Bibliotheek

O volgers van de Soennah, wees zachtaardig tegenover de mensen van de Soennah

Door Sheikh Abdelmoh’sin Ibn H’amad Al-‘Abbaad Al-Badr vertaald door Abou Imaan

Hoofdstukken

1. Inleiding
2. De gunst der spraak en verduidelijking
3. Weerhoudt je tong om te praten behalve over het goede
4. Vermoedens en het bespioneren
5. Zachtheid en tederheid
26767 keer gelezen

5. Zachtheid en tederheid

Allah (de Verhevene) heeft zijn profeet Mohammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem) beschreven als de bezitter van een hoogstaand karakter en zei: “En voorwaar, jij beschikt over een hoogstaand karakter.” Soerat Al-Qalam (68), aayah 3. En heeft hem beschreven met zachtheid en tederheid en zei: “En het was dankzij de Barmhartigheid van Allah dat jij zacht met hen was. En als je streng en hardvochtig was geweest, dan waren zij rondom jou uiteengegaan.” Soerat Aal-‘Imraan (3), aayah 159. En Hij beschreef hem (Allah’s vrede en zegen zij met hem) met barmhartigheid en liefdevol jegens de gelovigen en zei: “Voorzeker, er is een Boodschapper tot jullie gekomen uit jullie eigen midden. Zwaar voor hem is jullie lijden, vurig wenst hij het goede voor jullie, voor de gelovigen is hij liefdevol en barmhartig.” Soerat At-Tawbah (9), aayah 128.

De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft tederheid bevolen en daar de nadruk op gelegd en zei: “vergemakkelijk en bemoeilijk niet, breng mensen de verheugende tijding en jaag ze niet weg.” Overgeleverd door Al Boekhaarie (69) en Moeslim (1734) van de H’adieth van Anes. Moeslim heeft overgeleverd (1732) van Ibn Moesa: “Breng mensen de verheugende tijding en jaag ze niet weg, vergemakkelijk en bemoeilijk niet.” Al-Boekhaarie heeft overgeleverd in zijn Sah’ieh’ (220) van Abie Hoerayrah (moge Allah tevreden met hem zijn) dat de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) tegen zijn metgezellen zei in het verhaal van de man uit het platteland die in de moskee had geplast: “Laat hem en giet er een emmer water over heen, voorwaar jullie zijn gezonden om te vergemakkelijken en niet om te bemoeilijken.”

Al-Boekhaarie leverde over (6927) van ‘Aa-ieshah (moge Allah tevreden met haar zijn) dat de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “O ‘Aa-ieshah! Allah is Teder en Houdt van Tederheid in alle zaken.” Moeslim (2593) overleverde deze h’adieth met de uitspraak: “O ‘Aa-ieshah! Allah is Teder en houdt van Tederheid en geeft voor tederheid wat Hij niet geeft voor geweld en voor niets anders.”

Moeslim leverde over in zijn Sah’ieh’ (2594) van ‘Aa-ieshah (moge Allah tevreden met haar zijn) van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) dat hij zei: “Tederheid hoeft maar met iets gepaard te gaan en het siert datgene en hoeft maar aan iets te ontbreken en het maakt het lelijk.”

Moeslim leverde ook over (2592) van Djarier Ibn ‘Abdoellaah (moge Allah tevreden met hem zijn) van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) hij zei: “Wie Tederheid mist, mist het goede"

Allah (de Verhevene) heeft de edele profeten Moesa en Haaroen (moge Allah’s vredesgroeten en prijzingen over hen zijn) opgedragen om uit te nodigen (naar de waarheid) met zachtheid en tederheid en zei: “Gaat naar Fir'awn: voorwaar, hij overtrad. En spreekt mild tot hem, moge hij zich laten vermanen of er bang van worden.” Soerat Taaha (20), aayah 43-44. En Allah (de Verhevene) heeft de edele metgezellen beschreven als barmhartig tegen elkaar en zei: “Moehammad is de Boodschapper van Allah en degene die met hem zijn, zijn streng tegenover de ongelovigen, maar onderling barmhartig.” Soerat Al-Fat-h’ (48), aayah 29.

De houding van Ahl s-Soennah t.o.v de geleerde- dat hij geëxcuseerd wordt als hij fouten maakt en niet voor innovator wordt uitgemaakt of verlaten wordt.

