat an-Nisaa-e niet genoeg voor jou?" Er zijn ook ah'adieth over de aayaat op het einde van Soerat al-Baqarah. Moeslim verhaalt (nummer 809) van Aboe d-Dardaa-e dat wie de eerste tien aayaat van Soerat al-Kahf uit het hoofd leert beschermt zal worden van de Dadjaal; volgens een andere versie wordt men beschermt als men de laatste tien (van die Soerah) reciteert.

De Profeet's (vrede en zegen van Allah zij met hem) recitatie van verschillende Soewar in aanwezigheid van zijn metgezellen duidt aan dat de volgorde van de aayaat iets was wat bepaald was, onder zijn bevel, en dat de Sah'aabah de aayaat niet in een andere volgorde deden dan de manier (de volgorde) waarop de Profeet (vrede en zegen van Allah zij met hem) ze reciteerde. De overleveringen die dit aanduiden bereiken het niveau van tawaatoer.

Al-Qaadi Aboe Bakr zei in al-Intisaar: "De volgorde van de aayaat is iets dat verplicht en bepaald is. Djibriel zei altijd (tegen de profeet, vrede en zegen van Allah zij met hem) 'Stop deze en deze aayah in die en die plek.'"

Hij zei ook: "Wat we denken is dat de gehele Qor-aan die Allah heeft geopenbaard en die bevolen is om opgeschreven te worden, en die nooit afgeschaft zal worden na de openbaring, gelijk staat aan datgene wat zich tussen de kaften van de Moeshaf van 'Oethmaan (moge Allah tevreden met hem zijn) bevindt, en dat daaraan (aan de Moeshaf) niks ontbreekt of aan toegevoegd is. De volgorde is dezelfde als die Allah de Verhevene bepaald heeft, en zoals dat aangegeven is door de Profeet (vrede en zegen van Allah zij met hem). Niemand heeft een aya naar voren of naar achteren gezet, en de Oemmah leerde de volgorde van de aayaat van elke soerah op de juiste manier direct van de Profeet (vrede en zegen van Allah zij met hem), net zoals ze de uitspraak en recitatie leerden.

Al-Baghawi zei in Sharh' as-Soennah: "De Boodschapper van Allah (vrede en zegen van Allah zij met hem) instrueerde zijn metgezellen en onderwees hen in wat aan hem geopenbaard werd van de Qor-aan, in de volgorde waarin het nu in onze Masah'ieff voorkomt, (en dit is) de volgorde die Djibriel hem geleerd had. Wanneer een aayah werd geopenbaard vertelde Djibriel hem dat die aya na die en die aayah gezet moest worden in die en die Soerah. Dus, het is duidelijk dat het werk van de Sah'aabah beperkt was tot het verzamelen van de Qor-aan op een plek, ze waren niet belast met de volgorde ervan. De Qor-aan is geschreven in al-Lawh' al-Mah'foedhz in deze volgorde, en vervolgens zond Allah het naar beneden in zijn volledigheid naar de eerste hemel, waar het in stadia geopenbaard werd naar gelang van de noodzaak, en de volgorde van Openbaring staat niet gelijk aan de volgorde van recitatie."

Wat betreft de volgorde van Soewar duikt de vraag op of dit ook geïnstrueerd is door de Profeet (vrede en zegen van Allah zij met hem) of dat dit afgeleid was uit de idjtihaad van de Sah'aabah. Omtrent deze vraag bestaat een verschil onder de geleerden. De meerderheid van de geleerden, waaronder Maalik en al-Qaadhie Aboe Bakr (volgens een van de twee meningen die van hem zijn overgeleverd), gaven een voorkeur aan voor de tweede mening. Ibn Faaris zei: "Er waren twee aspecten betreffende de samenstelling van de Qor'aan. De eerste was het plaatsen van de Soewar in een bepaalde volgorde, zoals het plaatsen van al-Sab' at-Tiwaal (de zeven lange soewar) aan het begin (van de Qor-aan), en het laten vervolgen met Mi'ien, en dit is wat de Sah'aabah deden. Het tweede aspect was het samenstellen van de aayaat binnen een Soerah. Dit (laatste) was aangegeven door de Profeet (vrede en zegen van Allah zij met hem), die de Soewar reciteerde zoals hij ze te horen kreeg van Djibriel volgens het bevel van zijn Heer. De salaf verschilden over de volgorde waarin de Soewar geplaatst moesten worden.

Sommigen plaatsten ze in volgorde van Openbaring, zoals de moeshaf van 'Aliy (moge Allah tevreden met hem zijn) die begon met Iqra-e (al-'Alaq), gevolgd door Al-Moeddatthir, dan Noen (al-Qalam), dan al-Moezzammil, enzovoort. De moeshaf van Ibn Mas'ood (moge Allah tevreden met hem zijn) begon met al-Baqarah, dan an-Nisaa-e, dan Aal-'Imraan, en bevatte tevens andere grote verschillen. De moeshaf van Oebayy was hier gelijk aan."

