Vraag & Antwoord

Is Faatimah onfeilbaar?

Kan er van de boosheid van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) afgeleid worden dat de boosheid van Faatimah een bewijs is dat zij onfeilbaar is (Ma’soomah)? 

“Er is door de Shie’ah aangehaald dat zij zeggen dat de boosheid van Faatimah betekent dat zij onfeilbaar is, de woorden van de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem): “Faatimah is een deel van mij, wie haar boos maakt heeft mij boos gemaakt” als argument nemend. Ze zeggen dat de boosheid van Faatimah de boosheid van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) inhoudt, en de boosheid van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) is de Boosheid van Allah, dus is het zo dat Faatimah’s boosheid betekent dat zij feilloos is…” Hoe kunnen wij een antwoord geven op dit vermoeden?” 

Alle lof zij Allah: 

De Shie’ieten zijn een volk dat koppig redetwist, ze zaaien twijfels en vermoedens en maken deze groot totdat zij beweren dat het feiten zijn, en dan gooien ze in het doorsnee publiek om hen hiermee de dwaling in te slepen. Maar wie begunstigd is door Allah, de Almachtige met de kennis in de religie, en vragen aan geleerden, is zonder twijfel in staat om hun leugens en vermoedens te onthullen aan de mensen, waaronder datgene wat door de vraagsteller gesteld wordt. Het antwoord op deze vermoedens is vanuit verschillende invalshoeken: 

Allereerst: 

De Shi’ieten gebruiken deze overlevering, en beargumenteren ermee wat de vrager noemt, dit om met deze redenering te stellen dat Aboe Bakr (moge Allah met hem tevreden zijn) Faatimah boos heeft gemaakt toen hij weigerde Faatimah de erfenis van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) te geven. Als dit zo is (bij hen), dan is het zo dat Aboe Bakr Faatimah boos heeft gemaakt, en als hij Faatimah boos heeft gemaakt dan heeft hij de boodschapper van Allah boos gemaakt, en dus heeft hij Allah boos gemaakt!! Dit behoort tot hun  onwetendheid, kwaadheid en dwaling, want de overlevering is oorspronkelijk gekomen met betrekking tot ‘Aliy. Imaam al-Boekhaari en Moslim hebben van Miswar ibn Makhramah overgeleverd dat hij zei: " ‘Aliy diende een huwelijksaanzoek aan bij de dochter van Aboe Djahl aan, en Faatimah hoorde dit. Zij ging naar de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) en zei tegen hem: “Jouw volk beweert dat je niet boos wordt om jouw dochters, en dit ‘Ali die de dochter van Aboe Djahl ten huwelijk vraagt…” De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) stond op en ik hoorde hem toen hij zei: “Voorts… Ik heb mijn dochter gehuwd aan  Aboe al-‘Aas en hij was waarheidsgetrouw. Faatimah is een deel van mij en houdt er niet van dat iemand haar kwetst. Bij Allah, in een huis zal niet de dochter van de boodschapper van Allah en de dochter van de vijand van Allah (Aboe Djahl) samenkomen onder één man!” Daarna liet ‘Ali de huwelijksaanzoek bij de dochter van Aboe Djahl varen.” In een andere versie van Imaam al-Boekhaarie “Faatimah is een deel van mij, wie haar boos maakt heeft als het ware mij boos gemaakt!” Overgeleverd door al-Boekhaarie 3523, 3556 en Moeslim 2449.  

Als wij kijken naar deze overleveringen, dan, als er iemand wat te verwijten valt, zou dit ‘Aliy zijn (moge Allah tevreden met hem zijn), want de reden van deze overlevering was zijn interesse om de dochter van Aboe Djahl ten huwelijk te vragen, waar Faatimah (moge Allah tevreden met haar zijn) boos om werd. Als de Raafidhah deze overlevering als argument en bewijs nemen in het verwijten en kwalijk nemen van Aboe Bakr, dan is dit zonder twijfel een bewijs van hun onwetendheid en onrechtvaardigheid en hun misleidingen van de mensen. Want, als er iemand te verwijten valt, dat zou dit ‘Ali als eerste zijn en niet Aboe Bakr (Maar beiden valt niets te verwijten (moge Allah met hen beiden tevreden zijn)).

