Wat is de betekenis van de h'adieth 'Wij zijn een ongeletterd volk, wij lezen en schrijven niet?' Is dit in tegenstrijd met wat de moslims tegenwoordig doen met betrekking tot het volgen van onderwijs?
In de naam van Allah de Barmhartige de Genadevolle
Geprezen zij Allah. De bewoordingen van de h'adieth is niet zoals die in de vraag is vermeld. De h'adieth gaat echter als volgt: Er is overgeleverd van Ibn "Oemar (moge Allah tevreden over hem zijn) dat de profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem) gezegd heeft: "Wij zijn een ongeletterd volk, we schrijven en rekenen niet. De maand is zo en zo, m.a.w. soms negenentwintig en soms is het dertig." (Overgeleverd door Al-Boekhaarie 1814, Moeslim 1080)
Deze h'adieth is overgeleverd betreffende de kwestie van de aanvang van de maanmaand, en het toont aan dat er geen behoefte is om zich te begeven tot astronomische berekeningen om te weten wanneer de maand begint. We dienen af te gaan op het zien van de nieuwe maan, dan weten we dat de maand op dat moment begonnen is.
De h'adieth is geciteerd om uit te leggen dat we moeten vertrouwen op het bezichtigen van de maan en niet op berekeningen. En de h'adieth is er dus niet om de Oemmah aan te sporen om onwetend te blijven en niet te leren rekenen en het leren van alle andere nuttige wetenschappen. Deze h'adieth is dus niet tegenstrijdig aan wat moslims tegenwoordig doen in het volgen van onderwijs in de verschillende wetenschapsvakken die in hun wereldlijke belangen van nut kunnen zijn.
Islaam is de religie van kennis; het roept op tot kennis en het verplicht elke moslim om te leren wat Allah hem heeft opgelegd en om de regels van de Sharie'ah te leren die hij nodig heeft over daden van aanbidding en omgaan met anderen. Wat betreft wereldlijke wetenschappen, zoals geneeskunde, bouwkunde, en landbouwkunde, dienen de moslims al het hetgeen te leren wat de Oemmah behoort te weten. Wanneer de moslims een naald willen vervaardigen, dan dient er iemand onder hen te zijn die kan onderwijzen hoe men deze naald kan maken.
Sheikh al-Islaam Ibn Taymiyyah schreef een zeer succesvolle verhandeling van deze h'adieth; er zal hier een selectie volgen van zijn commentaar hierop: "Het gezegde 'Wij zijn een ongeletterd volk' vraagt niet van hen om zo (d.w.z. ongeletterd) te zijn. Zij waren al ongeletterd voordat de Islaam kwam, zoals Allah zegt (interpretatie van de betekenis): "Hij is Degene Die bij de ongeletterden een Boodschapper uit hun midden zond.." (Al Djoemoe'ah (62), aayah 2)
"En zeg tegen degenen die het Boek gegeven is en de ongeletterden: "Geven jullie je over (aan Allah)?" (Soerat Aal-'Imraan (3), aayah 20)
Echter, dit was hoe zij waren voordat de profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem) naar hen gezonden werd, hen was dus niet bevolen om zo te zijn. Zij werden inderdaad bevolen om zich vast te houden aan een aantal implicaties van deze ongeletterdheid, maar zoals we zullen zien, waren zij in geen enkel opzicht bevolen om in de situatie te blijven waarin zij verkeerden...
Onder het volk waarnaar Allah hem (Allah's vrede en zegen zij met hem) gezonden heeft waren enkelen die heel wat konden lezen en schrijven, net zoals deze zich onder zijn metgezellen bevonden. Er waren ook sommigen die konden rekenen. De profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem) is met een aantal verplichtingen gezonden, welke ook het rekenen insluit. Er is overgeleverd dat toen de persoon die hij had aangesteld voor de zorg van Zakaat, Ibn al-Latabiyyah naar hem toe kwam, hij de totale hoeveelheid rekende van hetgeen verzameld was. Hij (Allah's vrede en zegen zij met hem) had ook een aantal schrijvers zoals Aboe Bakr, "Oemar, 'Oethmaan, 'Ali, Zayd en Moe'aawiyah, die de Openbaring opschreven, en de contracten en zijn brieven naar de mensen naar wie Allah hem had gezonden, zoals de koningen van de aarde en de leiders van bepaalde groepen en zijn werkers, gouverneurs etc, opschreven. Allah zegt in Zijn Boek (interpretatie van de betekenis): "...opdat jullie de jaartelling zouden kennen en de (tijds-)berekening." (Yoenoes (10), aayah 5; al-Israa-e (17), aayah 12)
Dit is in twee plaatsen in de Qor-aan vermeld, waarin Allah ons vertelt dat Hij (de zon en de maan) geschapen heeft opdat de berekeningen duidelijk voor ons mochten zijn.
