De leugen van Raafidhah over de kwestie van ‘Omar ibn Khattaab en Faatimah moge Allah tevreden met hen zijn.
“Ik hoorde van een Shie’iet dat ‘Omar al-Faarooq, moge Allah met hem tevreden zijn, Faatimah heeft geslagen, en haar huis in brand heeft gestoken en dat zij is gestorven nadat de deur van haar huis op haar viel…. Gelieve mij te verduidelijken in deze zaak met het noemen van bronnen waarin ik dit terug kan vinden. Moge Allah jullie rijkelijk belonen.”
Alle lof is voor Allah.
Allereerst:
De historici en de mensen van Hadieth noemen het incident in de geschiedenis, waarin vermeld wordt dat ‘Omar ibn Khattaab en een groep van zijn metgezellen naar het huis van Faatimah de dochter van de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) ging en hen verzocht om de eedbelofte (al-Bay’ah) aan Aboe Bakr te geven, moge Allah tevreden met hen allen zijn.
Er is een gedeelte uit dit verhaal waarover er een overeenkomst is, dat gekomen is met de juiste keten (Isnaad) en bekend is onder geleerden, net zoals er veel zaken hierover gekomen zijn waarover gelogen is en onterecht toegeschreven zijn aan dit incident.
We hopen dat de lezer alert en wakend is om samen met ons een beeld te krijgen van de gebeurtenis zodat de lezer niet misleidt en op het verkeerde been wordt gezet door leugenaars en vervalsers die ten onrechte zaken toevoegen aan dit incident.
Wat betrouwbaar, authentiek en bekend is, is dat ‘Ali, ‘Abbaas, Fadhl ibn ‘Abbaas, en Zoebayr ibn ‘Awaam de belofte van trouw aan Aboe Bakr in “Saqiefat Banoe Saa’iedah” uitstelden. De reden hiervan was dat zij druk bezig waren met de uitvaart en begrafenis van de boodschapper van Allah(Allah’s vrede en zegen zij met hem). Hun redenatie was dat het niet juist is dat mensen zich bezighielden met de kalifaat terwijl de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) nog niet begraven was. De rest van de metgezellen van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) haastten zich in het aanwijzen van de kalief zodat er voor de moslims geen dag of nacht voorbij ging zonder dat zij een kalief of leider hadden. Hun bedoeling hierbij was dat zij voor de moslims zowel hun religieuze als de wereldse zaken wilden beschermen.
Toen de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) begraven werd trokken ‘Ali ibn Abie Taalib en sommige van de familieleden van boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zich terug in de eerste dagen van het kalifaat van Aboe Bakr. Zij gaven nog niet de belofte van trouw aan Aboe Bakr, en dit was niet uit het oogpunt van onvrede over de kalifaat, noch de afgunst aar Aboe Bakr toe, en ook vormden zij geen oppositie tegen hem, maar zij zagen dat het fout was om snel de trouwbelofte te geven aan Aboe Bakr voordat de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) begraven werd.
Totdat ‘Omar ibn al-Khattaab en een aantal van zijn metgezellen naar het huis van Faatimah, moge Allah met haar tevreden zijn, kwamen en haar verzochten om ‘Aliy, Zoebayr en degenen die met hen waren te informeren over de noodzaak van het geven van de trouwbelofte aan Aboe Bakr. Dit was vanwege het afweren van de Fitnah die er zou kunnen ontstaan wanneer er geen leider zou zijn, en het beschermen van de moslimgemeenschap. Toen zij de volharding van ‘Omar hoorden over deze kwestie haastten zij zich in het verklaren van trouwbelofte aan Aboe Bakr als kalief en leider, en excuseerden zij zich voor hun vertraging met de excuses die zij indienden.