Feilloosheid behoort niemand toe na de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem), geen geleerde is gespaard van fouten, en wie fouten maakt wordt daarin niet gevolgd en deze fout wordt niet als gelegenheid genomen om zijn tekortkomingen duidelijk te maken en tegen hem te waarschuwen. 

Zijn weinige falen wordt vergeven door zijn vele correctheden. Van de geleerden, die heen zijn gegaan, wordt hun kennis benut, en daarnaast wordt opgepast om hun fouten te volgen. Tevens wordt Doe’aa-e voor hem gedaan en barmhartigheid voor hem gevraagd en wie van deze geleerden leeft, hetzij een geleerde of een kennis vergaarder, wordt gewaarschuwd voor zijn fouten met zachtheid en tederheid met als doel hem veilig te stellen en hem terug te keren naar correctheid.

Er waren geleerden die heen zijn gegaan en die mankementen hadden in ‘Aqidah-kwesties. Toch kunnen geleerden en kennis vergaarders niet zonder hun werken maar het is zelfs zo dat hun werken behoren tot de belangrijke naslagwerken voor de mensen die zich bezig houden met kennis. Voorbeelden van deze geleerden zijn de A-iemmah: Al-Bayhaqi, An-Nawawi en Ibn H’adjar Al-'Asqalaani. 

Wat de Imaam Ah’mad Ibn Hossain Aboe Bakr Al-Bayhaqi betreft, daarover zei Ad-Dahabi in "As-Siyar" [18/163 en wat erna komt: Hij is al-H’aafedh de grote geleerde, de standvastige, de Fiqh-geleerde Sheikh Al-Islaam” en hij zei: “zijn daden werden gezegend en hij heeft nuttige werken verwezenlijkt” en hij zei: “hij verbleef in zijn dorp en richtte zich op het vergaren van informatie en het schrijven, hij heeft de Soenan Al-Kabir in 10 delen waargemaakt, en niemand heeft ditzelfde gedaan.” Hij heeft een grote hoeveelheid werken van hem genoemd en zijn boek “As-Soenan Al-Koebrah" is gedrukt in 10 grote delen, en hij heeft een uitspraak van Al-H’aafidh Abdelghafir Ibn Ismaa’el geciteerd waarin hij zei: “en zijn publicaties naderen de duizend, waarin niemand hem is voorgegaan, hij was thuis in h’adieth-, Fiqhwetenschappen, en het verduidelijken van mankementen van H’adieth en de juiste visie om ah’adieth uit te kiezen.” 

Ad-Dahabi zei ook: “de publicaties van Al-Bayhaqi hebben een grote waarde en zitten vol nuttigheden, er zijn er weinig die hun publicaties zo kwalitatief hebben gemaakt vergeleken met die van Al-Imaam Aboe Bakr, het past de geleerde om zich daarin te verdiepen, vooral zijn “as-Soenan Al-koebra.”

Wat de Imaam Yah’ya Ibn Sharaf An-Nawawi, zei over Ad-Dahabi in “Tadzkirat Al-h’oeffaad” [4/259]: “De Imaam, de h’adiethgeleerde, de enige (Imaam), de voorbeeldpersoon, Sheikh Al-Islaam het vaandel der oprechten...de auteur van de nuttige werken.” En hij zei: "ondanks zijn inzet en zijn bezigheid met de fijne zaken omtrent godsvrees, zelfcontrole en het reinigen van de ziel van wat daaraan kleeft en deze onthouden van wat het nodig heeft, kende hij de h’adieth uit zijn hoofd en beheerste de instrumenten ervan, kende de overleveraars en het verschil tussen de authentieke en de twijfelachtige en hij was een kenner van de wetschool."

Ibn Kathier zei in "Al-Biedaayah wa n-Niehaayah" [17/540]: “En hij hield zich bezig met het publiceren en vergaarde heel veel, daarvan heeft hij een deel afgemaakt en een ander deel niet afgerond, van wat hij heeft afgerond is zijn uitleg van Sah’ieh’ moeslim, Ar-Rawdah, Al-Minhaadj, Ar-Riyaad, Al-Adzkar, At-Tibyaan, Tah’rir At-Tanbieh en een herziende versie, Tahdieb Al-Asmaa-e, Al-Loeghaat, Tabaqat Al-Foeqahaa-e e.d. En van wat hij niet heeft afgerond - en als het afgerond zou zijn dan zou er geen gelijke zijn aan zijn specialiteit – Sharh’ Al-Moehaddab dat hij “Al-Madjmoe' “ noemde, hij is tot het hoofdstuk rente gekomen, hij heeft er mooie dingen in vermeld, hij heeft daarin de Fiqh wetenschap volgens de wetschool vermeld en anders, hij heeft daarin de h’adieth vermeld zoals het hoort, het onduidelijke en de taal en andere belangrijke zaken die alleen daarin vermeld staan...en ik ken geen betere boek als het gaat om Fiqh, ondanks het feit dat er veel dingen aan toegevoegd dienen te worden.

