1. | Vraag |
2. | Bewijs van verbod in de Qor-aan en Soennah |
3. | De standpunten van de Islamitische geleerden (imams) |
4. | Een gepaste uitzondering |
5. | Een ongepaste uitzondering |
6. | Conclusie |
Sommigen maakten een uitzondering voor drums tijdens een oorlog. Daarom zijn er een aantal moderne geleerden die hebben gezegd dat militaire muziek toegestaan is. Er is geen grondslag voor dit allemaal. Hier zijn een aantal redenen voor. De eerste is, dat dit wordt aangegeven als uitzondering zonder duidelijk bewijs, alleen maar gebaseerd op meningen en gedachten dat het wel goed is, maar dit is fout. De tweede reden is, dat Moslims hun harten zouden moeten wenden naar Allah ten tijde van oorlog.
Allah zei: “Ze vroegen je (O Muhammad) over de opbrengsten van de oorlog. Zeg: ‘De opbrengsten zijn voor Allah en de Boodschapper’. Dus vrees Allah en schik alle zaken van verschil onder jullie…” [Soerat al-Anfaal (8), aayah 1]
Maar het gebruik van muziek is het tegenovergestelde van dit idee van taqwa en het zou hen van de herinnering aan Allah af kunnen leiden. De derde reden is, dat het gebruik van muziek één van de gewoontes is van de koeffaar en het is niet toegestaan hen te imiteren. Vooral niet met betrekking tot iets dat Allah ons over het algemeen heeft verboden, zoals muziek. (as-Sah’ieh’ah, 1/145).
“Geen volk gaat op het verkeerde pad nadat deze is geleid, behalve als deze argumenten ontwikkelt tegen zichzelf”. (Sah’ieh’)
Sommige van hen gebruikten de h’adith over de Abyssinians die in de moskee van de Profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) speelden, als bewijs dat zingenen toegestaan is! al-Boekhaarie sloot deze h’adith in, in zijn Sah’ieh’ onder de kop Baab al-Hiraab wa’l-Daraq Yawm al-‘Eid (Hoofdstuk over speren en beschermers op de Dag van Eid).
An-Nawawi (moge Allah hem zegenen) zei: Dit wijst erop dat het is toegestaan om met wapens en dergelijke te spelen in de moskee en hij paste dat toe op andere activiteiten die in verband staan met jihaad. (Sharh’ Moeslim). Maar zoals al-Haafidhz ibn H’adjar (moge Allah hem zegenen) zei: Ieder die spreekt over iets dat niet zijn belijdenis is, zal komen aanzetten met vreemde ideeën zoals deze.
Sommigen van hen gebruikten de h’adith over het zingen van de twee jonge meisjes, die we hierboven hebben besproken. Maar we zullen wat Ibn al-Qayyim (moge Allah hem zegenen) zei aanhalen, omdat het erg waardevol is: Ik ben verbaasd dat je als bewijs, om het luisteren naar moderne liederen toe te staan, het verslag aanhaalt die we noemden over de twee jonge meisjes onder de pubertijd die voor een jonge dame een aantal verzen van Arabische poëzie over dapperheid in de oorlog en over andere nobele kenmerken zongen. Hoe kun je dit met dat vergelijken? Wat vreemd is, is dat deze h’adith één van de zwaarste bewijzen is tegen hen. De grootste spreker van de waarheid [Abu Bakr al-Siddheeq] noemde hun muzikale instrumenten van de Shaytaan en de Boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) keurde die benaming goed, maar hij maakte een uitzondering in het geval van deze twee jonge meisjes die de leeftijd van verantwoordelijkheid nog niet hadden bereikt en de woorden van de liederen zouden niemand kunnen verslechteren die er naar luisterde. Kan dit gebruikt worden als bewijs om toe te staan wat je doet en wat je weet over het luisteren naar muziek dat niet verborgen (slechte) dingen bevat?! Soebh’aana llaah! Hoe mensen op een dwaalspoor kunnen worden gezet! (Madaaridj as-Saalikeen, 1/493).
