1. | Vraag |
2. | Bewijs van verbod in de Qor-aan en Soennah |
3. | De standpunten van de Islamitische geleerden (imams) |
4. | Een gepaste uitzondering |
5. | Een ongepaste uitzondering |
6. | Conclusie |
Al-Qaasim (moge Allah hem zegenen) zei: Zingen maakt deel uit van leugens. Al-H’asan (moge Allah hem zegenen) zei: Als er muziek gedraaid wordt tijdens een diner uitnodiging (waliemah), accepteer deze uitnodiging dan niet. (al-Djaami’ door al-Qayrawaani, p. 262-263).
Sheikh al-Islaam Ibn Taymiyyah (moge Allah hem zegenen) zei: Het standpunt van de vier Imams is dat alle soorten muziekinstrumenten h’araam zijn. Er is in Sah’ieh’ al-Boekhaarie en ergens anders verslag gedaan van het feit dat de Profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei dat er tussen zijn Oemmah mensen zullen zijn die zinaa, zijde, alcohol en muziekinstrumenten toestaan en dat ze zullen veranderen in apen en varkens….Niemand van de volgelingen van de imams vermelde enige strijd omtrent de zaak over muziek. (al-Madjmoo’, 11/576).
Al-Albaanie (moge Allah hem zegenen) zei: De vier madzahieb zijn het er mee eens dat alle muziekinstrumenten h’araam zijn.
(as-Sah’ieh’ah, 1/145).
Ibn al-Qayyim (moge Allah hem zegenen) zei: De madz-hab van Abu H’aniefah is de strengste in deze beschouwing en zijn opmerkingen zijn tussen hen het ruwst. Zijn metgezellen beweren duidelijk dat het h’araam is om naar alle muziekinstrumenten te luisteren, zoals de fluit en de drum enz., zelfs het tikken met een stok. Zij beweerden dat het een zonde is. Dit betekent dat deze persoon een faasiq (opstandige slechtdoeners) is wiens verklaring moet worden verworpen. Ze gingen verder dan dat en zeiden dat het luisteren naar muziek fisq (opstand, zondigen) is en het genieten ervan is koefr (ongeloof). Dit zijn hun woorden. Ter ondersteuning vertelden zij een h’adith die niet kon worden toegeschreven aan de Profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem). Ze zeiden: Hij zou proberen het niet te horen wanneer hij voorbij ging of het in z’n nabijheid. Abu Yoesoef zei, dat betrekking heeft op een huis waar men het geluid van muziekinstrumenten kan horen: Betreed het zonder hun toestemming, want het verbieden van slechte handelingen is een verplichting. En wanneer men niet in staat is om binnen te gaan zonder toestemming dan kan men de verplichte dienst (van het genieten van het goede en het verbieden van het slechte) niet vervullen. (Ighaathat al-Lahfaan, 1/425).
De schrijver van Kifaayat al-Akhbaar, die één van de Shaafa’is was, rekende muziekinstrumenten zoals fluiten en anderen tot moenkar (onheil/slecht) en degene die ze vertoont (waar ze worden bespeeld) moet aangeklaagd worden. Hij kan niet vrijgesteld worden van het feit dat er slechte geleerden zijn, omdat ze de Sharie’ah vervalsen, of slechte faqeers zijn ? dit houdt in de Soefis, want zij noemen zichzelf foeqaraa-e of faqeers ? want ze zijn onwetend en volgen iedereen die lawaai maakt. Ze zijn niet geleid door het licht van de wetenschappelijke kennis en graag blazen ze in vrijwel elk blaasinstrument. (Kifaayat al-Akhbaar, 2/128).
Ibn al-Qayyim (moge Allah hem zegenen) zei: Met betrekking tot de visie van Imam Ahmad, zei zijn zoon ‘Abdoellaah: Ik vroeg mijn vader over zang. Hij zei: Zingen maakt hypocrisie groeien in het hart.Ik houd er niet van.Vervolgens noemde hij de woorden van Maalik: De slechtdoeners (faasiqs) temidden van ons doen dat. (Ighaathat al-Lahfaan).
Ibn Qoedaamah, de onderzoeker van de H’anbali madz-hab ? (moge Allah hem zegenen) zei: Er bestaan drie types muziekinstrumenten die h’araam zijn.Dit zijn de snaren, tokkelinstrumenten en rabaab (gesnaard instrument) enz.; alle soorten fluiten en drums (en andere hedendaagse instrumenten die vroeger niet bestonden). Degene die er voortdurend naar luistert, zijn verklaring zou verworpen moeten worden. (al-Moeghni, 10/173). En hij (moge Allah hem zegenen) zei: Als een persoon is uitgenodigd voor een bijeenkomst waar zich onaangename dingen bevinden, zoals wijn en muziekinstrumenten, en hij is in staat om het aan te klagen dan zou hij aanwezig moeten zijn en er tegen vrijuit spreken. Als hij niet in staat is dit te doen dan zou hij niet moeten verschijnen. (Soerat al-Kaafi (3), aayah 118).
