1. | De h'adieth |
2. | Commentaar van Sheikh Moeh’ammed ibn Saalih Al-‘Oethaymien |
3. | Commentaar van Sheikh Salmaan Al-‘Awdah |
Waarlijk, alle lof behoort toe aan Allah, wij prijzen Hem, wij zoeken onze toevlucht bij Hem en vragen Hem alleen om vergiffenis. Wie Allah leidt; niemand kan hem laten dwalen, en wie Allah laat dwalen; niemand kan hem leiden. En ik getuig dat er niets of niemand het recht heeft om aanbeden te worden buiten Allah, en ik getuig dat Moeh’ammed Ibn ‘Abdoellah Zijn dienaar en boodschapper is, moge Allah’s vrede en zegeningen rusten op hem en zijn familie. Vervolgens;
Het is ook van ‘Oemar (moge Allah tevreden met hem zijn) overgeleverd dat hij heeft gezegd: “Toen wij op een dag bij de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zaten, verscheen er een man voor ons, in stralend witte kleren en met gitzwarte haren, op wie geen sporen van een reis te zien waren. Niemand van ons kende hem. Hij ging voor de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zitten, met zijn knieën tegen die van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem), en hij plaatse zijn handen op zijn dijen en zei: “O Moeh’ammed, vertel me wat Islaam is.” Allah’s boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) antwoordde: “De Islaam houdt in dat je getuigt dat er niets of niemand het recht heeft om aanbeden te worden buiten Allah, en dat Moeh’ammed de boodschapper van Allah is, en dat je de salaat verricht, de zakaat betaalt, vast gedurende de Ramadaan en de H’adj naar het Huis verricht, als je daartoe in staat bent.”
Daarop zei hij: “U heeft juist gesproken.” Wij waren erg verbaasd dat hij hem eerst iets had gevraagd en daarna het antwoord bevestigde. Daarna zei hij: “Vertel mij wat imaan is.” Hij antwoordde: “Het houdt in dat je gelooft in Allah, Zijn engelen, in Zijn boeken, in Zijn profeten en in de Laatste Dag, en dat je gelooft in de voorbeschikking (“Al-Qadr”), zowel het goede als het slechte.” Hij zei: “U heeft juist gesproken”. Daarna zei hij: “Vertel mij wat ih’saan is.” Hij antwoordde: “(Het houdt in) dat je Allah aanbidt alsof je Hem ziet, en als je Hem niet ziet, besef dat Hij jou wel ziet.” Toen zei hij: “Vertel me over het Uur.”
Hij antwoordde: “Daarover weet de ondervraagde niet meer dan de vrager.” Hij zei: “Vertel me dan over de tekenen ervan.” Hij antwoordde: “Dat de slavin haar meester zal baren en dat je ziet dat op blote voeten lopende, naakte en behoeftige schaapherders met elkaar wedijveren in het bouwen van hoge huizen.”
Hierna ging hij (de vreemdeling) weg en ik bleefdaar enige tijd zitten, totdat hij (de profeet) me vroeg: "O 'Oemar, weet jij wie die vragensteller was ?” Ik antwoordde: “Allah en Zijn boodschapper weten het het beste.” Hij zei: “Het was Djibriel, die kwam om jullie je godsdienst te onderwijzen.” Overgeleverd door Al-Boekhaarie en Moeslim.
In de isnaad staat: “ook van ‘Oemar”, omdat de eerste h’adieth uit deze reeks die we reeds hebben behandeld ook door hem was overgeleverd, en we hebben daar reeds kort verteld wie deze geweldige metgezel was (moge Allah tevreden met hem zijn). Ook de verzamelaars van deze h’adieth, imaam Al-Boekhaarie en imaam Moeslim (moge Allah tevreden met hem zijn), hebben we reeds behandeld bij de eerste h’adieth.