Hij (Aslam) zei: “Toen ‘Omar vertrok kwamen zij (degenen die met hem naar haar gingen) naar Faatimah, en ze zei tegen hen: “Weten jullie niet dat ‘Oemar tot mij was gekomen, en dat hij gezworen heeft indien jullie terugkeren naar mij hij jullie huizen zal verbranden?! Bij Allah, hij zal zijn eed niet verbreken! Gaat in vrede heen en keert niet meer terug naar mij.” Zij vertrokken en kwamen daarna niet meer terug totdat zij de belofte van trouw gaven aan Aboe Bakr.” Overgeleverd door Ahmad in “Fadhaa-iel as-Sah’aabah” (De deugden van de metgezellen) (1/364) en Ibn Abie Shaybah in "al-Moesannaf” (7/432) en van hem overgeleverd door ibn Abie ‘Aasim in “al-Moedhakir wa Tedhkeer” (1/91), tevens overgeleverd door Ibn ‘Abd al-Barr in “al-Isti’aab” (3/975 ) via al- Bazzaar, maar dit is niet te vinden in de gedrukte boeken van al-Bazzaar, ook is dit overgeleverd door “al-Khateeb in " Tareekh Bagdad" (De geschiedenis van Bagdad): (6/75) . Allemaal hebben zij dit overgeleverd via Mohammed ibn Bishr.
Ik zei: “Deze Isnaad is correct, want Mohammed ibn Bishr al-‘Abdi (gestorven in het jaar 203 AH) was betrouwbaar in zijn overleveringen en een Haafidh, hij behoorde tot de overleveraars van de zes boeken (dit zijn Sah’ieh’ al-Boekhaarie, Sah’ieh’ Moeslim, Soenen an-Nasaa-ie, Soenen at-Tirmidzie, Soenan Aboe Daawoed, en Soenen ibn Maadjah), evenals Obaydiellah ibn ‘Oemar al-‘Omari die stierf omstreeks het jaar 143 AH, en Zayd ibn Aslam de knecht van ‘Omar ibn al-Khattaab (gestorven in het jaar 136 AH), evenals zijn vader Aslam de dienstknecht van ‘Omar. In zijn biografie van hem in het boek “Tahdieb at-Tahdieb” (1/266) is gekomen dat hij de tijd van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft meegemaakt, maar hij was niet in de stad al-Medinah ten tijde van de gebeurtenissen van de trouwbelofte.
Er is in sommige sterke vertellingen gekomen dat er sommige geschillen waren tussen ‘Omar ibn al-Khattaab en degenen die met hem waren, en Zoebayr ibn ‘Awaam die met ‘Ali ibn Abie Taalib was, moge Allah tevreden met hem zijn, in het huis van Faatimah, moge Allah met haar tevreden zijn. Maar Allah verhoedde hen van de kwelling van de Shaytaan en heeft hen beschermd tegen het uit de hand lopen van hun geschil en conflict.
Ibraahiem ibn ‘Abdulrahmaan ibn ‘Awf heeft overgeleverd: “’Abdulrahmaan ibn ‘Awf was met ‘Omar ibn al-Khattaab, moge Allah tevreden met hem zijn toen Mohammed ibn Masalamah het zwaard van Zoebayr brak. Hierna stond Aboe Bakr op en sprak de mensen toe en zei: “Bij Allah, ik ben geen dag en nacht ooit geïnteresseerd geweest in het emiraat (leiderschap), en ik was ook niet enthousiast deze te verkrijgen, en heb Allah ook niet in het openbaar of geheim Hem dit gevraagd, maar ik vreesde voor een opruiing, en deze leiderschap geeft mij ook geen rust en comfort, maar ik overzag een belangrijke en geweldige zaak waarvoor ik geen kracht heb deze tot vervulling te brengen behalve met de Kracht en hulp van Allah. Ik wenste dat de sterkste mensen vandaag mijn plaats zouden innemen…” De Moehaadjiroen aanvaarden van hem wat hij zei en waarmee hij zich had verontschuldigd.”
