De Stervende “God”: "En Jezus, een grote stem van [zich] gegeven hebbende, gaf den geest." (Marcus, 15:37)
De “God” Die Zogenaamd Dood Was: "De Christus stierf" (Romeinen, 5:6). En we lezen; "Hij was dood". (Johannes, 19:33)
Het Zogenaamde Lijk van “God”: “Deze kwam tot Pilatus, en begeerde het lichaam van Jezus. Toen beval Pilatus, dat [hem] het lichaam gegeven zou worden.” (Matteus, 27:58)
Het Doodskleed van “God”: “En Jozef, het lichaam nemende, wond hetzelve in een zuiver fijn lijnwaad.” (Mattheus, 27:59)
De Overleden en Betreurde “God”: “Als nu de hoofdman over honderd zag, wat er geschied was, verheerlijkte hij God, en zeide: Waarlijk, deze mens was rechtvaardig..” (Lucas, 23:47)