At-Tabari (moge Allah hem zegenen) zei: De geleerden uit alle streken zijn het ermee eens dat zang makrooh is en zou vermeden moeten worden. Hoewel Ibraahiem ibn Sa’d en ‘Oebaydoellaah al-‘Anbari verschillen van de meerderheid, (zou er opgemerkt moeten worden dat) de Boodschapper van Allah zei: “Blijf trouw aan de meerderheid” (dus van de islamitische geleerden). Degene die overlijdt met een meningsverschil van de meerderheid, overlijdt als een Djaahili. (Tefsier al-Qortobi, 14/56). In vroegere generaties was het gebruikelijk om het woord “makrooh” te gebruiken voor het woord “h’araam”. Daarna werd er de betekenis “afkeer” (deze term is dus FOUT) voor aangenomen. Maar hieronder moet worden verstaan dat het “verboden” betekent, want hij [at-Tabari] zei: “Het zou vermeden moeten worden”. En er is niets dat vermeden moet worden behalve datgene dat h’araam is en ook omdat in de twee ah’adieth staat dat muziek aangeklaagd is in de krachtigste termen. Al-Qortobi (moge Allah hem zegenen) is de enige die dit verslag heeft overgeleverd. Vervolgens zei hij: Abu ‘l-Faradj en al-Qaffaal zeiden temidden van onze metgezellen: De verklaring / het bewijs van een zanger en een danser wordt niet geaccepteerd. Ik zei: Als er is bewezen dat deze kwestie niet toegestaan is dan is het ook niet toegestaan om de betaling ervoor (voor muziek en zang) te accepteren.
Sheikh al-Fawzaan (moge Allah hem beschermen) zei: Wat Ibraahiem ibn Sa’d en ‘Oebaydoellaah al-‘Anbari zeiden over zang is niet dezelfde soort zang die we hedendaags kennen. Zij zouden nooit dit soort zang hebben toegestaan, welke het het uiterst zedeloos en immoreel is. (al-I’laam).
Ibn Taymiyyah (moge Allah hem zegenen) zei: Het is niet toegestaan om muziekinstrumenten te maken. (al-Madjmoo’, 22/140). En hij zei: Volgens de meerderheid van de foeqahaa’ is het toegestaan om muziekinstrumenten te vernietigen, zoals de tanboor [een gesnaard instrument dat lijkt op een mandoline]. Dit is het standpunt van Maalik en is het meest beroemde van de twee standpunten, verteld door Ahmad. (al-Madjmoo’, 28/113). En hij zei: ….Ibn al-Moendzir vermelde dat de geleerden het er mee eens zijn dat het niet is toegestaan om mensen te betalen die zingen en jammeren….we hebben van de eenstemmigheid van de geleerden geleerd dat het niet is toegestaan om te zingen en / of te jammeren. As-Sha’bi, an-Nakha’i en Maalik beschouwden het als makrooh [d.w.z. h’araam]. Aboe Thawr, an-Noe’maan ? Aboe H’aniefah (moge Allah hem zegenen) ? en Ya’qoeb en Muhammad, twee studenten van Aboe H’aniefah zeiden: Het is niet toegestaan om iets te betalen voor zingen en jammeren. Dit is ons denkbeeld. En hij zei: Muzikale instrumenten zijn als wijn voor de ziel. Wat het de ziel aandoet is erger dan wat vergiftige dranken dat doen. (Madjmoo’ al-fataawa, 10/417).
Ibn Abi Shaybah (moge Allah hem zegenen) vertelde dat een man een mandoline gebroken had die een andere man toebehoorde. De laatstgenoemde nam zijn zaak mee naar Shaybah, maar deze kende hem geen enkele compensatie toe ? d.w.z. dat hij er niet voor zorgde dat de eerste man de mandoline vergoedde, want deze is h’araam en heeft dus geen waarde. (al-Moesannaf, 5/395).
Al-Baghawi (moge Allah hem zegenen) legde in een fatwa vast dat het h’araam is om alle soorten instrumenten te verkopen, zoals mandolines, fluiten etc. Daarna zei hij: wanneer de reputatie (is tot op heden nog steeds niet gebeurd) is uitgewist en muzikale instrumenten worden gewijzigd dan is het toegestaan om delen ervan te verkopen, of het nu zilver, ijzer, hout is of wat dan ook. (Sharh’ as-Soennah, 8/28).