Bismillah Arahmani Arahim
Hoe dienen we ons te gedragen in de moskee, wanneer wij de Adzaan horen? Is het tevens toegestaan om te spreken over wereldlijke zaken en de Salaam te geven wanneer de we Adzaan horen? wassalam
Sheikh Mohammed Saalih' Al-Moenadjjid antwoordde op deze vraag met het volgende:
In de naam van Allah de Erbarmer de Meest Barmhartige
Al-H'aakim heeft overgeleverd in Al-Moestadrak, dat Anas ibn Maalik heeft gezegd, dat de profeet zei: "er zal een tijd komen, waarin mensen kringen zullen vormen in de moskee?n en zij zullen geen andere bezigheid dan deze wereld hebben. Allah heeft geen behoefte aan deze mensen, dus zit niet met hen." Dit is een Sah'ieh' h'adieth.
Deze h'adieth verklaart dat deze daad afgekeurd wordt, omdat moskeeën niet gebouwd zijn voor dit doeleinde. Allah heeft ons opgedragen om Hem in de moskeeën gedenken, erin te bidden en daden ter aanbidding - zoals i'tiekaaf (terugtrekken van de buitenwereld voor aanbidding van Allah), dzikr, het reciteren van Qor-aan en het zoeken van kennis- erin te verrichten.
Tevens zijn er overleveringen, waarin wordt opgedragen, om de woorden van de moeadhien tijdens de Adzaan te herhalen. Sommige mensen verrichten deze moestah'ab (aangeraden) handeling niet en zij realiseren niet hoeveel beloningen zij hierdoor mislopen. Wat voor soort harten hebben deze mensen?! Zij horen de gedenking van Allah en keren zich weg van Hem. Het is alsof het geen enkel invloed heeft op hun harten, zodat ze Allah gaan vrezen en zich gedwongen voelen om naar de woorden van de Adzaan te luisteren.
In een h'adieth overgeleverd door Imaam Moesliem, in zijn Sah'ieh' (nr. 384), zien we dat 'Amr ibn al-'Aas zei, dat hij de profeet heeft horen zeggen: "wanneer iemand van jullie de Moe-edzien hoort, laat hem dan iets soortgelijks zeggen en zend vervolgens zegeningen op mij. Degene die namelijk zegeningen over mij uitspreekt, Allah zal zegeningen in tienvoud naar hem terugzenden. Vraag Allah vervolgens, dat Hij mij al-Wasielah zal schenken; al-Wasielah is een status in het Paradijs, dat slechts door een dienaar van Allah bereikt zal worden en ik hoop dat ik diegene ben. Degene die al-Wasielah vraagt voor mij, zal mijn bemiddeling ontvangen worden op de Dag des Oordeels."
Wat betreft het groeten met de salaam en het schudden van handen, er is niets mis met deze handelingen. Er bestaat geen conflict tussen het verrichten van deze handelingen en het beantwoorden van de Moe-edzien, omdat een persoon al deze handelingen gelijktijdig mag verrichten.
Moslims dienen te voorkomen, dat zij handelingen verrichten die beledigend zijn of de mensen in de moskee storen. Dit includeert ook het storen van de mensen die lezen uit de Qor-aan en de mensen die het gebed of dzikr verrichten. Het is een zondige daad (sayi-ah) om de mensen in de moskee te storen door te praten over wereldlijke zaken, omdat dit moslims afleidt van het correct verrichten van daden ter aanbidding. Het storen van andere mensen is niet toegestaan, zelfs niet als mensen worden gestoord door het hardop lezen van de Qor-aan, laat staan door het praten over wereldlijke zaken.
Ah'mad ibn Shoe'ayb an-Nasaa-ie heeft in As-Soenen Al-Koebra (5/32) onder het hoofdstuk 'Dzikr Qawl An-Nabie' de volgende h'adieth geplaatst: "Laa yadjhar ba'dhoekoem 'ala ba'dhin fi-l Qor-aan" De vertaling van deze overlevering is: "niemand van jullie dient te concurreren in het hardop lezen van de Qor-aan". (Deze h'adieth is overgeleverd door Aboe Haaziem at-Timar van Al-Bayadie) Aanleiding van deze h'adieth, is dat de profeet naar buitenkwam en zag dat mensen het gebed aan het verrichten waren, waarbij ze reciteerden met harde stemmen. Hij zei hierover: "degene die het gebed verricht, heeft een gesprek met zijn Heer. Laat hem dus denken over wat hij zegt tegen Hem. Concurreer niet met elkaar in het hardop reciteren van de Qor-aan."
Ibn Al-H'aadj zei met betrekking tot de manieren van de moslim, wanneer hij zijn huis verlaat om naar de moskee te gaan: "hij dient te intentie te hebben, om nutteloze spraak over datgene dat hem niet aangaat te vermijden. Er is namelijk een overlevering waarin gezegd wordt dat het spreken in de moskee over iets buiten de handelingen voor het Hiernamaals, als vuur op droog hout is; het verteert h'asanaat (goede daden). Een moslim dient nutteloze spraak dus te vermijden, uit vrees dat hij zijn goede daden hierdoor verdwijnen.
(al-Madkhal door Ibn Al-H'aadj, deel 1, as-Soennah fi-l-Mashyi ila l-Masjid)
^