Ibn al-Jawzi (moge Allah hem zegenen) zei: ‘Aa-ieshah (moge Allah haar behagen) was in die tijd jong.Er was niets van haar overgeleverd totdat ze de pubertijd had bereikt, behalve de afkeuring van zang. Haar broers‘ zoon, al-Qaasim ibn Muhammad, keurde zingen af en zei dat het niet toegestaan is ernaar te luisteren en hij vatte zijn kennis van haar op. (Talbees Iblees, 229). Al-Haafidhz ibn H’adjar (moge Allah hem zegenen) zei: Een groep van de Soefis gebruikten deze h’adith ? de h’adith over de twee jonge meisjes ? als bewijs dat zingen toegestaan is en dat het ook toegestaan is ernaar te luisteren, of het vergezeld is met of zonder instrumenten. Dit denkbeeld is voldoende weerlegd door een duidelijke verklaring van ‘Aa-ieshah in de volgende h’adith waarin ze zegt “Ze waren geen zangers”. Ze maakte duidelijk dat het geen zangers waren als zodanig, hoewel dit kan worden verstaan uit de bewoording van het verslag. Dus we zouden het moeten beperken tot wat was verteld in de tekst wat betreft de gelegenheid en de manier om het risico te verminderen om tegen het principe in te gaan, d.w.z. tegen de hadith. En Allah weet het het beste (Fat-h’ al-Baari, 2/442-443).
Sommige mensen hebben zelfs de moed om erop te wijzen dat de Sah’aabah en Taabi’ien naar zang luisterden en dat ze er niets verkeerds in zagen!
Al-Fawzaan (moge Allah hem beschermen) zei: We eisen hen om ons Sah’ieh’ isnaads te laten zien die terug gaan naar deze Sah’aabah en Taabi’ien om datgene te bewijzen wat ze hen toeschrijven. Vervolgens zei hij: Imaam Moeslim vermelde in zijn inleiding van zijn Sah’ieh’ dat ‘Abdoellaah ibn al-Moebaarak zei: De isnaad is een deel van de religie. Wie geen voorstander is / wil zijn van isnaad, zou kunnen zeggen wat hij wil.
Sommige van hen zeiden dat de ah’adieth die muziek verbieden vol fouten zitten. Geen enkel h’adith was vrij van kritiek van sommige geleerden. Ibn Baaz (moge Allah hem zegenen) zei: De ah’adieth die zijn verteld over het feit dat muziek h’araam is, zitten niet vol met fouten zoals wordt beweerd. Sommige daarvan staan in Sah’ieh’ al-Boekhaarie. Dit is het betrouwbaarste boek na het Boek van Allah. Verder zijn sommige h’adiths h’asan en anderen weer da’eef. Maar omdat het er zoveel zijn, met verschil in isnaads, vormen ze een definitief bewijs dat zang en muziekinstrumenten h’araam zijn.
Alle imams zijn het eens met de betrouwbaarste van de ah’adieth die zang en muziekinstrumenten verbiedt, afgezien van Aboe H’aamid al-Ghazaali, maar deze had ook geen kennis van hadith, en van Ibn H’azm. Maar al-Albaani (moge Allah hem zegenen) legde uit waar Ibn Hazam fout ging. Ibn Hazam zelf zei dat als er enkel (van deze ah’adith) Sah’ieh’ is dan zou hij het volgen. Nu hebben ze bewezen dat deze verslagen Sah’ieh’ zijn, want er zijn zoveel boeken van de geleerden waarin staat dat deze ah’adieth Sah’ieh’ zijn, maar de anderen hadden zich er van af gewend. Zij zijn veel extremer dan Ibn H’azm en zij zijn in niets gelijk aan die van hem, want ze zijn niet gekwalificeerd en kunnen niet geraadpleegd worden.
Sommige van hen zeggen dat de geleerden zang verdoden hebben gesteld omdat ze werden vermeld naast bijeenkomsten waar alcohol wordt gedronken en waar mensen tot laat in de nacht op blijven voor slechte plannen.
As-Shawkaani (moge Allah hem zegenen) zei: Het antwoord hierop is, dat het vermelden van deze dingen met elkaar in verbond, niet alleen wil zeggen dat datgene alleen h’araam is welke bij elkaar worden gebracht in deze zaak. Verder zou dit betekenen dat zinaa, zoals vermeld in de ah’adith, niet h’araam is totdat het wordt vergezeld door alcohol en het gebruik van muzikale instrumenten. Bij dezelfde aanname, een aayah zoals het onderstaande (uitleg van de betekenis),: “Waarlijk, hij was gewend niet in Allah te geloven, de Allergrootste, En hij spoorde niet aan om al-miskeen (de arme) te voeden”. [Soerat al-H’aaqqah (69), aayah 33-34]
Zou dat betekenen dat het niet h’araam is om niet in Allah te geloven totdat het wordt vergezeld door het niet aanmoedigen van het voeden van een arme. Wanneer er wordt gezegd dat het verbod op zulke dingen ooit eens is bewezen uit andere verslagen, is het antwoord daarop dat het verbod op muziekinstrumenten ook bekend is uit ander bewijs, zoals hierboven vermeld. (Nayl al-Awtaar, 8/107).
