Het is een persoon toegestaan om niet te vasten in geval van ziekte die ervoor zorgt dat je je onwel voelt. De basis hiervoor is de aayah (interpretatie van de betekenis): “… maar wie ziek is of op reis, dan is er een aantal andere dagen (om de vasten in te halen)…” Soerat Al-Baqarah (2) aayah 185.
Maar als de ziekte klein is, zoals hoest of hoofdpijn, dan is dit geen reden om de vasten te verbreken.
Als er een medisch bewijs is, of als een persoon vanuit zijn gewoonlijke ervaringen weet, of er zeker van is dat het vasten zijn ziekte zal verergeren of zijn herstel uit zal stellen, dan is het hem toegestaan om zijn vasten te verbreken; sterker nog, het is zelfs afkeurenswaardig (makroeh) om in zulke gevallen te vasten. Als een persoon ernstig ziek is, dan hoeft hij gedurende de nacht niet de intentie te verrichten om de volgende dag te vasten, zelfs als er een mogelijkheid is dat hij ‘s morgens weer wel zal zijn, want datgene wat telt is dat ogenblik.
Als vasten bewusteloosheid veroorzaakt, dan dient men het vasten te verbreken en dit weer later in te halen. Al-Fataawa, 25/217.
Als een persoon gedurende de dag bewusteloos neervalt en voor de maghrib of erna weer bij bewustzijn is, dan is zijn vasten nog steeds geldig, zolang hij ‘s morgens gevast heeft. Als hij echter van fadjr tot maghrib bewusteloos was, dan is zijn vasten, volgens de meerderheid van de geleerden, niet geldig. Volgens de meerderheid van de geleerden is het verplicht voor een persoon die bewusteloos neervalt, om zijn vasten later in te halen, het doet er niet toe hoe lang hij bewusteloos was. Al-Moeghnie ma’a as-Sharh al-Kabier, 1/412, 3/32; al-Mawsoe’ah al-Fiqhiyyah al-Koewaytiyyah, 5/268.
Sommige geleerden vaardigen fatwa’s uit die erop neerkomen dat een persoon die bewusteloos neervalt of slaappillen inneemt of een algehele verdoving krijgt vanwege een serieuze reden, en gedurende drie dagen of minder bewusteloos wordt, zijn vasten later in moet halen, omdat hij beschouwd wordt als iemand die slaapt. Als hij echter langer dan drie dagen bewusteloos is dan hoeft hij zijn vasten niet in te halen omdat hij dan beschouwd wordt als iemand die krankzinnig is. Van de fataawa van Sheikh ‘Abd al-’Aziez ibn Baaz, mondeling uitgevaardigd.
Als een persoon extreme honger of dorst voelt, en vreest dat hij zal sterven of dat een aantal van zijn vermogens onherstelbaar beschadigd zouden kunnen worden, en een gezond verstand heeft om te kunnen geloven dat dit zo zal zijn, dan mag hij zijn vasten verbreken en deze later weer inhalen, omdat het redden van iemands leven verplicht is. Maar het is echter niet toegestaan om de vasten te verbreken vanwege draaglijke ongemak of omdat men zich vermoeid voelt of vreest voor ziekte die men zich inbeeldt. Het is mensen die een baan hebben dat fysieke kracht vereist niet toegestaan om hun vasten te verbreken, en zij dienen ‘s nachts de intentie te verrichten voor het vasten van de volgende dag.
Als zij niet kunnen stoppen met werken en vrezen dat hen wat schade zou kunnen overkomen gedurende de dag, of dat zij geconfronteerd zouden kunnen worden met extreme ontbering die ervoor zorgt dat zij hun vasten verbreken, dan dienen zij slechts te eten wat genoeg voor hen is om de ontbering te kunnen verdragen, vervolgens dienen zij zich tot zonsondergang te onthouden van eten, en zij dienen de vasten later in te halen. Mensen die bij een baan werken dat fysieke kracht vereist, zoals het werken met ovens en het smelten van metalen, dienen te proberen hun werkuren te veranderen zodat zij ‘s nachts kunnen werken, of vakantie kunnen nemen gedurende de Ramadan, of zelfs onbetaald verlof nemen, maar als dit niet mogelijk is, dan dienen zij naar ander werk te zoeken, waarin zij hun religieuze plichten kunnen combineren met hun wereldse verplichtingen.
“En wie Allah vreest, die zal Hij een oplossing geven. En Hij voorziet hem van waar hij het niet verwacht.” Soerat At-talaaq (65): aayah 2-3. Fataawa Al-Ladjnah al-Daa’imah, 10/233, 235.
Examens van studenten is geen excuus om het vasten gedurende de Ramadan te verbreken, en het is niet toegestaan om je ouders te gehoorzamen in het verbreken van het vasten vanwege de examens, omdat er geen gehoorzaamheid is aan een schepsel als dit ongehoorzaamheid aan de Schepper als gevolg zal hebben. Fataawa Al-Ladjnah ad-Daa-imah, 10/241.
De zieke persoon die op herstel hoopt dient te wachten totdat hij beter wordt, vervolgens dient hij zijn gemiste vastendagen in te halen; het is hem niet toegestaan om slechts de armen te voeden. Wanneer iemand aan een chronische ziekte lijdt en geen hoop heeft op herstel en bejaarde mensen die niet in staat zijn om te vasten, dienen voor iedere gemiste dag een arme te voeden met een halve saa’ van het stapel eten van zijn land (een halve saa’ is ongeveer gelijk aan anderhalve kilogram rijst).
Het is hem toegestaan om dit alles in één keer te doen, op één dag aan het einde van de maand, of iedere dag één arme te voeden. Hij doet dit door voedsel te geven, vanwege de bewoording van de aayah, hij mag dit niet doen door de armen geld te geven. Fataawa Al-Ladjnah ad-Daa-imah, 10/198.
Maar hij kan echter wel geld geven aan een betrouwbaar persoon of een liefdadigheidsorganisatie om voedsel te kopen en dit namens hem naar de armen te distribueren. Als een zieke persoon niet in de Ramadan vast, wachtend op herstel zodat hij zijn dagen later in kan halen, en vervolgens ontdekt dat zijn ziekte chronisch is, dan dient hij voor iedere dag die hij niet gevast heeft een arme te voeden. Van de fataawa van Sheikh Ibn ‘Oethaymien.
Als een persoon wacht op herstel van zijn ziekte en hoopt beter te worden, maar vervolgens sterft, dan is hem of zijn erfgenamen geen ‘schuld’ verschuldigd. Als iemands ziekte chronisch wordt geacht, en dus niet hoeft te vasten en de armen in plaats daarvan voedt, maar er vervolgens een vordering is in de medische wetenschap, hetgeen betekent dat er nu wel genezing mogelijk is waar hij gebruik van maakt en beter wordt, dan hoeft hij de gemiste vastendagen niet in te halen, omdat hij op dat moment deed wat hij moest doen. Fataawa Al-Ladjnah ad-Daa-imah, 10/195.
Als een persoon ziek is en vervolgens herstelt en in staat is om zijn gemiste vastendagen in te halen maar hij doet dit niet voordat hij sterft, dan moet er geld van zijn nalatenschap ingenomen worden om voor iedere gemiste dag een arme mee te voeden. Als iemand van zijn familieleden namens hem wil vasten, dan kan dit, omdat er is overgeleverd in as-Sah’ih’ayn dat de profeet heeft gezegd: “Eenieder die sterft terwijl hij vasten verschuldigd is, laat zijn erfgenaam namens hem vasten.” Van Fataawa Al-Ladjnah ad-Daa-imah, deel van Da’wah, 806.