Bibliotheek

Verhalen van de metgezellen, 'Abdoellah Ibn H'oedaafah

Door Sa'ed Al-Aritri
571 keer gelezen

Verhalen van de metgezellen, 'Abdoellah Ibn H'oedaafah

Onze Super held is deze keer een man van een speciale kaliber zijn naam is ''Abdoellah Ibn H'oedhaafah. Introductie is verder niet nodig ik begin maar gelijk.

De geschiedenis zou deze man hebben gepasseerd zoals het duizenden arabieren voor hem heeft gepasseerd. Hij, net als zij, had nooit behoefte aan aandacht of faam. De grootheid van de Islam, hoe dan ook, heeft daar verandering aan gebracht en gaf 'Abdoellah Ibn H'oedhafah de mogelijkheid om de twee grootste keizers van zijn tijd te ontmoeten, namelijk Khoesraw Parves, keizer van Perzië en Hercules, keizer van het Byzantijnse rijk.

Het verhaal van zijn ontmoeting met keizer Khoesraw Parves begon in het zesde jaar van de Hidjrah, toen de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) besloot om een aantal van zijn metgezellen met brieven te sturen naar vorsten buiten het Arabische schiereiland om ze tot de Islam te bekeren. De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) hechte heel veel belang aan deze initiatief. De gezanten moesten naar verre landen reizen waarmee men geen pacten en geen overeenkomsten had. Ze wisten de talen niet te spreken van deze landen en ze wisten niets over de aard van de vorsten. Ze moesten deze grote vosten zien te bekeren tot de islam en dat betekende afstand doen van hun macht en glorie en de religie aanhangen van volkeren die onlangs bijna aan hen onderworpen waren en die qua beschaving ver achter lagen. Al met al het was een zeer gevaarlijke missie een "Mission Impossible". Om zijn plan kenbaar te maken, riep de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zijn metgezellen bijeen en sprak tot ze. Hij begon met het prijzen van Allah en zijn dank. Daarna sprak hij de Shahada (geloofsguitenis) uit en zei: "Ik wil een aantal van jullie zenden naar buitenlandse vorsten, maar discussieer niet met me zoals de Israëlieten dat deden met Jezus, de zoon van Maria."

"O profeet van Allah, we zullen alles dragen wat u maar wenst," antwoordden zij, "Stuur ons daar waar u wilt."

De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) benoemde zes van zijn metgezellen om zijn brieven te dragen naar Arabische en buitenlandse vorsten. Een van hen was 'Abdoellah Ibn H'oedhafah. Hij werd gekozen om de brief van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) te dragen naar Khoesraw Parves, de keizer van Perzië.

'Abdoellah Ibn H'oedhafah maakte zijn kameel klaar voor de reis en zei vaarwel tegen zijn vrouw en zoon. Hij vertrok, alleen, en doorkruiste bergen en valleien tot hij eindelijk het land der Perzen heeft bereikt. 

Hij zocht toestemming om de keizers paleis binnen te treden en hem persoonlijk de brief te overhandigen dus informeerde hij bij de koninklijke garde. Toen keizer Khoesraw Parves dat hoorde gaf hij bevel om de toeschouwerzaal klaar te maken en riep zijn prominente raadgevers bijeen. Toen iedereen aanwezig was gaf hij toestemming aan 'Abdoellah Ibn H'oedhafah om binnen te komen.

'Abdoellah Ibn H'oedhafah kwam binnen en zag de Perzische vorst in al zijn pracht en praal gekleed in een glanzende gewaad met daarboven een nette tulband. Op 'Abdoellah was alleen het simpele kledij van een bedoeïen te zien. Zijn hoofd was hoog geheven en zijn voeten waren stevig op de grond. De eer van de Islam brandde in zijn borst en de kracht van zijn geloof klopte in zijn hart.

Zodra Khoesraw Parves hem zag naderen seinde hij een van zijn bewakers om de brief van zijn hand te nemen.

" Neen, zei 'Abdoellah " De profeet beval mij om deze brief aan u persoonlijk te overhandigen en ik zal niet tegen het bevel van Allah's boodschapper in gaan."

"Laat hem dicht bij mij komen," zei Khoesraw tegen zijn bewakers en 'Abdoellah kwam naar voren en overhandigde de brief aan hem. Khoesraw riep daarna een Arabische klerk en beval hem om de inhoud van de brief te vertalen. Hij begon te lezen: "In de naam van Allah, de Barmhartige de Erbarmer. Van Mohammed de boodschapper van Allah aan Khoesraw de vorst van Perzië. Vrede aan degene die leiding volgt..."

Khoesraw hoorde alleen tot zo ver en een vuur van woede barste binnen hem los. Zijn gezicht werd rood en begon rond zijn nek te transpireren. