“God” Werd Bang: “En na dezen wandelde Jezus in Galilea; want Hij wilde in Judea niet wandelen, omdat de Joden Hem zochten te doden.” (Johannes, 7:1)
“God” Liep Rond met Angst voor de Joden: “Van dien dag dan af beraadslaagden zij te zamen, dat zij hem doden zouden. Jezus dan wandelde niet meer vrijelijk onder de Joden; maar ging van daar naar het land bij de woestijn, naar de stad, genaamd Efraim, en verkeerde aldaar met zijn discipelen.” (Johannes, 11:53-54)
“God” Lichtte zijn Hielen: “Zij zochten dan wederom Hem te grijpen, en Hij ontging uit hun hand.” (Johannes, 10:39)
“God” Vluchtte Weg: “Zij namen dan stenen op, dat zij ze op Hem wierpen. Maar Jezus verborg Zich, en ging uit den tempel, gaande door het midden van hen; en ging alzo voorbij.” (Johannes, 8:59)