Sommige van hen zeiden dat “nutteloze praatjes” niet naar zang verwijzen. De weerlegging hierop is hierboven al vermeld. Al-Qortobi (moge Allah hem zegenen) zei: Dit ? het onderzoek naar het feit dat het zang betekent ? is het beste dat er is gezegd omtrent deze aayah: Ibn Mas’oed zwoor drie keer bij Allah waarnaast geen andere God is, dat het verwijst naar zang. Daarna noemde hij andere imams die hetzelfde zeiden. Vervolgens noemde hij andere denkbeelden omtrent deze zaak. Toen zei hij: het eerste denkbeeld is het beste van alles wat er is gezegd over deze zaak, omdat het, het denkbeeld was van de Sah’aabah en de Taabi’ien en omdat het een marfoo’ h’adith is. (Tefsier al-Qortobi).
Ibn al-Qayyim (moge Allah hem zegenen) zei, na de citering van deze Tefsier: Al-H’aakim Abu ‘Abdoellaah zei in de Tefsier van Kitaab al-Moestadrak: Laat degene, die op zoek is naar kennis, weten dat de Tefsier van een Sah’aabi die getuigen is geweest van de openbaring, een h’adith is met isnaad (volgens de twee Shaykhs (al-Boekhaarie en Moeslim)). Elders in zijn boek zei hij: Volgens ons idee heeft deze h’adith dezelfde sterkte als een ma’roof verslag. Hoewel hun Tefsier nog afhankelijk is van verder onderzoek is dit nog steeds gaarne acceptabeler dan de Tefsier van degenen die na hen kwamen, want die anderen zijn de meest goed ingelichte tussen onze Oemmah van wat Allah in zijn Boek bedoelde. Het was onder hen geopenbaard en ze waren de eerste mensen die erop aangesproken werden. Ze hoorden de Tefsier van de Boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) in woord en in daad. En het waren Arabieren die de echte betekenissen van (Arabische) woorden begrepen. Dus moslims zouden zo veel mogelijk moeten vermijden toevlucht te nemen tot elk ander uitleg.
Sommigen van hen zeiden dat zingen een vorm van aanbidding is wanneer de intentie er naar uit gaat iemand te helpen om Allah te gehoorzamen!
Ibn al-Qayyim (moge Allah hem zegenen) zei: Wat raar! Welk type geloof, licht, inzicht, voorlichting en wetenschap kan bereikt worden door het luisteren naar muzikale verzen en muziek waarin veel van wat erin wordt gezegd h’araam is en woede en bestraffing van Allah en Zijn Boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) verdient? …Hoe kan iemand die de geringste hoeveelheid inzicht en geloof in zijn hart heeft hem dichter bij Allah brengen en zijn geloof vergroten door te genieten van datgene dat wordt gehaat door Hem. En Hij verafschuwt degene die het zegt en degene die het accepteert. (Madaaridj al-Saalikeen, 1/485).
Sheikh al-Islaam, besprak de toestand van de persoon die gewend was te luisteren naar muziek en zei: Vandaar dat je mensen vindt, die eraan gewend zijn en het voor hen net als spijs en drank is, die nooit het verlangen zullen hebben om naar de Qor-aan te luisteren en vreugde zullen voelen wanneer ze het horen. Ook zullen ze nooit hetzelfde gevoel hebben bij het luisteren naar de Qor-aan net als bij het luisteren naar muzikale verzen. Zelfs als ze de Qor-aan horen, horen ze het met een onoplettend hart en praten ze erdoor heen. Zodra zij gefluit en geklap in handen horen, verlagen zij hun stemmen, houden zich stil en schenken er aandacht aan. (Madjmoo’ al- Fataawa, 11/557 ff)
Sommigen zeggen dat muziek en muzikale instrumenten het effect hebben de harten van mensen te verzachten en rustige gevoelens te creëren. Dit is niet waar, want het wekt lichamelijke begeerte en vreemde ideeën op. Als het daadwerkelijk deed wat ze zeggen dan zou het de harten van de musici al verzacht hebben en hun houding en gedrag beter hebben gemaakt. Doch de meeste van hen, zoals we weten, bevinden zich op het slechte pad en gedragen zich slecht.