‘Ali, moge Allah tevreden met hem zijn, zei tegen Zoebair: “Het enigste wat ons kwaad maakte is dat wij niet erbij betrokken zijn in het overleg, en wij zien dat Aboe Bakr de meest geschikte persoon is (voor de leiderschap) na de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem), want hij was het die met hem was in de grot toen zij met zijn tweeën waren (hij, moge Allah met hem tevreden zijn, verwijst naar wat genoemd is in de uispraak van Allah (de Verhevene): “Als jullie hem (de profeet) niet helpen: waarlijk, Allah heeft hem reeds eerder geholpen, toen degenen die ongelovig waren hen (uit Mekkah) hadden verdreven, (en) hij de tweede van twee was toen zij zich in de grot bevonden, (en) toen hij tot zijn metgezel (Aboe Bakr) zei: "Treur niet, voorwaar, Allah is met ons." Waarna Allah Zijn rust op hen deed neerdalen en Hij hen bijstand gaf met een leger dat jullie niet zagen. En Hij verlaagde het woord van degenen die ongelovig waren tot het laagste en het Woord van Allah, dat is het hoogste. En Allah is Almachtig, Alwijs.” (Soerat at-Tawbah (9) aayah 40)).En wij weten hoe groot zijn deugdzaamheid en grootmoedigheid is, de boodschapper heeft hem opgedragen om de mensen in hun gebed te leiden terwijl hij (de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem)) nog in leven was!” Overgeleverd door Moesaa ibn ‘Oeqbah in “al-Maghaazie”, en evenals genoemd door ibn Kethier in zijn boek “al-Bidaayah wa n-Nihaayah” (6/302), al-Haakim in "al-Mustadrak" (3/70), en al-Bayhaqiy in "Soenen al-Qoebraa” (8/152), en ibn ‘Aasaakir in “de geschiedenis van Damascus”: (30/287) Ik zei: “En de isnaad van dit verhaal is authentiek, op de voorwaarde van al-Imaam al-Boekhaarie , het is via Ibraahiem ibn al-Moendzier al-Hoezaamie die hoorde van Mohammed ibn Falie tot aan ‘Abdoerrahmaan ibn ‘Awf. Ibn Kethier zei in “al-Bidaayah wa Nihaayah”: de Isnaad van deze overlevering is acceptabel.” Einde citaat.
Imaam az-Zoehrie (overleden in het jaar 124 AH) heeft gezegd: “Er waren mannen van de Moehaadjiroen die boos waren tijdens de eedbelofte van trouw voor Aboe Bakr, moge Allah tevreden met hem zijn, waaronder ‘Ali ibn Abie Taalib, Zoebair ibnoe l-‘Awaam. Zij gingen het huis van Faatimah binnen, de wapens dragend. ‘Oemar was naar hen gekomen, moge Allah met hem tevreden zijn, met een groep van de moslims waaronder: Oesayd, Salamah ibn Salaamah ibn Waqsh, zij behoorden tot de stam van ‘Abd al-Ash-hal”, en er wordt ook gezegd dat Thaabit ibn Qays ibn Shamaas de broer van al-H’aarith ibn al-Khadjoedj bij hen was. Een van de aanwezigen nam het zwaard van Zoebayr en sloeg deze tegen een steen totdat deze brak. Overgeleverd door Moesaa ibn ‘Oeqbah (overleden in het jaar 140 AH) en dit heeft hij overgeleverd van zijn Sheikh az-Zoehrie.
Ik zei: “De overleveringen betreffende hebbend op de biografieën via Moesaa ibn ‘Oeqbah via az-Zoehrie behoren tot de meest authentieke overleveringen. Ibn al-Ma’ien zei: “Het boek van Moessa ibn ‘Oeqbah via az-Zoehrie behoort tot de meest authentieke boeken (in de geschiedenis en het noemen van gebeurtenissen). Imaam Maalik was gewend te zeggen: “Klampt vast aan de al-Maghaazie van de deugdzame man Moessa ibn ‘Oeqbah.” Imaam ash-Shaafi’ie zei: “Er is in de al-Maghaazie niets wat authentieker is dan het boek van Moesaa ibn ‘Oeqbah.”
Az-Zoehrie heeft de gebeurtenis niet meegemaakt, behalve dat zijn overleveringen over het bovenstaande zijn overeengekomen met de authentieke vertellingen, en Allah weet het beste.
En dus is de trouwbelofte voltrokken voor Aboe Bakr, moge Allah tevreden met hem zijn, en eenieder erkende de deugd en de meerwaarde van de ander, en er werd overeengekomen om botsingen en conflicten af te zweren
Een eerlijke lezer vindt niets in de authentieke betrouwbare verslagen van gevechten en botsingen tussen de metgezellen, en ook niet een aanval van sommigen door anderen en zeker niet met betrekking tot Faatimah de dochter van de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem). ‘Omar zei tegen haar: “Er is niemand meer geliefd bij ons na jouw vader dan uzelf.”