Ondanks deze hoeveelheid aan werken die uitmuntend waren behoorde hij niet tot de mensen die lang leven, zijn hele leven duurde 45 jaar. Hij is geboren in het jaar (631 Hidjriyyah) en overleed (moge Allah hem genadig zijn) in het jaar (676 hidjriyyah).

Wat betreft Al-H’aafedh, Ah’mad Ibn ‘Aliy Ibn H’adjar Al-‘Asqalanie. Hij is de bekende Imaam met zijn veelvuldige boeken. De belangrijkste van zijn boeken is Fat-h’ l-baarie sharh’ Sah’ieh’ Al-Boekhaarie, dat een grote bron is van kennis voor de geleerden en ook Al-Isaabah en tahdzieb At-Tahdzieb en Taqrieb Al-lisaan, liesaan Al-Miezaan, Ta’djiel Al-Manfie’ah, Boeloegh al-Maraam en andere boeken.

Tot de geleerden van deze tijd behoort de grote geleerde, de h’adiethgeleerde Naaser d-Dien Al-Albaani, ik ken zijn gelijke niet in deze tijd als het gaat om het actief bezig zijn met H’adieth en zijn ruime kennis daarin, hij is niet gespaard gebleven van sommige zaken die velen beschouwen als fouten van zijn kant. Zoals zijn bezigheid rondom de H’idjaab kwestie en de nadruk erop leggen dat het bedekken van het gezicht van de vrouw niet verplicht is, maar aanbevolen. En als hetgeen hij heeft genoemd daadwerkelijk zo is dan behoort het tot de waarheid die achtergehouden dient te worden gezien wat daaruit voortvloeit aan vrouwen die zich niet willen bedekken en zich daarop baseren. 

Ook zijn uitspraak in “Sifat Salaat An-Nabiy (Allah’s vrede en zegen zij met hem)” “het leggen van de handen op de borstkast na het neerknielen is een innovatie en dwaling” en het is een kwestie waarin verschil van mening over is tussen geleerden en ook wat hij genoemd heeft in "As-Silsilah Ad-Dha'iefah" (2355) dat het niet knippen van wat langer is dan een handgreep van de baard een innovatie is en ook zijn verbod op ad-Dahab Al-Moh’allaq (een bepaalde soort goud) voor vrouwen. Ondanks mijn afkeur op zijn uitspraken in deze kwesties kan ik niet zonder zijn boeken en ik vind dat anderen ook niet zonder zijn boeken kunnen en deze te benutten. Wat is de uitspraak van Al-Imaam Maalik (moge Allah hem genadig zijn) goed: “Eenieder wordt van zijn uitspraken genomen en gelaten behalve degene die in dit graf zit en hij wees naar het graf van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem).”

Dit zijn enkele citaten van de bezitters van kennis waarin zij benadrukken en verduidelijken dat de fouten van de geleerden worden vergeven, gezien zijn hoeveelheid aan het goede:

Sa’id Ibn Al-Moesayyieb (93 Hidjriyyah) zei: “Er is geen geleerde en geen oprechte en geen eminente die geen mankementen heeft, maar bij wie het goede het slechte overtreft wordt gekeken naar zijn goede, zoals het ook zo is dat degene bij wie zijn slechte zijn goede overtreft zijn goede nietig wordt. En een ander zei: de geleerde is niet gespaard van fouten, wie weinig fouten maakt en het vaak goed heeft is de geleerde, en wie het weinig goed heeft en veel fouten maakt is de onwetende.” Djami'oe Baayaani Fadhli l-'ilmie wa Fadhlih van Ibn AbdelBarr [2/48].

‘Abdoellaah Ibn Al-Moebaarak (181 hidjriyyah) zei: “Als het goede in de man het slechte overtreft dan wordt het slechte niet genoemd en als het slechte het goede overtreft dan wordt het goede niet genoemd.” Siyar A'laam An-Noebalaa-e van Ad-Dahabi [8/352 eerste druk].

