Vraag & Antwoord

Mijn vraag is of Ya-edjoedj en Ma-edjoedj nog steeds bestaan?

Mijn vraag gaat over de volkeren Ya-edjoedj en Ma-edjoedj. Ik heb begrepen dat zij groot in aantal zijn, plunderaars zijn en bestemd zijn voor de Hel. Mijn vraag is of ze nog steeds bestaan? Als ze nog leven, zijn ze dan gevangen binnen de muur die door Dzoe l-Qarnayn is gebouwd? Is deze muur denkbeeldig of werkelijkheid (gemaakt van metaal)?

In de naam van Allah de Barmhartige de Genadevolle

Alle lof aan Allah. Er bestaat geen twijfel dat Ya-edjoedj en Ma-edjoedj twee grote volkeren zijn onder de zonen van Adam. Een ieder die het verhaal van Dzoe l-Qarnayn leest en hoe hij omging met dit volk in Soerat al-Kahf zal met zekerheid weten dat zij bestaan en dat de muur die gebouwd was niet metaforisch of denkbeeldig was, maar dat het een fysieke barrière was gemaakt van ijzer en gesmolten koper. Het basisprincipe is dat we deze tekst uit de Qor-aan moeten nemen zoals het is, zonder enige vorm van misinterpretatie toe te passen of te proberen de achterliggende betekenis te verdraaien. De Qor-aan vertelt ons hoe de muur is gebouwd en welke materiaal ervoor is gebruikt, dus het is onjuist te zeggen dat het een metaforische of denkbeeldige muur is. In Soerat al-Kahf heeft Allah ons het verhaal van de islamitische koning verteld en de grote leider Dzoe l-Qarnayn (moge Allah hem genadig zijn):

"Totdat, toen hij tussen de twee bergen kwam, hij voor die een volk aantrof dat nauwelijks een woord begreep." Zij zeiden: "O Dzoe l-Qarnayn, voorwaar (de volken van) Ya-edjoedj en Ma-edjoedj zijn verderfzaaiers op aarde. Zullen wij jou een vergoeding geven opdat jij tussen ons en hen een afscheiding maakt?" Hij (Dzoe l-Qarnayn ) zei: "(De macht) waarmee mijn Heer mij voorzien heeft is beter. Helpt mij daarom met kracht, opdat ik een sterke muur tussen jullie en hen zal bouwen. Brengt mij brokken ijzer." Totdat, toen hij (de ruimte) tussen de twee hellingen gevuld had, hij zei: "Blaast." Totdat, toen het roodgloeiend werd, hij zei: "Brengt mij gesmolten ijzer om eroverheen te gieten." En zij waren niet in staat om het te beklimmen en zij waren niet in staat om er doorheen te breken. Hij (Dzoe l-Qarnayn ) zei: "Dit is barmhartigheid van mijn Heer. Maar als de belofte van mijn Heer komt, maakt Hij het tot stof. En de belofte van mijn Heer is Waarheid." (Soerat al-Kahf (18), aayaat 93-98.)

Wat erop wijst dat deze volken nog steeds bestaan, en ze dagelijks proberen te ontspannen en mensen aan te vallen, is de h'adieth overgeleverd door Ibn Maadjah met een Sah'ieh' isnaad van Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden met hem zijn), die zei: "De boodschapper van Allah (Allah's vrede en zegen zij met hem) zei dat Ya-edjoedj en Ma-edjoedj elke dag graven totdat ze bijna het zonlicht kunnen zien, dan zegt hun leider, "Ga terug, we zullen morgen weer verder graven." Dan herstelt Allah (de muur) en maakt het sterker dan het was. (Dit zal voortduren) tot de vastgestelde tijd. Wanneer Allah wenst ze te sturen (in strijd) tegen de mensen, zullen zij graven tot ze bijna het zonlicht zien, dan zal hun leider zeggen, "Ga terug, we zullen morgen weer verder graven inshaa-e Allah." Deze keer zal hij dus "inshaa-e Allah" zeggen en wanneer zij (de volgende dag) terugkomen, zullen ze (de muur) terugvinden zoals ze het achter hebben gelaten, dus zullen ze kunnen ontsnappen en de mensen aanvallen. Ze zullen het water op maken (door het te drinken, vanwege hun grote aantal) en de mensen zullen zichzelf tegen hen beschermen in hun vestigingen. Ze zullen hun speren vuren in de hemel en de speren zullen bebloed terugkomen (als een test voor hen), en zij zullen zeggen, "We hebben de mensen van de aarde verslagen en de bovenhand gekregen over de mensen van de hemel." Dan zal Allah wormen zenden op hun halzen, die hen zullen doden. De boodschapper van Allah (Allah's vrede en zegen zij met hem) zei: "Bij Degene in Wiens hand mijn ziel is, de beesten van de aarde zullen uitdijen door hun vlees (oftewel ze zullen groeien door het eten van hun vlees)." (Sah'ieh' Ibn Maadjah, 3298.)

Oem H'abiebah ibn Abie Soefyaan overleverde van Zaynab bint Djah'sh (moge Allah tevreden met hen zijn) dat de profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem) haar benaderde in een geagiteerde toestand en zei "Laa ilaaha illa Allah, wee de Arabieren, vanwege het kwaad dat nabij is! Vandaag is de wal van Ya-edjoedj en Ma-edjoedj z'on stukje geopend", en hij maakte een cirkel met zijn duim en zijn wijsvinger. Zaynab bint Djah'sh zei: "Ik vroeg, "O boodschapper van Allah, zullen wij te gronde gaan, ofschoon er rechtschapenen onder ons zijn.." Hij zei, "Ja, als de verdorvenheid overweldigend zal zijn." (Overgeleverd door Al-Boekhaarie, 3097.)

En Allah weet het het beste.

Het team van al-Islaam.Com


AL.ISLAAM.COM
Uw mobiele kennisbron over de Islaam

BESCHIKBAAR OP DE VOLGENDE APPARATEN