Alle dank en lof is aan Degene die ons heeft geleid en ons heeft gezegend met de zegening van de Islaam. Ik ben sinds een paar maanden begonnen met het praktiseren van mijn Islaam, maar mijn vader bestrijdt mij en hij bidt niet en erkent het gebed ook niet als zijnde een verplichting. Hij vloekt zelfs op sommige van de metgezellen en praat slecht over ‘Aa-ieshah, ook praat hij heel slecht over de deugdzamen zoals Sheikh al-Islaam Ibn Taymiyyah en twijfelt aan elke overlevering. Hij neigt veel naar de Shie’ieten en kiest hun kant en behandelt mij, mijn moeder en mijn broers op een denigrerende en minachtende manier. Hij vernedert ook mijn moeder en laat mijn kleine broertje niet naar de moskee gaan onder het mom van dat hij huiswerk moet maken en leren. Hij weerhoudt mij om met mijn broers te praten over het geloof en houdt er niet van dat wie dan ook hem advies geeft over het geloof. Hij kan niet tegen het luisteren naar de Qor-aan noch luisteren naar religieuze programma's en beschuldigt ons met dwaling. Telkens wanneer hij ons ziet kijken naar een religieuze programma zapt hij naar een andere programma. Wat is het oordeel in de religie over zo iemand? Hoe kan ik omgaan met hem? Wetende dat ik, alle lof is voor Allah, hem goed behandel en smeekbeden voor hem doe. Maar hij vernedert mij en zegt tegen mijn andere broers dat ik een terrorist ben. Hij spoort hen aan om te luisteren naar muziek en niet naar religieuze programma's en ook niet naar mijn woorden. Gelieve mij te adviseren en een antwoord te geven op mijn vraag en Moge Allah jullie rijkelijk belonen.
Alle lof is voor Allah.
Allereerst:
We vragen Allah om jouw rijkelijk te belonen voor je geduld en jouw beloning te verhogen voor je tegenslagen en beproevingen en wij vragen Hem om je vader te leiden voordat de dood tot hem komt.
Wat betreft het oordeel over jouw vader: hij is met handelingen en uitspraken gekomen waarbij bij sommige iemand buiten de oevers van de Islaam geplaatst wordt, hoe is het dan wanneer zij allemaal aan de orde zijn?! Een van deze zaken is het negeren en nalaten van het gebed zelfs al is dit uit luiheid en het ontkennen van de verplichting ervan, deze twee zaken vereisen een uittreding uit de Islaam. Wat betreft de eerste zaak, is het zo dat de meest aangenomen uitspraak van de geleerden erop duidt dat dit aan de orde is wanneer iemand uit luiheid het gebed verzaakt, maar wat betreft de tweede zaak (het ontkennen van het gebed): hierover zijn de geleerden het eens dat degene die het gebed ontkend een ongelovige is en uit de Islaam is getreden. Er is dus geen meningsverschil tussen de geleerden dat degene die het gebed nalaat omdat hij deze niet erkend een ongelovige is die zich buiten de oevers van de Islaam heeft geplaatst.
Sheikh Mohamed al-Amien as-Shanqieti (moge Allah hem genadig zijn) zei: “De geleerden zijn het met elkaar unaniems eens dat degene die niet bidt en het gebed ontkend een ongelovige is en dat hij als een ongelovige ter dood wordt veroordeeld wanneer hij geen berouw toont.” Zie “ad-Waa-oe al-Bayaan” 4/335.
Jouw vader heeft niet het gebed uit luiheid nagelaten maar hij heeft verplichting van het gebed zelfs ontkend! Als hij het gebed uit luiheid zou nalaten zou hij uit de Islaam zijn getreden, hoe is het dan gesteld als hij het heeft nagelaten uit ontkenning van de verplichting ervan?!
Wat betreft het vloeken op een aantal van de metgezellen: het lijkt erop dat hij niemand hiervan uitsluit behalve een aantal van de metgezellen! Uit jouw vraag kunnen wij concluderen dat hij de kwaadaardige geloofsleer van de Raafidhah aanhangt die oordelen over de metgezellen met ketterij behalve een gering aantal onder hen. Dit is al een daad van Koefr en wie niet oordeelt over hen met ongeloof onder de geleerden zeggen dat de desbetreffende persoon gevangen gezet dient te worden totdat hij berouw toont of anders ter dood wordt veroordeeld.
Sheikh Mohammed ibn Saalih al-‘Oethaymeen (moge Allah hem genadig zijn) zei: Het beledigen van de metgezellen is onder te verdelen in drie vertakkingen:
De eerste:
Dat iemand de meeste van de metgezellen belastert met Koefr of met buitensporigheid (Fisq) en dit is ongeloof, omdat dit het verloochenen van Allah en Zijn boodschapper, vrede zij met hem, inhoudt die tevreden zijn met de metgezellen en hen loven. Het is zelfs zo dat wie twijfelt aan het ongeloof van deze die dit beweert zelf een Kaafir is, want dit houdt in dat de dragers van het Boek en de Soennah ongelovigen zijn of op zijn minst Foesaaq (buitensporigen).