Het woord 'oemmie' (ongeletterde of analfabeet) komt van dezelfde stam als het woord 'Oemmah'(natie). Het verwijst naar iemand die niet onderscheiden is van de rest van de mensen door te weten hoe te lezen en te schrijven. Het is verwant aan het woord 'aami, welke gebruikt wordt om een gewone persoon (een van de 'aammah of massa's) te beschrijven die niet van hen onderscheiden wordt doordat hij de kennis bezit die zij niet hebben. Er is ook gezegd dat het woord 'oemmie' verbonden is aan het woord 'oemm' (moeder), omdat hij niet meer geleerd heeft dan zijn moeder hem onderwezen heeft enzovoorts.
De onderscheiding die hem van de rijen van de gewone, ongeletterde mensen haalt naar de rijen van degenen die gespecialiseerde kennis bezitten zou soms een weldaad op zich kunnen zijn, zoals in het geval van degenen die de Qor-aan lezen en de betekenis ervan begrijpen, of het zou een middel kunnen zijn dat helpt om dat niveau van weldaad te bereiken, zoals wanneer een persoon onderscheiden is van de rest omdat hij in staat is te lezen en te schrijven. Degene die die kennis dus gebruikt om te streven naar perfectie dient geprezen te worden, terwijl degene die het verwaarloost of het gebruikt voor slechte doeleinden veroordeeld dient te worden.
En als je het doel kan bereiken zonder deze middelen (d.w.z. lezen/schrijven/rekenen) te gebruiken, dan is dat zelfs volmaakter en beter.
Aldus is het duidelijk dat het onderscheiden zijn van de ongeletterden uit twee soorten bestaat. Het eerste volk waarnaar de profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem) gezonden was, waren de Arabieren, middels wie de Boodschap verkondigd werd naar alle anderen volkeren, omdat het in hun taal was gezonden. De meeste van hen waren ongeletterd, en zij waren niet bevoordeeld met het bezit van kennis of een geschrift etc, maar toch waren zij meer bereid te leren dan andere volkeren.
Zij waren als een omgeploegd veld dat klaar was om bezaaid te worden, maar er was niemand die deze taak kon vervullen en zij hadden geen geschrift die zij konden lezen dat van Allah geopenbaard was, zoals de Mensen van het Boek hadden, of enige analytische wetenschap zoals de Sabiers en anderen hadden. Schrijven deed zich voor onder hen, maar wel in een zeer geringe mate. Zij hadden wat kennis wat verkregen kan worden door een gezond verstand, maar wat een individu niet onderscheidt van enig andere ongeletterde persoon; zij kenden bijvoorbeeld de Schepper, en zij hadden goede karakters die zij hoog achtten, en zij hadden enige kennis van astronomie, genealogie en dichtkunst. Zij verdienden het dus in alle opzichten om ongeletterd genoemd te worden, zoals Allah zei betreffende hen (interpretatie van de betekenis): "Hij is Degene Die bij de ongeletterden een Boodschapper uit hun midden zond..."(Soerat Al Djoemoe'ah (62), aayah 2)
"En zeg tegen degenen die het Boek gegeven is en de ongeletterden: "Geven jullie je over (aan Allah)?"" (Soerat Aal-'Imraan (3), aayah 20)
De ongeletterden of de analfabeten werden dus beschreven als tegengestelden van de Mensen van het Boek, want de 'kitaabie' (iemand van de Mensen van het Boek) is iets anders dan de 'oemmie' (ongeletterde).
