Het is voor een reiziger op bepaalde voorwaarden toegestaan om zijn vasten te verbreken: zijn reis dient lang te zijn, of anders herkenbaar zijn als reizen (alhoewel er een bekend verschil van mening is onder de geleerden in deze zaak), en hij dient verder dan de stad en zijn buitenwijken te gaan. (De meerderheid van de geleerden zegt dat hij zijn vasten niet dient te verbreken voordat hij de stadsgrenzen passeert. Ze zeggen dat een reis pas echt begonnen is als een persoon de stadsgrenzen gepasseerd heeft, en een persoon die zich nog steeds in de stad bevindt is ‘gevestigd’ en ‘aanwezig’. Allah zegt (interpretatie van de betekenis): “…Wie van jullie aanwezig is in de maand, laat die dan vasten…” Soerat Al-Baqarah (2): aayah 185.
Hij wordt pas als een reiziger beschouwd als hij de stad verlaten heeft; als hij zich nog steeds binnen de stad bevindt, dan wordt hij beschouwd als iemand die zich gevestigd heeft, dus is het hem niet toegestaan om zijn gebeden te verkorten). Zijn reis dient tevens niet een reis te zijn voor zondige doeleinden (volgens de meerderheid van de geleerden), of als doel te hebben de verplichting van het vasten te ontkomen.
Het is volgens de consensus van de Oemmah toegestaan voor de reiziger om zijn vasten te verbreken, of hij nou wel of niet in staat is om zijn vasten voort te zetten, en of het nou wel of niet moeilijk voor hem is om te vasten. Zelfs als zijn reis makkelijk is en hij iemand heeft om hem te bedienen, dan nog is het hem toegestaan om zijn vasten te verbreken en zijn gebeden te verkorten. Madjmoe’ Al-Fataawaa, 25/210.
Eenieder die besloten heeft om in de Ramadan te reizen dient niet de intentie te hebben om zijn vasten te verbreken totdat hij daadwerkelijk reist, omdat er mogelijk iets zou kunnen gebeuren wat hem van zijn doel om te reizen zou kunnen verhinderen. Tafsier al-Qoertoebie, 2/278.
De reiziger dient zijn vasten pas te verbreken als hij de bewoonde huizen van zijn stad is gepasseerd; als hij de stadsgrenzen eenmaal is gepasseerd mag hij zijn vasten verbreken. Dit geldt eveneens voor wanneer hij vliegt, als het vliegtuig eenmaal is opgestegen en over de grenzen van de stad is, mag hij zijn vasten verbreken. Als het vliegveld zich buiten zijn stad bevindt dan mag hij zijn vasten daar verbreken, maar als het vliegveld zich echter in zijn stad bevindt of eraan verbonden is, dan dient hij zijn vasten niet op het vliegveld te verbreken, omdat hij zich nog steeds in zijn eigen stad bevindt.
Als de zon ondergaat en hij verbreekt zijn vasten op de grond, en als vervolgens het vliegtuig opstijgt en hij de zon ziet, dan hoeft hij niet te stoppen met eten, omdat hij zijn vasten gedurende die dag al voltooid heeft, en een daad van aanbidding dat al volbracht is hoeft niet herhaald te worden. Als het vliegtuig voor zonsondergang opstijgt en hij wil het vasten van die dag voltooien gedurende zijn reis, dan dient hij zijn vasten pas te verbreken als de zon onder is gegaan, vanwaar hij zich in de lucht bevindt. Het is de piloot niet toegestaan om het vliegtuig op zo’n hoogte naar beneden te besturen waarvandaan de zon niet gezien kan worden, met als doel het vasten te kunnen verbreken, omdat dit gewoon een soort van bedrog is, maar als hij het vliegtuig lager brengt vanwege een oprechte reden, en de schijf van de zon als gevolg hiervan verdwijnt, dan mag hij zijn vasten verbreken. Van de fataawa van Sheikh Ibn Baaz, mondeling uitgevaardigd.