Ten tweede: 

De boosheid dat genoemd is in de overlevering is gebaseerd op een specifieke reden die wij eerder hebben aangehaald, en niet zozeer dat de boosheid van Faatimah een bewijs is dat zij feilloos is of iets dergelijks wat de Shie’ieten claimen (feilloosheid is alleen voor de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) en niemand anders van zijn Oemmah). De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) hield serieus rekening met de gevoelens van zijn dochter, wat haar boos maakte, maakte hem ook boos. Dit is wat gekomen is in de overlevering van Imaam Moeslim: “Faatimah is een deel van mij, ik wordt gekwetst door wat haar kwetst.” Dit is een kwetsing van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem), en heeft niets te maken met onfeilbaarheid van Faatimah zoals beweert wordt door de Raafidhah.

Ten derde: 

De boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft in andere authentieke overleveringen gezegd: “Wie mij gehoorzaamt heeft Allah gehoorzaamt en wie mij boos maakt heeft Allah boos gemaakt, en wie degene die ik als Emier aanstel gehoorzaamt heeft als het ware mij gehoorzaamt, en wie hem ongehoorzaam is, is mij ongehoorzaam.” Overgeleverd door al-Boekhaarie (6718) en Moslim (1835).

En hierover is er een overeenkomst (zelfs bij de Raafidhah) dat het niet vereist dat de Emir en leider onfeilbaar is. Het was zelfs zo dat sommige Emiers die door de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) als leidinggevende gestuurd werden over een leger fouten maakten in zaken die geweten worden aan de hand van het Boek van Allah en de Soennah van de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem). Een voorbeeld is wat door ‘Aliy is overgeleverd: “De boodschapper van Allah stuurde een legereenheid en als leider een man van de Ansaar aanstelde met het bevel hem te gehoorzamen. Deze leider werd nadien boos en zei: “Heeft de profeet jullie niet bevolen om mij te gehoorzamen?!” Ze zeiden: “Jawel.” Hij zei: “Verzamel voor mij  brandhout”, en dit verzamelden zij. Hij gaf opdracht om deze aan te maken en dit deden zij. Hij gaf hen het bevel om het vuur binnen te gaan en zij aarzelden. Sommige van hen hielden anderen vast om niet in het vuur te geraken terwijl ze zeiden: “Wij vluchten van het vuur naar de boodschapper van Allah!” Dit bleven zij zeggen totdat het vuur doofde en tegelijkertijd ook de boosheid van hun leider. Dit bereikte de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) en hij zei: “Als zij het vuur binnen waren getreden zouden zij deze niet verlaten tot aan de Dag der Opstanding! Gehoorzaamheid is in ‘al-Ma’roef’(een zaak dat goed is en toegestaan).” Overgeleverd door al-Boekhaarie (4085), en Moeslim (1840). Daarom heeft de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) gehoorzaamheid gekoppeld aan ‘al-Ma’roef’. Daarom is het zo dat als de boosheid van Faatimah de boosheid van de profeet inhoudt, dit gekoppeld moet zijn aan ‘al-Ma’roef’, hierover is er een overeenkomst tussen geleerden. Als de boosheid van Faatimah haaks tegen de wetgeving van Allah zou zijn, dan is ‘al-Ma’roef’ het toepassen van de wetgeving van Allah ook al houdt dit de boosheid van Faatimah (moge Allah met haar tevreden zijn) in. Daarom zei de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem): “Als Faatimah de dochter van Mohammed zou stelen, zou ik haar hand amputeren.” Hij zei ook tegen zijn dochter: “O Faatimah, dochter van Mohammed, koop jezelf vrij (van de straf de Dag der Opstanding), ik bezit helemaal niets voor jou (op deze Dag), vraag mij wat je wilt van mijn bezittingen en ik geef het jou.” Dit betekent dat Faatimah (moge Allah tevreden met haar zijn) niet onfeilbaar (Ma’soomah) was.” Einde citaat uit “Minhaadj as-Soennah an-Nabawieyah 4/250. 

En Allah weet het beste.

Sheikh Mohammed Saalih’ al-Moenadjied (moge Allah hem beschermen). 


AL.ISLAAM.COM
Uw mobiele kennisbron over de Islaam

BESCHIKBAAR OP DE VOLGENDE APPARATEN