Toen hij (Allah's vrede en zegen zij met hem) onder hen werd gezonden, werd het verplicht voor hen om het Boek te volgen die hij gebracht had en over zijn betekenissen na te denken, het te begrijpen en ernaar te handelen. Allah maakte het Boek een uitleg voor alle dingen, en hun profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem) onderwees hen alles, zelfs de manier waarop zij zich moesten ontlasten. Zij werden mensen van een Boek en mensen der kennis. Waarlijk, zij werden zelfs degenen met de meeste kennis en de beste van de mensheid wat betreft heilzame kennis. Zij verloren het kenmerk van afkeurenswaardige en onvolmaakte ongeletterdheid, welke het gebrek was aan kennis en aan een geopenbaarde Boek, en zij verwierven kennis van het Boek en wijsheid. Zij erfden het Boek, zoals Allah zei betreffende hen (interpretatie van de betekenis): "Hij is Degene Die bij de ongeletterden een boodschapper uit hun midden zond, die hun Zijn Verzen voordroeg, en die hen reinigde, en die hun het Boek en de Wijsheid onderwees, terwijl zij daarvoor in duidelijke dwaling verkeerden." (Soerat al-Djoemoe'ah (62), aayah 2)
Zij waren in alle opzichten van het woord ongeletterd, maar toen hij hen het Boek en al H'ikmah onderwees, zei Allah over hen (interpretatie van de betekenis): "Daarna deden Wij degenen die Wij verkozen van Onze dienaren het Boek erven. En onder hen zijn er die zichzelf onrecht aandoen, en onder hen zijn er die gematigd zijn, en onder hen zijn er die wedijveren in de goede werken.." (Soerat Faatir (35), aayah 32)
"En dit is een Boek dat Wij hebben neer gezonden als een zegen, volgt het daarom en vreest (Allah), hopelijk zullen jullie begenadigd worden. Opdat zij geen argument zullen hebben om te zeggen: "De Schrift is slechts neer gezonden aan de twee groepen (joden en christenen) voor ons, en wij hebben zeker geen acht geslagen op hun leringen." Of dat zij zeggen: "Als de Schrift aan ons was neer gezonden, dan zouden wij zeker rechter geleid zijn dan zij." [Soerat al-An'aam (6), aayah 155-157]
En Allah beantwoordde de smeekbede van al Khaliel (Ibraahiem) voor hen, toen hij zei (interpretatie van de betekenis): "Onze Heer! En zend tot hen een boodschapper van hun (eigen volk), die hun Uw Verzen voordraagt en die hen het Boek (de Qor-aan) en de Wijsheid onderwijst en die hen reinigt. Voorwaar, U bent de Almachtige, de Alwijze." [Soerat al-Baqarah (2), aayah 129]
Er zijn dus soorten van ongeletterdheid die h'araam zijn, soorten die makroeh zijn en soorten die een tekortkoming zijn waarbij het beter is het na te laten. Een persoon die niet weet hoe hij al Faatih'ah moet lezen of enig ander deel van de Qor-aan, wordt door de foeqahaa-e in hun verhandeling over de Salaat (het gebed) een 'oemmie (ongeletterde) genoemd, het tegengestelde hiervan is een 'qaari' (iemand die kan lezen of reciteren). Zij zeggen: het is niet correct voor een 'qaari' om door een oemmie geleid te worden in het gebed, maar het is echter wel toegestaan voor een oemmie om een andere oemmie in het gebed te leiden; en zij bespreken ook andere kwesties van dergelijke aard. Wat zij hier met 'oemmie' bedoelen is iemand die niet kan lezen wat noodzakelijk is, ongeacht of hij nou wel of niet kan lezen en rekenen.
Deze ongeletterdheid bevat ook het verwaarlozen van wat verplicht is, waarvoor een persoon gestraft zal worden als hij in staat is het te leren maar hij doet dit niet.
Er bestaat ook een soort van ongeletterdheid dat afkeurenswaardig is, zoals datgene wat Allah beschreven heeft in het geval van de Mensen van het Boek, toen Hij zei (interpretatie van de betekenis): "En er zijn ongeletterden onder hen die de Schrift (de Tawraat) niet kennen, behalve door kletspraat en zij vermoeden slechts." [Soerat al-Baqarah (2), aayah 78]
Dit is een beschrijving van iemand die het woord van Allah niet begrijpt, noch ernaar handelt, het enige wat hij doet is het reciteren. Al H'asan al-Basri zei: "De Qor-aan is geopenbaard om ernaar te handelen, dus recitatie brengt met zich mee dat men ernaar handelt. De oemmie zou in dit opzicht de letters van de Qor-aan kunnen lezen etc, maar hij begrijpt het echter niet; wanneer hij over zaken van kennis spreekt, spreekt hij oppervlakkig, gebaseerd op vermoedens. Deze persoon wordt ook als oemmie beschouwd en hij verdient het om afgekeurd te worden, zoals Allah hem veroordeelde voor zijn gebrek aan verplichte kennis, of deze kennis nou fardh 'ayn (verplicht voor elk individu) of fardh kifaayah (verplicht op de gemeenschap in zijn geheel, maar niet voor elk individu; wanneer een groep de taak op zich neemt, wordt de verplichting voor de rest opgeheven) is.
