Vraag & Antwoord

Het oordeel over het vieren van ‘Aashoeraa-e en het bezoeken van graven op deze dag

“Wat is het oordeel over wat mensen doen op de dag van ‘Aashoeraa-e van het aanbrengen van Kohl (een soort oogmascara) en het wassen, het aanbrengen van Henna, het handen schudden, kookevenementen en het laten zien van plezier, en ga zo maar door ...Is er hierover van de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) een authentieke overlevering of niet? En als er hierover geen authentieke overlevering is, behoort dan dit tot de Bid’ah (innovatie in de religie) of niet? En wat de andere gemeenschap (Shie’ah) doen van het eren van begrafenissen, verdriet en dorst, en andere vormen van gejammer en geweeklaag, en het scheuren van de kleren, heeft dit een oorsprong in de Soennah of niet?” 

Alle lof is voor Allah. 

Sheikhoe l-Islaam is deze vraag gesteld en hij antwoordde als volgt: “Alle lof zij Allah, de Heer der Werelden. Er is niets hiervan vermeld  in een authentieke overlevering van de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem), noch zijn metgezellen, en het wordt ook niet aanbevolen door de a-immah (voorgangers) van de moslims zoals de vier imams (Aboe H’aniefah, Maalik, Shaafie’ie en Ahmed (moge Allah hen allen barmhartig zijn), of iemand anders. Er is ook niets overgeleverd door de Hadithgeleerden die overleveringsboeken hebben geschreven hierover, noch van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem), noch van de metgezellen, noch van de Taabi’ien, noch een sterke of zwakke overlevering die hier iets van vermeld, noch sterk noch zwak. Er is niets vermeld in de Sahieh boeken hierover, en ook niet in de Soenen of Masaanied. Er is niets bekend hierover in de eerste beste eeuwen. Maar sommige van de latere generaties hebben sommige overleveringen hierover vermeld zoals: “Wie Kohl opbrengt op de dag van ‘Aashoeraa-e zal de rest van het jaar niet getroffen worden door een oogaandoening.” Of: “Wie de wassing doet op de dag van ‘Aashoeraa-e zal de rest van het jaar niet ziek worden” en soortgelijke overleveringen. Ze hebben ook de deugden van het gebed op ‘Aashoeraa-e genoemd, en dat op de dag van ‘Aashoeraa-e het berouw van Aadam was, en het schip van Noeh aan wal ging op deze dag, en op deze dag de profeet Yoesoef terugkeerde naar zijn vader Ya’qoeb, en de redding van Ibraahiem van het vuur was, en het offeren van de ram in plaats van de zoon en ga zo maar door. En er is een gelogen en valse overlevering overgeleverd over de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) waarin het volgende vermeld staat: “Wie zich ruimhartelijk en joviaal opstelt ten opzichte van de familie van de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) op deze dag zal de rest van het jaar door Allah verruimd worden in zijn levensonderhoud.”

Daarna spreekt Sheikh al-Islaam (moge Allah hem genadig zijn) over twee dwalende groepen die ten tijde aanwezig waren in Koefa (Irak) die van de dag van ‘Aashoeraa-e als een feestdag namen voor hun innovaties. De eerste groep was een Raafidhie groep die hun loyaliteit uiten aan de Ahloe al-Bayt, in werkelijkheid waren het ofwel atheïsten en ketters, ofwel onwetende Djoehhaal, de volgers van hun begeerten. En een andere groep die behoorde tot de “Naasibah” en ‘Ali en zijn metgezellen haatten naar aanleiding van wat er gebeurd was in de strijd. Het is bevestigd in Sahieh Moslim van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) dat hij zei: “Er zal in Thaqief een leugenaar en een ‘Moebeer” zijn.” De leugenaar was al-Moekhtaar ibn Abie ‘Oebayd at-Thaqafi, en hij toonde loyaliteit aan de Ahloe al-Bayt. 

