1. | Inleiding |
2. | De gunst der spraak en verduidelijking |
3. | Weerhoudt je tong om te praten behalve over het goede |
4. | Vermoedens en het bespioneren |
5. | Zachtheid en tederheid |
Allah's gunsten aan Zijn dienaren zijn ontelbaar en niet bij te houden, en de grootste onder deze gunsten is de gunst der spraak waarmee de mens duidelijk maakt wat hij wil, en een uitspraak doet die de waarheid treft en hij spoort aan tot het goede en keurt het afkeurenswaardige af. Degene die geen spraak bezit, kan deze zaken niet bereiken, en hij zal niet in staat zijn om met anderen te communiceren buiten gebarentaal of schriftelijk, als hij kan schrijven, Allah (de Almachtige de Majesteitelijke) zegt: “En Allah maakt een vergelijking met twee mannen: één van de twee is stom en hij heeft geen enkele macht en hij is een last voor zijn meester; waar hij hem ook heen stuurt: hij brengt niets goeds voort. Is hij gelijk aan degene die het oprechte gebiedt en op het Rechte Pad is?” Soerat An-Nahl (16), aayah 76, over deze aayah is het volgende gezegd in de tafsier: het is een vergelijking die Allah (de Verhevene) heeft gemaakt tussen Hemzelf en een afgodsbeeld en er is gezegd: het is een vergelijking tussen de ongelovige en de gelovige. Al-Qortobi zei: [9/149]: “er is overgeleverd van Ibn ‘Abbaas (moge Allah tevreden met hem zijn) en het is goed geclassificeerd omdat het algemeen is “het is duidelijk dat een stomme slaaf die anderen niet van nut is, en niet van nut is voor zijn meester, waarheen deze hem ook stuurt, minder waarde heeft.”
Allah (de Almachtige de Majesteitelijk) zegt: “Bij de Heer van de hemel en de aarde: voorwaar, het is zeker waar, zo waar als (het feit) dat jullie spreken.” Soerat Adzaariyaat (51), aayah 23. Allah heeft hier in Zijn Naam gezworen dat zowel de Wederopstanding als de beloning voor de daden werkelijkheid zal zijn. En dat het een feit is dat degenen die kunnen spreken daadwerkelijk een uitspraak hebben, en dit is op zich een verwijzing naar een gunst die Allah ons gegeven heeft.
Allah (de Glorieuze) zegt: “Hij heeft de mens geschapen. Hij heeft hem de duidelijke verklaring onderwezen.” Soerat Ar-Rah’maan (55), aayaat 3-4. Al-H’assan heeft de duidelijke verklaring uitgelegd als “Spraak” en hiermee wordt een waarde toegekend aan de gunst der spraak, waarmee de mens duidelijk kan maken wat hij wil.
Allah de Verhevene zegt: “Hebben wij niet voor hem een paar ogen gemaakt? En een tong en een paar lippen?” Soerat Al-Balad (90), aayaat 8-9. Ibn Katheer zei in zijn Tafsier: “en de Verheven's Uitspraak: “Hebben wij niet voor hem een paar ogen gemaakt?” dus waarmee hij kan zien “En een tong” waarmee hij kan spreken en datgene uitdrukt wat er in hem omgaat “en een paar lippen?” die hem erbij helpen om te spreken en voedsel in te nemen en een versiering voor zijn gezicht en mond.
Het is welbekend dat deze gunst pas een gunst is als spraak gebruikt wordt voor datgene wat goed is, maar als het gebruikt wordt voor het slechte, dan is het een last die op de schouders van de spreker rust. Degene die in dit geval deze gunst niet heeft verkeerd in een betere staat.