Er is ook een soort van ongeletterdheid dat beter en volmaakter is, zoals degene die een gedeelte van de Qor-aan leest en slechts begrijpt wat hij geleerd heeft. Hij begrijpt alleen datgene van de Sharie'ah wat hij moet weten. Zo een persoon wordt ook een oemmie genoemd, en anderen die de Qor-aan leren en ernaar handelen zijn beter en volmaakter dan hem.
Deze zaken die een persoon onderscheiden zijn deugdzaamheden, en als een persoon erin faalt om ze te verkrijgen, dan mist hij iets wat verplicht voor hem is als individu (fardh 'ayn) of verplicht is voor de gemeenschap (fardh kafaayah) of moestah'abb (aanbevolen) is. Deze eigenschappen van perfectie en weldaad zouden in algemene termen toegeschreven kunnen worden aan Allah en Zijn profeten. Allah is Alwetend en Alwijs, en Hij combineert kennis en nuttige spraak in al hetgeen Hij wil en zegt. Hetzelfde geldt voor Zijn profeten en onze profeet, de leider van de bezitters der kennis en wijzen.
Met betrekking tot de onderscheidde kenmerken welke middelen zijn om deugdzaamheden te verwerven, maar die men zonder dit ook kan bereiken en alternatieve middelen kan gebruiken, dit zijn zaken zoals schrijven en rekenen.
Als een persoon deze bekwaamheden niet heeft, wetende dat de weldaad zonder deze (middelen) niet bereikt kan worden, dan is het niet bezitten van deze bekwaamheden een imperfectie. Als een persoon ze verwerft en ze gebruikt om zichzelf te verbeteren, zoals degene die leert lezen en dit vervolgens gebruikt om de Qor-aan en andere nuttige boeken te lezen of dingen schrijft die de mensen van nut kunnen zijn, dan is dit in dit geval een weldaad. Maar als hij het gebruikt voor zaken die hem of andere mensen zouden kunnen schaden, zoals iemand die misleide boeken leest of dingen schrijft die de mensen zouden kunnen schaden, zoals het vervalsen van geschriften van leiders, rechters en getuigen, dan zal dit slecht voor hem zijn en het zal een zonde en imperfectie zijn. Vandaar dat "Oemar het verbood om vrouwen te leren schrijven. Als het mogelijk is om zonder te kunnen, en men toch tegelijkertijd perfecte kennis kan verwerven, dan is dit beter, en dit was het geval van onze profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem) over wie Allah zei (interpretatie van de betekenis): "(Zij zijn) degenen die de boodschapper volgen, de ongeletterde profeet, die zij bij hen, in de Tawraat en de Indjiel beschreven vinden..." [Soerat al-A'raaf (7), aayah 157]
Zijn ongeletterdheid betekende niet dat hij een tekortkoming had qua kennis of gebrek had aan de mogelijkheid om uit zijn hoofd te reciteren, want hij is in dat opzicht de leider van alle imaams. Het betekende echter dat hij niet in staat was om te schrijven of iets te lezen wat geschreven was, zoals Allah over hem zei (interpretatie van de betekenis): "En daarvoor heb jij nooit een boek gelezen, en jij hebt nooit iets ervan met je rechterhand geschreven..." [Soerat al-"Ankaboet (29), aayah 48]
(Daarna vervolgde hij (Ibn Taymiyyah, moge Allah genade met hem hebben) de behandeling van de h'adieth 'Wij zijn een ongeletterd volk, wij schrijven en rekenen niet..' en verklaarde dat er een context is die verwijst naar wat met deze h'adieth bedoeld werd. Vervolgens zei hij:) Wanneer dit vergeleken wordt met zijn commentaar dat de maand mei dertig of negenentwintig dagen is, wordt het duidelijk dat wat bedoeld wordt is dat ten aanzien van de nieuwe maan (begin van de maand), wij geen behoefte hebben aan schrijven of berekeningen, omdat het soms (dertig dagen is) en soms (negenentwintig dagen is). Wat een onderscheid tussen hen maakt is het aanschouwen van de nieuwe maan, er is niets anders dat een onderscheid tussen deze (d.w.z. of de maand nou 30 of 29 dagen is) maakt, zoals schrijven of rekenen.
Aldus wordt het duidelijk dat 'ongeletterdheid' dat hier genoemd is een eigenschap is dat in een aantal opzichten prijzenswaardig is:
- Het niet nodig hebben om te lezen of rekenen ten gunste van iets wat duidelijker is, namelijk (het bezichtigen) van de nieuwe maan.
-Schrijven en rekenen zouden in dit opzicht ook fouten met zich mee kunn en brengen...etc. (Madjmoe' al-Fataawa, 25/164-175)
Het team van al-Islaam.Com