En hij toonde ook het opkomen voor hen. Het was ‘Oebaydillaah ibn Ziyaad, de Emir van Irak, die een leger leidde die Al-H’oesayn ibn ‘Ali vermoordden, moge Allah met hen (‘Ali en al-H’oesayn) tevreden zijn. Daarna toonde hij (Aboe ‘Oebayd at-Thaqafie) leugens en claimde zichzelf het profeetschap en hij beweerde dat Djibriel tot hem neerdaalde met openbaringen. De mensen zeiden tegen ibn ‘Omar of ibn ‘Abbaas: “Mokhtaar ibn Abie ‘Oebayd beweert dat er openbaringen vanuit de hemel tot hem neerdalen. Hij zei: “Hij heeft juist gesproken, is het niet zo dat Allah (de Verhevene) zeg: “Zal ik jou vertellen tot wie de Satans neerdalen? Zij dalen neer tot elke zondige leugenaar.” (Soerat ‘Ashoeraa-e (26) aayah 221). Tegen de andere metgezel zeiden ze: “Mokhtaar beweert dat er openbaringen tot hem neerdalen, en hij zei: “Hij heeft juist gesproken: “Satans van onder de mensen en de Djinn, zij fluisteren elkaar fraaie woorden in om (de mensen) te misleiden.” (Soerat al-An’aam (6) aayah 112).

En de ‘Moebeer” was H’adjaaj ibn Yoesoef at-Thaqafi; hij splitste zich af van ‘Ali en zijn metgezellen, hij behoorde tot de Nawaasib. En de eerste behoorde tot de Rawaafidh en leugens, misleidingen en bedrog en afwijking in de religie waren de grootste kenmerken van deze Raafidhie, want hij beweerde leugenachtig een profeet te zijn…. 

Er was in Koefa tussen deze twee groepen (Rawaafidh en Nawaasib) vele oorlogen en beproevingen met als resultaat dat Al-H’oesayn ibn ‘Aliy (moge Allah met hen beiden tevreden zijn) gedood werd op de dag van ‘Aashoeraa-e. Hij werd vermoord door de onrechtvaardige en buitensporige sekte. Zo werd hij vereerd met martelaarschap zoals anderen van de Ahloe al-Bayt hiermee vereerd werden zoals H’amzah, Dja’far, zijn vader ‘Ali en anderen. Zijn martelaarschap was een kwestie waarmee Allah zijn status heeft verhoogd en een hoge graad heeft behaald want hij en zijn broer Al-H’asan  behoren tot de jongeren van het Paradijs. En een grote status en graad kan alleen behaald worden door een beproeving. 

De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei toen hij gevraagd werd welke van de mensen het meest op de proef worden gesteld: “De profeten en vervolgens de rechtschapenen, en daarna hen die erna komen (in rang en status).” Een man zal beproefd worden naargelang de sterkte van zijn geloof: wanneer hij sterk in zijn geloof staat wordt hij zwaarder beproefd, en wanneer hij zwakker in zijn geloof staat wordt hij lichter beproefd. En de beproevingen zullen de gelovige steeds treffen totdat hij op aarde rondloopt zonder een zonde.” Overgeleverd door at-Tirmidzie en anderen. 

Al-H’asan  en Al-H’oesayn hebben de hoge status bereikt van wat Allah voor hen heeft bepaald. Desondanks was hun beproeving bij lange niet zo hevig als de beproeving waarmee hun rechtschapen voorgangers getroffen werden (zoals profeten), want zij (Al-H’asan en al-H’oesayn) zijn geboren tijdens de glorie van de Islaam, en zij zijn opgevoed in eer en waardigheid van de Islaam, en de moslims eren hen en onderscheiden hen (moge Allah tevreden met hen zijn). Het behoorde tot de gunsten van Allah over hen dat Hij hen beproefde en zo liet behoren tot Ahloe al-Bayt, zoals zij die beter als hen waren ook beproefd werden. ‘Aliy ibn Abie Taalib, hun vader, is beter als hen, hij werd als martelaar gedood. De moord op Al-H’oesayn was ook een zaak die de verdeeldheid onder de mensen teweeg bracht. 

Zoals de moord op ‘Oethmaan (moge Allah tevreden met hem zijn) een van de grootste redenen voor onenigheid en Fitnah tussen mensen was, en als gevolg daarvan is de natie verdeeld tot aan de dag van vandaag. Daarom is er in een overlevering gekomen: “Drie zaken wanneer iemand ervan gered is, is hij gered: mijn dood, de moord op de geduldige Khaliefah (‘Oethmaan) en de Dadjaal.” 