Al-Imaam Ah’mad (241 Hidjriyyah) zei: “Er passeert de brug van Khoerasaan niemand die beter is dan Is-h’aaq (hij bedoelt Ibn Rahaweeh) ondanks het feit dat hij het niet met ons eens is over bepaalde zaken en zo zullen mensen van mening blijven verschillen.” Siyar A'laam Anoebala-e [11/371].

Aboe H’aatim Ibn H’ibbaan (354 Hidjriyyah) zei: “Abdelmaalik – hij doelt op Ibn Abie Soelayman - was van de besten onder de mensen van Al-Koefah en hij was een H’adiethkenner. Het is algemeen bekend dat degene die de h’adieth uit het hoofd kent en deze overdraagt uit datgene wat hij opgeslagen heeft in zijn geheugen dat hij zich zal vergissen. Het behoort niet tot rechtvaardigheid om de h’adieth van een sheikh die betrouwbaar en authentiek is, te laten behoren tot degenen waarvan de berouwbaarheid en authenticiteit vertroebelt is. Als we zo te werk gaan dan verplichten we onszelf om de h’adieth van Az-Zoehri, Ibn Djoeraydj, At-Thawri en Shoe’bah te laten omdat het h’adiethkenners zijn en precies waren en hun overdracht van h’adieth vond plaats uit het geheugen. Zij waren niet feilloos opdat ze zich niet vergissen in overleveringen, maar uit voorzorg en wat de voorkeur verdient in dit soort gevallen is het accepteren van wat de betrouwbare overlevert aan overleveringen, en het laten van wat duidelijk is geworden dat hij zich vergist heeft zolang dit niet in overdreven mate gebeurd is totdat dit zijn goede overtreft. Als dit het geval is dan verdient hij het om gelaten te worden.” At-Thoeqaat [7/97-98].

Sheikh Al-Islaam Ibn Taymiyyah (728 Hidjriyyah) zei: wat te weten moet zijn is dat de groeperingen die zich benoemen naar opvolgers van de fundamenten van de religie in verschillende categorieën geclassificeerd kunnen worden. Onder hen zijn er mensen die met de Soennah tegenstrijdig zijn in kleine zaken. Er zijn onder hen mensen die een groepering, die verre ligt dan hen van de Soennah, hebben weerlegd, waardoor men zijn weerlegging dankbaar is en de waarheid die hij uitgesproken heeft. Maar het kan zijn dat hij rechtvaardigheid bij zijn weerlegging niet nagekomen is en wat onjuistheden gesproken heeft, waardoor hij een grotere innovatie heeft gebruikt om een kleinere innovatie te weerleggen, en een onrecht heeft weerlegd met een groter onrecht. Dit is de toestand van de meeste van ahloe l-kalaam die toebehoren aan Ahl s-Soennah wal Djamaa’ah.

Als dit soort mensen, van datgene wat ze geïnnoveerd hebben, een uitspraak maken waarmee zij de gemeenschap van de moslims dwarsliggen en daarvoor loyaliteit en vijandigheid toewenden aan degenen die hen wel of niet opgevolgd hebben dan behoort dit tot de fouten die begaan kunnen worden. Allah de verhevene de Glorieuze vergeeft de gelovigen hun fouten in soortgelijke zaken. 

Daarom hebben veel voorgangers van deze Oemmah en haar A-iemmah deze fout gemaakt, zij hadden uitspraken die voortkwamen uit ijver. Deze zijn in tegenstrijd met het Boek en Soennah, in tegenstelling tot degene die lief heeft wie met hem akkoord gaat en haat wie met hem van mening verschillen, en de gemeenschap van de moslims uiteendrijft. Zijn tegenstander verkettert en met zondigheid bestempelt terwijl hij dit niet bij degene doet die het met hem eens is in kwesties waarin de mening en ijver een rol spelen. Hij maakt het toegestaan om zijn tegenstander te bestrijden en niet degene die het met hem eens is, dat zijn de mensen die zorgen voor verdeeldheid en verschillen van mening.” Madjmoe' Al-fataawa [3/348-349].

Hij zei [19/191-192]: “En veel onder de ijverige voorgangers en hun opvolgers hebben iets gedaan of gezegd wat bid’ah is terwijl ze er niet van op de hoogte waren dat dit een innovatie is, hetzij aan de hand van zwakke ah’adieth waarvan zij dachten dat deze authentiek waren, of aan de hand van aayaat die zij anders interpreteerden dan deze bedoeld waren. Of aan de hand van een mening die zij hadden terwijl er in de kwestie teksten zijn die hen niet bereikt hebben, en als de man Zijn Heer zoveel mogelijk vreest valt hij onder Zijn Uitspraak: “Onze Heer, bestraf ons niet als wij vergeten of als wij fouten maken.” Soerat Al-Baqarah (2), aayah 286, en in de Sah’ieh’ is overgeleverd dat Allah (de Verhevene) zei: “Ik heb het gedaan.”