De tweede:
Dat iemand hen lastert door op hen te vloeken en slecht over hen te spreken. Over het ongeloof van desbetreffende persoon zijn er twee meningen van de geleerden. De mening die zegt dat degene die zich hieraan schuldig maakt niet buiten de oevers van de Islaam valt is het verplicht om deze te geselen en gevangen gehouden dient te worden tot hij sterft tenzij hij hiervan terugkeert (en berouw toont).
De derde:
Dat iemand hen belastert met zaken die niet hun religie ondermijnt, zoals hen belasteren met hebzucht en gierigheid. De persoon die zich hieraan schuldig maakt valt niet buiten de oevers van deIslaam, maar hij dient gestraft te worden met wat hem weerhoudt hierin te vervallen. De betekenis hiervan is door Sheikh al-Islaam Ibn Taymiyyah (moge Allah hem genadig zijn) in het boek "as-Saarim al-Maslool" (blz. 573) genoemd, citerend van al-Imaam Ah’med die zei: "Het is voor niemand toegestaan iets slechts over de metgezellen te zeggen, niemand van de metgezellen dient met slechtheid of verdorvenheid en ondeugd genoemd te worden. En wie zich hieraan schuldig maakt dient gestraft te worden totdat hij berouw toont, zo niet dat dient hij gevangen gehouden te worden tot aan zijn dood.” Einde citaat."Zie “Fataawa Sheikh Ibn ‘Oethaymien" (5/83, 84).
Tot de noodzakelijke gevolgen van het beledigen van de metgezellen is het beledigen van de boodschapper van Allah en het beledigen van de Islaam en zelfs het beledigen van de Heer van de dienaren: Allah, Verheven is Hij.
Sheikh Mohammad ibn Saalih al-‘Oethaymien (moge Allah hem genadig zijn) zei: “Het beledigen van de metgezellen is niet alleen maar het grieven van de metgezellen alleen, maar het is ook het kwaadspreken over hen en over de boodschapper van Allah, vrede zij met hem en ook het kwaadspeken over Allah Zijn wetgeving en uiteindelijk ook het kwaadspeken over Allah.
- Wat betreft het kwaadspreken over de metgezellen: dit is duidelijk.
- Wat betreft het feit dat het een belediging is van de boodschapper van Allah, vrede zij met hem: daar de metgezellen die zijn trouwe kameraden waren en zijn volgers volgens de Raafidhah de slechtste onder de schepping zijn!
Er is ook een belediging van de boodschapper van Allah vanuit een ander invalshoek: dat is het verloochenen van de berichtgevingen van de boodschapper van Allah over de deugdzaamheid van de metgezellen en hun meerwaarde.
- Wat betreft het feit dat het een belediging is van de wet van Allah: dat is omdat de tussenpersonen tussen ons en de boodschapper van Allah, vrede zij met hem, de metgezellen zijn. En als hun betrouwbaarheid en rechtvaardigheid wegvalt dat is er geen vertrouwen meer in datgene wat zij hebben overgedragen van de wetgeving van Allah…! En dit is zonder twijfel het beledigen van de wet van Allah.
- Wat betreft het feit dat het een belediging is van Allah: daar dit inhoudt dat Hij Zijn boodschapper heeft gezonden naar de slechtste schepping en hen heeft gekozen voor de kameraadschap van Zijn boodschapper en de dragers van Zijn wetgeving tot de natie van Mohammed, vrede zij met hem. Zie wat de vernietigende gevolgen zijn van het beledigen van de metgezellen van de boodschapper van Allah, vrede zij met hem.
Wij distantiëren ons van de manier van deze kwaadaardige Raafidhah Shie’ah die de metgezellen van de boodschapper van Allah beledigen en haten. Wij zijn van geloofsovertuiging dat het liefhebben van de metgezellen een Fardh is (verplichting). Zo is het nalaten van het beledigen van hen een verplichting. Onze harten – en alle lof is voor Allah – zijn gevuld met de liefde voor de metgezellen vanwege hun oprecht geloof, vroomheid en de verspreiding van de kennis over de Islaam en de steun aan de profeet, vrede zij met hem.
Tevens distantiëren wij ons van de weg van de Nawaasib die de Ahloe al-Bayit kwetsen door middel van een woord of daad. Zie “Madjmoo’ al-Fataawa wa Rasaa-iel” van Ibn ‘Oethaymien (8/616).
Dus het is geen wonder dat geleerden van de Islaam met ketterij oordelen over degenen die afbreuk doen aan de metgezellen van de profeet, vrede zij met hem.
Hetzelfde kan worden gezegd in het beschuldigen van de moeder van de gelovigen ‘Aa-ieshah (met onzedelijkheid), dat dit ketterij, afvalligheid en ongeloof is.