De metgezellen kenden maar al te goed de status van de dochter van de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) en haar aanzien ten opzichte van haar vader. Er kan van niemand van de metgezellen gezegd worden dat hij Faatimah dreigde of intimideerde, het enigste wat er was is het onder druk zetten van ‘Ali ibn Abie Taalib en Zoebayr ibn ‘Awwaam zodat zij zich de ernst van het Kalifaat realiseerden en zij niet zouden vertragen in het geven van de belofte van trouw aan Aboe Bakr, en zij zich niet zouden afscheiden van de gemeenschap van de moslims. Toen zij allen beseften dat het vertragen van het geven van de trouwbelofte (terwijl zij geloofden in het recht van het kalifaat van Aboe Bakr) een verkeerde interpretatie was dat kon leiden tot een nog groter kwaad, haasten zij zich in het geven van trouwbelofte met volle tevredenheid en vrije keuze, en zagen zij af van wat zij in eerste instantie ervan vonden. Imaam at-Tabari zei in de verklaring van het breken van het zwaard van Zoebair ibn ‘Awaam tijdens dit incident, zoals gekomen is in "Riyaad an-Nadrah fie Manaaqib al-‘Ashrah”, blz. 115:
"De uitleg van wat er gebeurd is (uitgaande van de authenticiteit ervan) was om de vonk en vuur van opruiing te doven, en de zwaard te laten en zeker niet met de bedoeling om Zoebair te beledigen." Einde citaat.
Ten tweede:
Alles wat meer geschreven en gekomen is meer dan de juiste authentieke verslag hierover is of een vergissing waarin zich sommige vertellers hebben vergist, of een lelijke en opzettelijke leugen.
Een voorbeeld hiervan is wat gekomen is van Soelaymaan at-Taymi en Ibn ‘Awn die zeiden:”Aboe Bakr stuurde naar ‘Ali en hij wilde de belofte van trouw van hem afnemen en hij weigerde. ‘Omar ging daarna naar het huis van ‘Ali en met hem was een grote vuurfakkel. Bij de deur van ‘Ali stond Faatimah en ze zei tegen hem: “O ibn al-Khattaab! Ben je van plan om de deur van mijn huis in de brand te steken?!” Hij antwoordde: “Jazeker! En dit is sterker dan waar jouw vader mee gekomen is.” Toen kwam ‘Ali en hij gaf te belofte van trouw en hij zei: “Wat mij hiervan weerhield is dat ik mijn huis niet wilde verlaten totdat ik de Qor-aan heb gememoriseerd.” Verteld Albulaadhrie ibn Ahmed ibn Yahya (gestorven in het jaar 270 AH) in zijn boek "Ansaab al-Ashraaf” (2/12) editie “Dar al-Yaqadah al-‘Arabiyah”
Wat erop duidt dat deze verslag verkeerd en foutief is, met de eerdere toelichting van de zwakke Sanad van het verhaal zijn de volgende zaken:
1. Hoe kan geloofd worden dat ‘Omar ibn al-Khattaab (moge Allah met hem tevreden zijn) een vuurfakkel draagt naar het huis van Faatimah om haar huis te verbranden en er niets vermeld wordt van het protest van haar echtgenoot ‘Ali ibn Abie Taalib?! ‘Ali stond bekend om zijn dapperheid en kracht, is het dan logisch dat hij zijn vrouw Faatimah laat om ‘Omar te betwisten in wat hij zogenaamd van plan was van het verbranden van hun huis?! En ook nog: waar zijn de Banoe ‘Abdulmoetallib en Banoe Haashim?! Is er dan niemand onder hen die hun dochter, de dochter van de meest edele persoon onder de kinderen van Aadam (Allah’s vrede en zegen zij met hem), kan beschermen en bijstaan?!
2. Uit dit voorgaande verhaal kan afgeleid worden dat ‘Ali gehoor gaf aan het geven van de trouwbelofte voor Aboe Bakr uit angst was voor ‘Omar terwijl hij in beginsel de trouwbelofte heeft geweigerd. En dan, nadat ‘Oemar (zogenaamd) Faatimah komt dreigen en intimideren, geeft hij ineens wel de trouwbelofte…Is het logischerwijs om deze leugen te accepteren?! Is het te vatten dat de dappere held ‘Ali de trouwbelofte afkerig aflegt uit angst voor het dreigement van sommige metgezellen?!