Al-Imaam Ad-Dahabi (748 Hidjriyyah) zei: “En de grote geleerde van de A-iemmah der kennis, als hij veel corrects heeft en het is welbekend dat hij de waarheid nagaat, zijn kennis ruim is, zijn intelligentie duidelijk is, zijn oprechtheid bekend is, zijn angst en vrees en opvolging (van de boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem)) dan worden zijn fouten vergeven. Wij maken hem niet uit voor dwalende en verlagen hem en vergeten zijn goede kanten, Ja! En wij nemen hem niet als voorbeeld in zijn innovatie en fouten, en wij hopen dat hij daarvoor berouw toont. 5/271]

Hij zei ook: “En als we telkens, als een Imaam een fout maakt in zijn Idjtihaad in een bepaalde kwestie die hem vergeven wordt, hem voor innovator uitmaken en hem verlaten, dan wordt niet Ibn Nasr noch Ibn Moendih gespaard en ook niet wie groter zijn dan hen. Allah is Degene die Zijn Schepselen leidt naar de waarheid, en Hij is de Meest Barmhartige, wij zoeken onze toevlucht bij Allah tegen de begeerte en grofheid.” As-Siyar [14/39-40].

Hij zei ook: “Als we eenieder die fouten maakt bij zijn Idtjihaad - terwijl zijn Imaan correct is en zijn streven om de waarheid te volgen aanwezig is- zouden verlaten en voor innovator uitmaken, dan zijn er maar weinigen van de A-iemmah die gespaard blijven, Moge Allah ze allemaal genadig Zijn met Zijn gunsten en vrijgevigheid.” As-Siyar [14/376].

Hij zei ook: “En wij houden van de Soennah en haar mensen, en wij houden van de geleerde gezien het feit dat hij (de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem)) volgt en goede eigenschappen vertoont, en wij houden niet van datgene waarin hij innoveert aan de hand van een mogelijke interpretatie, maar men hoort te kijken naar het vele goede.” As-Sriyar [14/376].

Ibn Al-Qayyiem (751 Hidjriyyah) zei: “het kennen van de voortreffelijkheid van de A-iemmah Islaam en hun waarden en hun rechten en hun posities en dat hun oprechtheid en kennis en de adviezen die zij omwille van Allah en Zijn boodschappers doen. Er vloeit geen verplichting in het volgen van alles wat zij zeiden, en wat genoemd is in hun Fatawa in kwesties waarin zij niet op de hoogte waren van hetgeen overgeleverd is van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem). Zij hebben uitspraken gedaan aan de hand van hun kennis terwijl de waarheid juist het tegenovergestelde daarvan is, wilt niet zeggen dat al hun uitspraken als geheel links worden gelaten, en hun waarde vermindert en zij met het slechte genoemd worden.

Dit zijn twee kanten die het doel missen, en de weg om het doel te bereiken zit daar tussen. Wij verklaren ze niet voor zondig en ook niet voor feilloos  - totdat hij zei - en wie kennis heeft van de shari'a en de realiteit is er zeker van dat de verheven man die goede hand en sporen in de Islaam heeft, en een bepaalde positie heeft ingenomen bij de moslims zich wel eens kan vergissen of fouten maakt waarvoor hij geëxcuseerd wordt en zelfs beloond wordt voor zijn ijver. Het is niet toegestaan om hem daarin te volgen, en het is niet toegestaan om zijn positie en zijn Imaamschap nietig te maken en zijn plaats in de harten van de moslims aan te tasten.” I'laam Al-Mowaqi'ien [3/295].

Ibn Radjab Al H'anbali [795 Hidjriyyah]: “En Allah (de Verhevene) wil perse geen feilloosheid voor een ander boek behalve Zijn Boek, en de rechtvaardige is hij die  de weinige fouten van de mens vergeeft t.o.v zijn vele goede.” Al-Qawa'ied [blz 3].


AL.ISLAAM.COM
Uw mobiele kennisbron over de Islaam

BESCHIKBAAR OP DE VOLGENDE APPARATEN