Ten tweede:
Wat betreft de manier van omgaan met je vader:
Het is noodzakelijk om op verschillende manieren de waarheid aan hem te verkondigen en alle middelen te bewandelen in de leiding van hem. Wanhoop niet, noch raak het beu, want hij heeft zich door zijn geloof, zijn woorden en daden zich volledig van de Islaam gedistantieerd. Je dient de zaak aan te pakken wat je voor hem nuttig acht en te begeleiden naar andere dingen, waaronder:
1. Jij moet afstand nemen van zijn geloof, zijn woorden en daden.
2. Beleefdheid in het overbrengen van de waarheid tot hem.
3. Verschillende manieren bewandelen in de Da’wah en het verduidelijken van de waarheid. Het debat dat plaatsvond tussen de Soennieten en de Shie’ieten waren voor hen (Shie’ieten) een mokerslag. Je kunt dit debat gebruiken, wellicht zal dit hem ten goede komen. Je kunt ook gebruik maken van audio-tapes en boeken die genoeg zijn om deze tegenstanders van de metgezellen te weerleggen in hun drogredenen.
4. Het streven dat je vader geen invloed uitoefent op je moeder en je broers, zodat de kring van ongeloof en afvalligheid niet groter wordt.
5. Verdedig jezelf door je goede ethiek, goed gedrag met hem en met je familie.
6. Wanhoop niet aan zijn leiding en blijf Da’wah met hem verrichten door een directe weg en door anderen die je kent die je vertrouwt van de Soennieten.
7. Blijf voor hem smeekbeden verrichten opdat Allah hem leidt en kies de goede tijden hiervoor zoals de laatste derde gedeelte van de nacht en de goede omstandigheden, zoals tijdens de Soedjoed in het gebed.
Geleerden van het permanente comité werd de volgende vraag gesteld: “Hoe dient de omgang te zijn met degene die de drie metgezellen (Aboe Bakr, ‘Oemar en ‘Oethmaan (moge Allah met hen tevreden zijn) lastert en beledigt?”
Zij antwoordden: De metgezellen van de boodschapper van Allah, vrede zij met hem, zijn de beste van deze natie, Allah heeft hen geprezen in Zijn Boek. Allah zegt: “De allereerste (moslims) van de uitkgewekenen (Moehaadjiroen) en de Ansaar en degenen die hen volgden in goede daden. Allah heeft welbehagen aan hen en zij hebben welbehagen aan Hem. Hij heeft voor tien Tuinen (in het Paradijs) bereid waar onder door de rivieren stromen, zij zijn daarin eeuwig levenden. Dat is de geweldige overwinning.” Soerat at-Tawbah (9) aayah 100.
Hij zegt ook: “Voorzeker, het welgevallen van Allah was met de gelovigen toen zij jou trouw zwoeren onder de boom, en Hij wist wat in hun harten was. Toen deed Hij de vrede op hen neerdalen en beloonde Hij hen met een nabije overwinning” Soerat al-Fet-h’ (48) aayah 18, en ander verzen waarin Allah de metgezellen geprezen heeft en de belofte die Hij hen heeft gegeven voor het binnentreden van het Paradijs. Er bestaat geen twijfel dat Aboe Bakr, ‘Oemar, ‘Oethmaan en ‘Aliy behoren tot degenen die als eersten zijn die hier aanspraak op maken en zo ook degenen die trouw gezworen hebben gezworen aan de boodschapper van Allah onder de boom. “…de boodschapper van Allah zei: “Beledig niet mijn metgezellen, al zou iemand van jullie een berg goud uitgeven dan zou dit niet eens de hand vullen van het goud dat een van hen uitgeeft of de helft hiervan.”
Overgeleverd door al-Imaam Moeslim in zijn Sah’ieh’ via Aboe Hoerayrah en Abuu Sa'ied al-Khoedrie en Al-Imaam al-Boekhaarie via Aboe Hoerayrah. Wie de metgezellen van de boodschapper van Allah, vrede zij met hem, beledigend en in het bijzonder de drie: Aboe Bakr, ‘Oemar en ‘Oethmaan heeft zich verzet tegen het Boek van Allah en de Soennah van Zijn boodschapper, vrede zij met hem. Hij heeft zichzelf beroofd van de belofte van vergeving dat Allah heeft beloofd aan degenen die hen volgt, voor hen vergiffenis vraagt en Allah vraagt om geen rancune en haat in zijn hart te laten zijn voor de gelovigen.
En omwille van de eer van deze edele metgezellen dient hij (de vader) geadviseerd te worden en aan de deugd en oprechtheid in de Islaam van de generatie van de metgezellen kenbaar gemaakt te worden. Als hij berouw toont dan behoort hij tot onze broeders in het geloof en als hij doorgaat met het beledigen van de metgezellen dan dient dit verworpen en ontkend te worden en wie niet in staat is met zijn hand en tong de verdorvenheid (Moenkar) te veranderen dan dient hij dit met zijn hart te doen en dit is de zwakste vorm van Iemaan zoals dit bevestigd is in een authentieke overlevering.” Zie “Fataawa al-Islaamiyyah” (1/12).
We vragen Allah om je te helpen en om je standvastig te maken op de weg van de waarheid en om je vader te leiden naar de waarheid.
En Allah weet het beste.