3. In dit bericht is ook een duidelijke tegenstrijdigheid vanwege wat bevestigd is van betrouwbare Sanad dat ‘Ali ibn Abie Taalib, Aboe Bakr met volledige tevredenheid de trouwbelofte gaf en dit was in de moskee waarbij tal van de metgezellen aanwezig waren en hiervan getuigden, zoals Imaam al-Boekhaarie (4240) en Moslim (1759) dit hebben overgeleverd in hun Sah’ieh’ayn. In dit verhaal is tevens tegenstrijdigheid met betrekking tot de eerdere authentieke overleveringen waarin ‘Omar ibn al-Khattaab naar het huis van ‘Ali ging om hem uit te nodigen tot het geven van trouwbelofte aan Aboe Bakr om het mogelijke kwaad dat de natie kon treffen te wenden. Hij had niets bij zich van een vuurfakkel, en ook niet de dochter van de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) gedreigd en geïntimideerd. Hij sprak hun op een respectvolle en waardige manier aan en op de beste wijze.
4. En dan is in de uitspraak van ‘Omar: “Jazeker! En dit is sterker dan waar jouw vader mee gekomen is” waarmee hij (zogenaamd) de boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) mee bedoelde een onbeschoftheid en brutaliteit naar de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) toe. Als dit waarheid zou zijn en dit door ‘Omar gezegd zou worden, dan zouden de metgezellen zich haasten om dit af te keuren en hem hiervoor te straffen. Maar de leugen en verzinsel is duidelijk op te maken in dit verhaal, hiervan zijn de metgezellen verre van en met name ‘Omar ibn al-Khattaab, moge Allah tevreden met hem zijn. Dit kan niet gezegd worden door een doorsnee moslim, laat staan door de metgezellen en in het bijzonder ‘Omar ibn al-Khattaab. Het is bekend van de metgezellen, waaronder ‘Omar, dat zij zeer hoffelijk, respectvol en liefdevol waren voor de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) (en zijn familie).
5. Tot slot: de onderlinge banden tussen de metgezellen behoorden tot de beste banden, zij respecteerden elkaar en er was tussen hen niets anders dan broederschap en genegenheid. Er is in authentieke overleveringen gekomen die overgeleverd zijn door Imaam al-Boekhaarie (3677) en Moeslim (2389) van ibn ‘Abbaas dat hij zei: “Omar werd (na gestoken te zijn) op zijn bed gelegd en de mensen schaarden zich rondom hem, deden de smeekbeden voor hem en spraken de vrede over hem voordat zijn ziel genomen werd en ik was onder hen. Ibn ‘Abbaas zei: “Ik schrok van iemand die mijn schouder vastpakte en ik draaide mij om en het was ‘Ali ibn Abie Taalib. Hij sprak de barmhartigheid over ‘Omar en zei: “Er is niemand waarbij het voor mij geliefder is Allah te ontmoeten met goede daden dan jouw daden. Bij Allah, ik weet zeker dat Allah je zal voegen aan jouw twee boezemvrienden (de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) en Aboe Bakr), en dat is omdat ik zeer vaak de boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) hoorde zeggen: “Ik, Aboe Bakr en ‘Omar kwamen.” “Ik, Aboe Bakr en ‘Omar gingen binnen.” “Ik, Aboe Bakr en ‘Omar vertrokken.” Ik hoop en weet zeker dat Allah jou bij hen zal voegen!”