(Dan vermeld  Sheikh al-Islaam (moge Allah hem genadig zijn) een gedeelte van de biografie van Al-H’asan  en zijn rechtvaardigheid).

“..Toen hij (Al-H’asan ) stierf en opgenomen werd tot het welbehagen van Allah, schreven de mensen naar zijn broer Al-H’oesayn dat zij loyaal aan zijn leiderschap zullen zijn en hem de overwinning beloofden, en hem zullen helpen als dit nodig was. Maar in werkelijkheid was dit niet het geval. Toen Al-H’oesayn zijn neef naar hen stuurde braken zij hun belofte, en kwamen zij hun woord niet na. De mensen die dichtbij Al-H’oesayn waren zoals ibn ‘Abbaas en ibn ‘Omar en anderen hebben aanwijzingen gegeven en Al-H’oesayn geïnstrueerd niet naar hen te gaan en niets van hen te aanvaarden. Zij zagen in dat het gaan van Al-H’oesayn naar deze mensen geen belang bij gebaat is, en niet veel goeds teweeg zal brengen. En inderdaad was het ook zo, en de voorbeschikking van Allah is voorbeschikt. Toen Al-H’oesayn naar hen vertrok en zag dat de dingen veranderd waren, vroeg hij hen om hem te laten gaan of naar de grensplaatsen te gaan of naar zijn neef Yazied. Zij weerhielden hem hiervan totdat hij zich volledig overgaf. Het kwam tot een treffen tussen Al-H’oesayn totdat zij hem onrechtvaardig doodden en degenen die met hem waren, en zo werd Al-H’oesayn vereerd met het martelaarschap en is hij als martelaar (Sah’ieh’) (moge Allah met hem tevreden zijn) gesneuveld. 

Een martelaarschap waarmee hij door Allah vereerd werd en hem liet behoren tot de reine mensen van Ahloe al-Bayt en de mensen die hem onrecht aandeden en aanvielen vernederde. Dit was (moord op al-H’oesayn) een aanleiding tot de verdeeldheid en kwaad dat geschiedde tussen de mensen. Er ontstonden onwetende onrechtvaardige sekten: ofwel een atheïstische hypocriete groep, en ofwel verdwaalde buitensporige groep…die zogenaamd loyaliteit een hem toonde en loyaliteit aan de Ahloe al-Bayt waarbij zij de dag van ‘Aashoeraa-e als een dag van verdriet, leed en geweeklaag namen en waarbij de gewoonten van de Djaahiliyyah nieuw leven werd ingeblazen zoals het slaan op de wangen, het scheuren van de kleren, en het roepen van de leuzen van Djaahiliyyah. Dit, terwijl Allah en Zijn boodschapper ons hebben opgedragen tijdens de rampspoed geduld te hebben zoals Allah (de Verhevene) zegt: “Maar geeft verheugende tijdingen aan de geduldigen. Degenen die wanneer een ramp hen treft, zeggen: (Inna lillahi wa inna ilayhi raadji'oen) "Voorwaar, aan Allah behoren Wij, en voorwaar, tot Hem zullen Wij terugkeren." (Soerat al-Baqarah (2) aayah 155-156).

De boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Hij behoort niet tot ons die (bij een ramp) op zijn wangen slaat, zijn kleren scheurt, en leuzen van Djaahiliyyah uitspreekt.” Hij zei ook in een andere overlevering: “Ik ben verre van elke vrouw die luidkeels schreeuwt, haar haren scheert, of kleren scheurt bij het treffen van een ramp.” De profeet zei ook in een overlevering: “Wanneer de ‘Naa’iehah’ (de vrouw die luidkeels schreeuwt om de dood van een naaste) geen berouw toont voor haar dood, zal zij op de Dag der Opstanding tevoorschijn komen uit haar graf met een kledingstuk van gesmolten koper en een ander kledingstuk van Djarb (dit is een huidziekte die zowel kamelen als mensen treft; wij vragen Allah om bescherming!).”

In Moesned Ah’med is er een overlevering van Faatimah de dochter van al-H’oesayn, via haar vader al-H’oesayn dat de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Er is geen man (of vrouw) die getroffen wordt door een rampspoed, en deze rampspoed herinnerd al is het na een lange tijd, en vervolgens “al-Istirdjaa’ “ opzegt (Inna lillaahi wa inna ilayhi radji'oen, "Voorwaar, aan Allah behoren Wij, en voorwaar, tot Hem zullen Wij terugkeren") of Allah zal hem de beloning geven als de beloning van de dag waarop hij met deze ramp getroffen werd.”

