De geleerden van het permanente comité werden de volgende vraag gesteld:
“Behoort de manier van Shie’ ah “al-Imaamiyah” tot de islaam? En wie is degene die het heeft geïntroduceerd? Omdat de Shie’ah hun leer toeschrijven aan de rechtgeleide Khaliefah ‘Ali?”
Alle lof is voor Allah.
Het antwoord van hen was als volgt: "De leer van “Shie’ah al-Imaamiyah” is een leer dat geïnnoveerd is in de Islaam zowel in fundamenten (Oesoel) als in de Foroo’ (vertakkingen). Wij raadden je aan het boek ““al-Khoetoet al-‘Areedah” te lezen of het boek “Moekhtasar at-Toehfah “al-Ithay ‘Asharuyah”, of het boek : Minhaadj as-Soennah” van Sheikh al-Islaam. In dit laatste boek zijn veel van hun innovaties verduidelijkt en weerlegd.” Einde citaat. Abdulaziz ibn ‘Abdullah ibn Baaz. Abdarzaaq al-‘Afifi. Abdullah al-Ghoedayaan. "Zie Fataawa al-Ladjna ad-Daa’iemah (Permanent comité voor het uitvaardigen van Fataawa: 2/377).
Ten tweede:
Het is duidelijk dat deze leer valsheid en leugen is, en in tegenstelling is met de leer van Ahloe Soennah wal Djamaa’ah, en van niemand van hen wordt deze valse geloofsovertuiging aanvaard, noch van hun geleerden of het gewone publiek.
De imams die zij als leiders nemen en waarvan zij hun naam hebben afgeleid, zijn verre en onschuldig van deze leugens en valsheid.
Hier zijn de namen van deze imams:
1 – ‘Ali ibn Abie Taalib, moge Allah tevreden met hem zijn, hij stierf als martelaar in het jaar 40 AH .
2 – Hassan ibn ‘Ali, moge Allah tevreden met hem zijn (3 – 50 AH).
3 – Hussein ibn ‘Ali, moge Allah tevreden met hem zijn (4 - 61 AH).
4 – ‘Ali Zin al-‘Aabidien ibn Hussein (38 – 95 H) en hem noemen zij als bijnaam “as-Sadjaad”.
5 – Mohammed ibn ‘Ali Zin al-‘Aabidien (57 -114 AH) en hem noemen zij “al-Baaqir”.
6 – Dja'far ibn Mohammad al-Baaqir (83- 148 AH) en hem noemen zij “as-Saadiq”.
7 – Moessa ibn Ja'far al-Saadiq (128- 183 AH) en hem noemen zij “al-Kaadhim”.
8 – ‘Ali ibn Moessa al-Kaadhim (148 -203 AH) en hem noemen zij “ar-Ridaa’.
9 – Mohammed al-Jawaad ibn ‘Ali ar-Ridaa’ (195 - 220 Ah) en hem noemen zij “at-Taqiey”.
10 – ‘Ali al-Haadi ibn Mohammad al-Djawaad (212- 254 AH) en hem noemen zij “an-Naqiey”
11 – Hassan al-‘Askarie ibn ‘Ali al-Haadie (232-260 AH) en hem noemen zij “az-Zakiey”.
12 – Mohammad al-Mahdi ibn Hassan al-‘Askari, en hem noemen zij “al-Qaa-iem al-Moentadhar”.Zij beweren dat hij een grot in Saamoerra (Irak) binnen is gegaan. De geleerden zeggen dat hij tegenwoordig niet bestaan en ook niet in leven is, maar een van de verzinsels en leugens van de Shie’ieten is. Zie: “al-Mawsoe’ah al-Moeyassarah” (1/51).
Ibn Kethier (moge Allah hem genadig zijn) zei in zijn boek “al-Bidaayah wa Nihaayah” (Het begin en het einde: 1/177): "Wat zij beweren en geloven van het verdwijnen in de grot van Saamoerra is een obsessie en waanvoorstelling in het hoofd en geen werkelijkheid, het is noch door het oog gezien noch zijn er aanwijzingen en sporen die hierop duiden.” Einde citaat.
Ibn Taymiyyah (moge Allah hem genadig zijn) verdeelt de “al-Ithnay ‘Ashariyah” in vier groepen:
De eerste groep:
‘Ali ibn Abie Taalib, Hassan, en Hussein, zij behoren tot de edele metgezellen, er wordt niet getwijfeld aan hun deugd en hun imaamschap, maar er zijn vele anderen van de metgezellen die hun evenaren in deugdzaamheid en imaamschap. Er zijn zelfs onder de metgezellen die zelfs beter zijn met bewijzen die gekomen zijn van de boodschapper van Allah Allah’s vrede en zegeningen zij met hem (zoals Aboe Bakr en ‘Omar).
De tweede groep:
‘Ali ibn Hussein, Mohammed ibn ‘Ali al-Baaqir en Ja'far ibn Mohammad as-Saadiq, en Moussa ibn Ja’far, en deze behoren tot de betrouwbare geleerden. Zie “Minhaadj as-Soennah” (2/243, 244).
De derde groep:
‘Ali ibn Moesa ar-Ridaa’, en Mohammad ibn ‘Ali ibn Moesa al-Djawaad, ‘Ali ibn Mohammed Al’askari, en Hassan ibn ‘Ali ibn Mohammed al-Askari. Sheikh al-Islaam zei over hen: "Er is niet bekend dat zij behoorden tot de mensen van kennis waarvan de natie profijt heeft gehad. Zij waren net als hun soortgenoten van de Hashemieten zij hebben een status binnen de natie, zij hebben kennis van wat ze nodig hebben in de Islaam en de religie wat ook hun soortgenoten hebben. En dit is wat geweten wordt door vele moslim, maar het was niet bekend dat zij behoorden tot de grote geleerden waarvan kennis genomen wordt zoals de moslims kennis hebben genomen van de tweede groep. En als de moslims kennis bij hen vonden dan hadden zij deze van hen genomen, omdat de zoeker naar kennis weet wat zijn bedoeling is en van wie hij kennis dient te nemen.” Zie “Minhaadj as-Soennah” (6/387).
De vierde groep:
Mohammed ibn Hassan al-‘Askari, de verwachte al-Mahdie. En deze bestaat niet zoals eerder is genoemd.
En Allah weet het beste.
Sheikh mohammed Saalih al-moenadjied.