Ten derde:
Wat de Raafidhah verspreiden en overnemen in hun boeken en hun sites van wat zij van sommige leugenaars van de vertellers overnemen dat ‘Omar ibn al-Khattaab het huis van Faatimah heeft verbrand en haar zo hard heeft geslagen dat zij een miskraam hierdoor kreeg en haar haren ontsluierde zijn allemaal kwaadwaardige leugens. Het zijn leugens waarbij de moslim niet weet of hij bij het horen ervan moet lachen of huilen…Lacht hij bij het horen van deze leugens vanwege de onzin waar geen enkele lezer aan twijfelt?! Want degene die dit verhaal noemt, noemt deze niet met een onafgebroken Isnaad (keten), maar het verhaal wordt genomen uit sommige geschiedenisboeken dat volgestopt is met verhalen met haatdragendheid (naar de metgezellen toe) door sommige leugenaars. Of dient hij te huilen vanwege de verachtelijkheid van het verstand van sommige mensen in het geloven van fabelverhalen en verspreide leugens her en der over de metgezellen, in plaats van hen te verheffen naar de nobelheid en deugdzaamheid waarmee zij bekend waren?! Allah is de beste Getuige, want Hij zegt over de metgezellen: “De allereerste (moslims) van de uitgewekenen (Moehaadjiroen) en de Ansaar en degenen die hen volgden in goede daden. Allah heeft welbehagen aan hen en zij hebben welbehagen aan Hem. Hij heeft voor hen Tuinen (in het Paradijs) bereid waar onder door de rivieren stromen, zij zijn daarin eeuwig levenden. Dat is de geweldige overwinning.” (Soerat at-Tawbah (9) aayah 100).
Sheikh al-Islaam ibn Taymiyyah (moge Allah hem genadig zijn) zei in Minhaadj as-Soennah an-Nabawieyah: 8/208: “Wij weten met zekerheid dat Aboe Bakr nooit ‘Ali of Zoebair heeft aangetast met enige schade, en ook niet Sa’d ibn ‘Oebaadah die zich afzijdig hield van het geven van trouwbelofte. Het enigste wat hierover gezegd kan worden is dat Aboe Bakr het huis van Faatimah inspecteerde om te kijken of er iets nagelaten werd om het vervolgens te geven aan degenen die er recht op hebben onder de moslims. Daarna zag hij dat als hij hen dit voor hen zou laten dit toegestaan zou zijn, omdat het geld van “al-Fay-e” (hierover zegt Allah de Verhevene: “Wat Allah aan buit (al-Fay-e) van hen (o.a. de Bani Nadheer) aan Zijn boodschapper geeft: jullie hebben daartoe geen paarden en geen lastdieren aangespoord. Maar Allah geeft macht aan wie Hij wil en Allah is Almachtig over alle zaken.” (Soerat al-Hashr (59) aayah 6)) is. Maar dat hij hen schade berokkende: dit is iets waar hij zich nooit schuldig aan heeft gemaakt en hierover is er een overeenkomst tussen de geleerden van kennis en religie, maar het zijn de onwetende leugenaars die dit soort verhalen verspreiden en geloofd wordt door de achtelozen van de werelden die beweren dat de metgezellen het huis van Faatimah hebben afgebroken, en haar hebben geslagen tot een miskraam toe. Dit zijn allemaal verzonnen onwaarheden en leugens waarover de geleerden van de Islaam het eens zijn dat het verzinsels over de metgezellen zijn. Dit wordt alleen maar verspreid door hen die dierlijke eigenschappen hebben.” Einde citaat
Wij zeggen dit niet uit onszelf, maar het is na een uitgebreide studie van alles wat er rond dit incident en verhaal de ronde deed van de historici van de Soennah en de Shie’ah. Wat betreft de verslagen van de Soennah: wij hebben reeds de authentieke en zwakke verslagen rond dit incident genoemd.
Wat betreft de Shie’ah: zij hebben dit verhaal en incident in tientallen van hun boeken genoemd waarin niets vermeld staat wat op waarheid gebaseerd is. Wellicht is het oudste boek dat hierover geschreven is het boek van Saliem ibn Qays al-‘Aamerie al-Hilaalie dat “as-Saqiefah” genoemd wordt.
Het verhaal is hiervan genoemd in blz. 385 van de editie van Mohammed Baaqir al-Ansaarie en de Isnaad van dit verhaal is als volgt:
“Abaan ibn Aboe ‘Ayaash citeert van Saliem ibn Qays die zei: “Ik was bij ‘Abdullah ibn ‘Abbaas in zijn huis en met ons was een groep van de groep van ‘Ali, vrede zij met hem. Hij vertelde ons..totdat hij (Abaan) de details van het gelogen verhaal noemt waarin de beschadiging van het huis van Faatimah en het bedreigen van haar, moge Allah tevreden met haar zijn, door de metgezellen genoemd wordt.”