Eenieder die naar een plaats reist en als doel heeft daar langer dan vier dagen te blijven, dient volgens de meerderheid van de geleerden wel te vasten. Dus als een persoon reist om voor een periode van maanden of jaren in het buitenland te studeren dan wordt hij, volgens de meerderheid van de geleerden-inclusief de vier imams- beschouwd als iemand die zich daar ‘gevestigd’ heeft en hij dient daarom te vasten en zijn gebeden volledig te verrichten.
Als een reiziger een andere stad dan die van hem passeert, hoeft hij niet te vasten, tenzij hij daar langer dan vier dagen verblijft, in wiens geval hij dan wel moet vasten, omdat de regels die voor degenen die zich gevestigd hebben tevens van toepassing zijn op hem. Zie Fataawa ad-Da’wah door Ibn Baaz, 977.
Eenieder die begint te vasten terwijl hij zich ‘gevestigd’ heeft en vervolgens gedurende de dag aan een reis begint, mag zijn vasten verbreken, omdat Allah in het algemeen een legitiem excuus heeft uiteengezet waarbij je niet hoeft te vasten. Allah zegt (interpretatie van de betekenis): “… Maar wie ziek is of op reis, dan is er een aantal andere dagen (om de vasten in te halen) …” Soerat Al-Baqarah (2): aayah 185.
Voor een persoon die gewoonlijk altijd reist is het toegestaan niet te vasten als hij een tehuis heeft waar hij naar terugkeert, zoals een koerier die reist om de belangen van de moslims te behartigen (ook taxichauffeurs, piloten en werknemers in de luchtvaartlijn, zelfs als hun reis dagelijks is- maar zij dienen hun vasten wel later in te halen). Hetzelfde geldt voor matrozen die op het land een tehuis hebben; maar als een matroos zijn vrouw en al zijn behoeften op het schip bij zich heeft en constant aan het reizen is, dan is het hem niet toegestaan om zijn vasten te verbreken of zijn gebeden te verkorten.
Als nomadische bedouinen van hun winterbestemming naar hun zomerbestemming reizen, of vice versa, dan is het hen toegestaan om hun vasten te verbreken en hun gebeden te verkorten, maar als zij zich echter eenmaal in hun zomer of winterplaats gevestigd hebben dan behoren zij hun vasten niet te verbreken, noch hun gebeden te verkorten, zelfs niet wanneer zij hun kudden volgen. Zie Madjmoe’Fataawa Ibn Taymiyyah, 25/213.
Er is een bekend meningsverschil onder de geleerden of hij nou wel of niet moet stoppen met eten en drinken wanneer de reiziger gedurende de dag arriveert. Madjmoe’ Al-Fataawa, 25/212. Maar om het zekere voor het onzekere te nemen dient hij, uit respect voor de maand, te stoppen met eten en drinken, maar hij dient de dag alsnog later in te halen, of hij nou wel of niet na zijn aankomst stopt met eten en drinken.
Als hij in een stad de Ramadan begint en vervolgens naar een andere stad reist waar de mensen voor of na hem het vasten waren begonnen, dan dient hij zich te houden aan de regeling van de mensen naar wie hij gereisd is, dus dient hij zijn Ramadan pas te beëindigen wanneer zij dat doen, zelfs als dit zou betekenen dat hij meer dan dertig dagen gevast heeft, omdat de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) gezegd heeft: “Vast wanneer iedereen vast, en verbreek jouw vasten wanneer iedereen het vasten verbreekt.” Als dit zou betekenen dat zijn vastendagen minder dan negenentwintig dagen bedragen, dan dient hij dit na de ‘eid goed te maken, omdat de hijri maand niet minder kan zijn dan negenentwintig dagen. Van Fataawa as-Sheikh ‘Abd al-’Aziez ibn Baaz: Fataawa as-Siyaam, Daar al-Watan, p. 15-16.