Al-Karmaani zei in al-Boerhaan: "De volgorde van de Soewar zoals het nu is, is dezelfde als die in al-Lawh' al-Mah'foedhz die bij Allah is. Dit is de volgorde waarop de Profeet (vrede en zegen van Allah zij met hem) de Soewar met Djibriel elk jaar controleerde, voor zover ze geopenbaard waren. In het jaar waarin hij stierf controleerde hij het twee keer met Djibriel, en de laatste aayaat die geopenbaard werden waren: "En vreest de dag, waarop gij tot Allah zult worden teruggebracht." (vertaling al-Baqarah aya 281). Djibriel bevat de Profeet (vrede en zegen van Allah zij met hem) om dit tussen de aayaat over riba en leningen te plaatsen."

Az-Zarkashie zei in al-Boerhaan: "Het verschil tussen de twee meningen is er een van bewoording. Degenen die de tweede mening aanhangen zeggen dat het hen geleerd was zodat ze de reden van Openbaring zouden kennen en de volgorde van de woorden. Maalik zei dus dat ze de Qor-aan samenstelden aan de hand van wat zij hoorden van de Profeet (vrede en zegen van Allah zij met hem), maar hij zei ook dat de volgorde van Soewar een product was van hun idjtihaad. Hij zei dat het uiteindelijk allemaal neerkomt op een vraag: was dit een letterlijke instructie van de Profeet (vrede en zegen van Allah zij met hem) of verwezen ze slechts naar wat hij destijds deed, wat hen wat ruimte zou schenken voor idjtihaad."

Al-Bayhaqi zegt in al-Madkhal: "In de tijd van de Profeet (vrede en zegen van Allah zij met hem) waren de aayaat van de Qor-aan in deze volgorde, behalve die van al-Anfaal en Baraa-ah (at-Tawbah), zoals we leren uit de h'adieth van 'Oethmaan die we boven besproken hebben." Ibn 'Atiyyah zei: "De volgorde van een hoop van de Soewar was bekend tijdens het leven van de Profeet (vrede en zegen van Allah zij met hem), zoals die van de zeven lange soewar, de soewar die beginnen met 'Ha-Miem, en al-Moefassal. Wat betreft de anderen, het kan zo zijn dat de Oemmah dit diende te bepalen na zijn dood."

Aboe Dja'far zei: "De overleveringen ondersteunen het meeste wat Ibn 'Atiyyah zei, en er blijft slechts weinig open om te bespreken, zoals de h'adieth: 'Reciteer de twee schijnenden, al-Baqarah en Aal-'Imraan.' (overgeleverd door Moeslim, nummer 804)".

Al-Boekhaarie verhaalt (zie nummer 4739) dat 'Abdoellaah ibn Mas'oed (moge Allah tevreden met hem zijn) zei: "Bani Israa-iel (al-Israa'), al-Kahf, Maryam, Taa-Ha, en al-Anbiyaa-e, dezen zijn van de vroegste en de mooiste Soewar en zij zijn mijn schatten, (bedoelend, dit zijn de eersten die ik reciteerde in volgorde)."

Abou Ja'far an-Nahaas al-Moekhtaar zei dat de Soewar werden samengesteld in deze volgorde in volgens de manier van de Boodschapper van Allah (vrede en zegen van Allah zij met hem), vanwege de h'adieth van Waathilah, "Ter vervanging van de tawraat zijn mij de zeven lange Soewar gegeven." Hij zei: "Deze h'adieth duidt aan dat de volgorde van de Qor-aan werd genomen van de Profeet (vrede en zegen van Allah zij met hem)." Ibn 'H'adjar zei, "het feit dat de Soewar, of althans de meesten, in een bepaalde volgorde zitten spreekt het concept dat de Profeet (vrede en zegen van Allah zij met hem) dit aangegeven heeft niet tegen. Het bewijs dat dit aangegeven is door de profeet (vrede en zegen van Allah zij met hem) is de overlevering van Ah'mad en Abou Daawoed van Aws ibn 'Hoedhzayfah, die zei: 'We vroegen de metgezellen van de Boodschapper van Allah (vrede en zegen van Allah zij met hem) 's ochtends: "Hoe schreven jullie de Qor-aan in hoofdstukken?" Ze zeiden: "We schreven het in hoofdstukken van zes Soewar, vijf Soewar, zeven Soewar, negen Soewar, elf Soewar en dertien Soewar, en het hoofdstuk van al-Moefassal, van Qaaf tot het eind."' Dit duidt aan de volgorde van Soewar, zoals we het vandaag de dag terugvinden in de Moeshaf, al bestond in de tijd van de Boodschapper van Allah (vrede en zegen van Allah zij met hem), of het is mogelijk dat datgene wat bekend was alleen H'izb al-Moefassal betrof, wat niet het geval is met de rest (dat wil zeggen dat wellicht alleen de volgorde bij al-Moefassal bekend was en de rest onbekend bleef)." Zie al-Itqaan fi 'Oeloemie l-Qor-aan door as-Soeyoeti, 1/62-65.

En Allah weet het het beste.

Het team van al-Islaam.Com


AL.ISLAAM.COM
Uw mobiele kennisbron over de Islaam

BESCHIKBAAR OP DE VOLGENDE APPARATEN