Dit is een eer van Allah voor de gelovigen. Wanneer de ramp van de dood van Al-H’oesayn of andere rampspoeden na een lange periode herinnerd worden is het voor de gelovige gepast om “al-Istirdjaa’ “ op te zeggen zoals hij door Allah en Zijn boodschapper opgedragen is, om zo de beloning in ontvangst te nemen als de beloning voor degene die beloond wordt op dag dat hij getroffen is door een rampspoed. 

Als Allah heeft bevolen om geduld te hebben bij het begin van de rampgebeurtenissen, hoe is het dan gesteld na een lange periode?! Het behoort tot het sieren van de dwaling door Shaytaan aan de dwalende mensen van wat zij doen van het nemen van de dag van ‘Aashoeraa-e als een dag van leed en verdriet, en wat zij allemaal uitvoeren op deze dag van het gejammer, en het zingen van klaaggedichten van verdriet, en het vertellen van vele leugens, onverdraagzaamheid en haat (naar o.a. de metgezellen) en het creëren van onenigheid en Fitnah tussen de mensen van de Islaam.

Deze dwalende buitensporige sekte (Raafidhah) zijn nog kwader dan de Khawaaridj waarover de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft gezegd (over de Khawaaridj): “Zij doodden de mensen van de Islaam en laten de mensen van afgodsbeelden (polytheïsten).” Deze zijn het die de joden, christenen en polytheïsten helpen tegen de Ahloe al-Bayt van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) en zijn natie van de gelovigen, zoals zij de polytheïsten van de Turken en Tataren hebben geassisteerd en geholpen bij wat zij hebben gedaan bij de val van Baghdad (in het jaar 656 H) tijdens de Abesijnse dynastie en regeerperiode (132 H-656 H), en andere gebeurtenissen. 

De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Wie van jullie na mij leeft zal veel meningsverschillen zien, houd dus vast aan mijn Soennah en de Soennah van de rechtgeleide Khaliefen na mij (Aboe Bakr, ‘Omar, ‘Oethmaan en ‘Ali), houd je eraan en klamp je er stevig aan vast, en pas op voor nieuwigheden (in de religie), want elke nieuwigheid in de religie is een innovatie (Bid’ah), en elke innovatie is een dwaling.” Noch de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem), noch de rechtgeleide Khakiefen hebben op de dag van ‘Aashoeraa-e  iets van deze geïnnoveerde rituelen van verdriet en rouw, noch van plezier en vreugde uitgevoerd. Toen de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) in Medinah arriveerde vond hij de joden vastende op de dag van ‘Aashoeraa-e. Hij vroeg hen over de reden van hun vasten op de dag van ‘Aashoeraa-e en zij antwoordden: “Dit is een dag waarop Allah Moesaa redde van de verdrinking (en van Fir’awn). Wij vastten dus op deze dag.” De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Wij hebben meer aanspraak op Moesaa dan jullie.” Hij vastte deze dag en gaf opdracht om op deze dag te vasten.”

Ook de Qoeraysh vereerden ‘Aashoeraa-e in de tijd van de Djaahiliyyah (onwetendheid). De dag waarop de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) mensen opdracht gaf te vasten was één dag. De boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) vestigde zich in Medinah in Rabie l-Awwal (derde maand van de islamitische kalender). In het jaar daarop vastte de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) de dag van ‘Aashoeraa-e ( in de maand Moeh’arram, de eerste maand van de islamitische kalender). De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) gaf de opdracht om deze dag te vasten en daarna werd de verplichte vastenmaand (Ramadhaan) voorgeschreven en verplicht gesteld wat als het ware het vasten van ‘Ashoeraa-e heeft opgegeven. De geleerden verschilden van mening: was het vasten van die dag (‘Aashoeraa-e) een verplichting of aanbevolen? Er zijn twee standpunten van geleerden hierover en de meest juiste en correcte is dat het eerst een verplichting was, en vervolgens was het voor de mensen een vrije keuze om deze dag te vasten of niet. De boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft de mensen niet verplicht deze dag te vasten, hij zei: “Dit is de dag van ‘Aashoeraa-e’, ik zal deze dag vasten, en wie van wenst deze te vasten kan vasten.” 

