Is het correct voor een persoon die in schulden verkeert om in liefdadigheid te geven? En welke wettige verplichtingen worden van de schuldhebber opgeheven?
In de naam van Allah, de Barmarhtige, de Genadevolle
Liefdadigheid is een vorm van spenderen die bevolen is door de Islamitische Wetgeving, en het is, wanneer het daar waar het nodig is uitgegeven wordt, een vorm van Ih'saan jegens de dienaren van Allah. Men zal voor zijn liefdadigheid op de Dag der Opstanding beloond worden, en het zal geaccepteerd worden, ongeacht of een persoon nu een schuldhebber is of niet, zolang aan de voorwaarden van haar acceptatie voldaan is. Deze voorwaarden zijn dat het alleen en oprecht omwille van Allah de Almachtige, de Sublieme gegeven is, dat het uit eerlijke verdiensten is, en dat het daar waar het nodig is uitgegeven wordt. Wanneer aan deze voorwaarden voldaan is, dan is de liefdadigheid geaccepteerd volgens de wettige bewijzen; en het is geen voorwaarde dat een persoon vrij van schulden dient te zijn. Indien de schuld echter al hetgeen hij heeft beslaat, dan is het niet wijs, noch is het logisch, dat hij in liefdadigheid geeft terwijl liefdadigheid aanbevolen, en niet verplicht, is en dat hij een schuld die hem verplicht is (om het af te lossen) nalaat. Hij dient eerst met de verplichting te beginnen, daarna met het geven in liefdadigheid. Geleerden hebben een meningsverschil over de situatie van een persoon die in liefdadigheid geeft terwijl hij een schuld heeft die zijn hele bezittingen beslaat: Enkelen van hun zeggen dat het niet toegestaan is, daar het degene aan wie hij verschuldigd is, schaadt, en het ervoor zorgt dat de schuld onafgelost blijft.
Enkelen van hun zeggen dat het toegestaan is, maar dat het indruist tegen hetgeen meer waard is.
In ieder geval, het past een persoon, wiens schuld al hetgeen hij heeft bedekt, niet in liefdadigheid te geven, totdat hij zijn schuld afgelost heeft, daar een verplichting voor een vrijwillige daad van aanbidding gaat.
Wat de wettige verplichtingen die van degene die in schulden verkeert opgeheven worden totdat hij ze afgelost heeft betreft; dit is onder andere de H'adj, daar H'adj niet verplicht is voor een persoon die in schulden verkeert, totdat hij deze betaald heeft.
Wat Zakaat betreft; geleerden verschillen van mening over of de verplichting van de schuldhebber opgeheven wordt totdat hij de schuld betaald heeft, of niet. Onder de geleerden zijn die, die zeggen dat de verplichting van Zakaat opgeheven wordt, op het bedrag even groot als de schuld, ongeacht of de bezittingen zichtbaar zijn of niet.
Onder hun zijn er die zeggen dat de verplicht om Zakaat te betalen niet van het bedrag gelijk aan de schuld opgeheven wordt; eerder dient hij Zakaat over de gehele hoeveelheid die hij bezit te betalen. Wanneer hij een schuld heeft, dan wordt de Nisaab vermindert.
Er zijn er onder hun die onderscheid maken, zeggend dat als de rijkdom verborgen is, rijkdom dat niet gezien wordt en niet merkbaar is, zoals geld- en handelskoopwaar, dan wordt de verplichting om Zakaat te betalen opgeheven van het bedrag dat gelijk is aan de schuld, terwijl wanneer de rijkdom in de vorm van merkbare zaken is, zoals vee en grondproducten, dan is de verplichting om Zakaat te betalen niet opgeheven.
De correcte opinie is naar mijn mening dat de verplicht om het te betalen niet opgeheven is, zonder in ogenschouw te nemen of de bezittingen nu merkbare zijn of niet, en dat eenieder die bezittingen, waar Zakaat over betaald dient te worden, in zijn hand heeft, zijn Zakaat dient te betalen, zelfs wanneer hij in schulden verkeert.
Dit is omdat de Zakaat verplicht is over bezittingen, conform de Woorden van Allah de Meest Verhevene:
Neem van de bezittingen de Zakaat, jij reinigt en zuivert hen daarmee (O Moeh'ammad), en verricht een smeekbede, want jouw smeekbede is een geruststelling voor hen. En Allah is Alhorend, Alwetend." En de woorden van de profeet tegen Moe'aath bin Djabal toen hij hem naar Jemen zond: “A'limhoem anna llaaha ftaradha ‘alayhim sadaqatan fie amwaalihim, toe-e-khadz min aghniyaa-ihim fatoeraddoe ‘alaa foeqaraa-ihim. "Informeer hun dat Allah hun het afdragen van de Zakaat over hun bezittingen verplicht heeft gesteld; het wordt van de rijken onder hun genomen, en onder hun armen verdeeld."
De H'adieth is in Sah'ieh' Al-Boekhaari met deze bewoordingen. Door dit bewijs uit het Boek (van Allah) en de Soennah, zijn de twee zaken apart van elkaar, en er is geen conflict tussen Zakaat en een schuldhebber, daar een schuld een verplichting blijft en Zakaat verplicht is over bezittingen. Dus elk van hun is verplicht in een plek waar de ander niet verplicht is, dus er is geen conflict tussen hen, en geen tegenstrijdigheid, en derhalve blijft de schuld de verantwoordelijkheid van haar eigenaar, en Zakaat blijft verplicht over bezittingen, en hij dient het onder alle omstandigheden van de bezittingen te betalen. Soerat At-Tawbah (9), aayah 10.
Overgeleverd door Al-Boekhaarie in het Boek van Zakaat, in het Hoofdstuk: De Verplichting van Zakaat (1395); en door Moeslim in het Boek van Geloof, in het Hoofdstuk: Oproepen Tot De Shahaadataan En De Wetten Van De Islam (19).
Bron: Fatawa arkaanoe l-islaam van Sheikh Mohammed ibn Saalih Al-"Oethaymien (moge Allah hem genadig zijn).