Sheikh al-Moefid zei in zijn boek: “Tasheeh ‘Itiqadaat al-Iemaamiyah” blz. 149-150: “Dit boek is niet betrouwbaar, er is in dit boek sprake van vervormingen en verdraaiingen (van de werkelijkheid), en het is gepast voor de praktiserende niet uit te gaan van wat er geschreven is in dit boek, en over het algemeen niet op te bouwen. De geleerden zouden zich moeten haasten om de overleveringen die erin vermeld zijn te rangschikken naar authentiek en bedorven verzonnen vertellingen en citaten.” Einde citaat.
Het mag duidelijk zijn dat het niet nodig is hieraan wat aan te vullen.
Al-Moesawie zei in zijn boek “Lilaahie thoema Li taarikh” (blz.83): “Wat betreft het boek van Saliem ibn Qays: het is een boek dat gelogen is over Saliem ibn Qays, het is door Abaan ibn Aboe ‘Ayaash geschreven en onterecht toegeschreven aan Saliem.” Einde citaat.
Uitgaande van de authenticiteit van het toeschrijven van het boek tot Saliem, kunnen wij zeggen dat Saliem niet leefde in al-Medinah ten tijde van de kalifaat van Aboe Bakr! Dit is vermeld in alle boeken van de Shie’ah over de biografie van Saliem. Dit is geciteerd door de onderzoeker van het boek van Saliem ibn Qays en dit is Mohammed Baaqir al-Ansaarie op blz. 58. het wordt duidelijk dat er een onderbreking was tussen Saliem ibn Qays en de gebeurtenissen van het incident, men weet niet van wie hij het verhaal genomen heeft of wie het voor hem voorgelogen heeft. Wij kunnen er ook bij vermelden dat in de kennis der hadieth wetenschappen er geen citaten van Saliem zijn dat hij overgenomen heeft van ibn ‘Abbaas. Hij wordt door niemand van de geleerden genoemd als zijnde de student van ibn ‘Abbaas, en het is ook niet bekend dat hij van hem overleveringen hoorde, het is duidelijk dat er helemaal geen verbinding is in de Isnaad van de overlevering tussen Saliem en ibn ‘Abbaas.
Het is ook zo dat de geleerden van de hadieth hebben geoordeeld over Abaan ibn Aboe ‘Ayaash dat hij “Metrook en Moenkar al-ahaadieth” (dat betekent dat er geen Ahaadieth (overleveringen) van hem overgenomen worden) en zwak was. Imaam Ahmed zei:
“De overleveringen worden niet van hem (Abaan) genomen, de mensen hebben al sinds een lange tijd zijn overleveringen niet overgeleverd.” Hij zei ook: “Zijn overleveringen worden niet opgetekend en opgeschreven, hij was een “Moenkar al-ah’aadieth”. Ibn Ma’ien zei: “Zijn overleveringen stellen niets voor.” Ibn al-Medienni zei: “Hij was zwak.” Shoe’bah zei: “Ibn Aboe ‘Ayaash loog in de overleveringen die hij overleverde.” Zie “Tahdieb at-Tahdieb” (1/97-101).
Ten vierde:
Als wij zelfs van de geleerden van de Shie’ah citeren dat zij dit verhaal en incident verloochenen dat verteld is door hun historici, blijft er dan nog enig bewijs en argument voor iemand om het verhaal nog te geloven?!
Imaam van de al-Iemaamiyah Mohammed Hussein aal Kaashif al-Ghitaa, die behoort tot hun vooraanstaande imams, zei in zijn boek “Djanat al-Ma-ewaa”, blz. 135:
“Maar de kwestie van het slaan van Faatimah az-Zahraa-e op haar wangen: dit is wat niet door mij persoonlijk aanvaard kan worden en mijn verstand niet kan vatten. De mensen hebben gewetensbezwaar wanneer zij deze grote misdaad zouden plegen. Bij de Arabische tradities en onwetendheid, dat bevestigd is door de islamitische wet, is het met klem weerhouden van het slaan van een vrouw..In sommige woorden van de leider van de gelovigen (‘Ali ibn Abie Taalib): “Wanneer een man in de tijd van de Djaahilyyah een vrouw sloeg bleef de schande ervan hem achtervolgen tot aan zijn nakomelingen…!!”
Ik vraag Allah om de dwalende te leiden naar de weg van waarheid en juistheid.
En Allah weet het beste.
Sheikh Mohammed Saalih’ al-Moenaddjied