Hij zei ook: “Het vasten van ‘Aashoeraa-e wist de zonden van een jaar weg, en het vasten van ‘Arafah wist de zonden van twee jaar weg.” Aan het einde van zijn leeftijd, toen hij hoorde dat de joden deze dag als feestdag namen, zei hij: “Als ik het volgende jaar nog leef, zal ik ook de negende dag vasten.” Dit was om niet gelijktijdig met de joden te vasten. Er waren sommigen van de metgezellen en geleerden die deze dag niet vastten, en ook niet aanbevelen deze dag te vasten, maar het als afgeraden zien deze dag afzonderlijk te vasten zoals dit is geciteerd van de geleerden uit Koefa (stad in Irak). 

Er zijn ook geleerden die het vasten ervan als aanbevelingswaardig zien. 

De juiste mening is dat het aanbevolen is deze dag te vasten in combinatie met het vasten van de negende dag van Moeh’arram. Want dit was het laatste advies van de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) was conform zijn woorden: “Als ik het volgende jaar nog leef, zal ik de negende ook vasten” zoals dit is uitgelegd in sommige overleveringen. Dit is wat door de profeet van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) als Soennah is voorgeschreven, wat betreft de andere dingen: zoals het bereiden van maaltijden anders dan de gewone dagen, van graan of niet-graan producten, of het aantrekken van nieuwe kleding en extravagant spenderen, of het inkopen van alles en nog wat voor een heel jaar op deze dag, of het verrichten van specifieke aanbiddingen zoals een ‘Aashoeraa-e gebed’, of het offeren op deze dag, of het bewaren van het vlees van de offer specifiek voor deze dag om er een maaltijd mee te bereiden, of het aanbrengen van Kohl en het verrichten van een wassing voor deze dag, of het elkaar handen schudden, of het bezoeken van specifieke moskeeën of graven en nog meer van zulke zaken, behoren allemaal tot de geïnnoveerde innovaties die niet door de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zijn uitgevoerd, noch de rechtgeleide Khaliefen. En deze zijn ook niet uitgevoerd door een van de prominente imams van de moslims zoals Maalik, at-Thawrie, Layth ibn Sa’d,  Aboe Hanifa, al-Awzaa’ie, Shaafi'ie, Ah’mad ibn H’anbal, Is-h’aaq ibn Raahaweyah, en ook niet soortgelijken van de islamitische imams en islamitische geleerden .. en de religie van de Islaam is gebaseerd op twee fundamenten: dat niemand aanbeden wordt dan Allah, en dat wij Allah aanbidden met aanbiddingen die legitiem zijn (d.w.z. dat zij een bewijs hebben in de Qor-aan of de Soennah). Wij kunnen en mogen Allah niet aanbidden met verzonnen aanbiddingen en innovaties. Allah (de Verhevene) zegt: “Wie daarom de ontmoeting met zijn Heer verwacht: laat hem goede daden verrichten en laat hem bij de aanbidding van zijn Heer niet één deelgenoot toekennen." (Soerat al-Kahf (18) aayah 110). Een deugdzame goede daad is een daad waarvan Allah en Zijn boodschapper van houdt, en dit is ook de legitieme toegestane daad van aanbidding en niets anders wat geïnnoveerd is. 

En daarom zei ‘Oemar ibn al-Khattaab in zijn smeekbede: “O Allah, maak al mijn daden tot de daden van deugdzaamheid puur en zuiver voor Uw Aangezicht en Welbehagen, en laat geen enkele daad voor iemand anders (dan U) zijn.” 

Einde citaat uit de samenvatting van de woorden van Sheikh al-Islam Ibn Taymiyyah (moge Allah hem genadig zijn) uit zijn “al-Fataawa al-Koebraa” 5.

En Allah is Degene die leidt naar het Rechte Pad. 

Sheikh Mohammed Saalih’ Al-Moenadjid (moge Allah hem beschermen). 


AL.ISLAAM.COM
Uw mobiele kennisbron over de Islaam

BESCHIKBAAR OP DE VOLGENDE APPARATEN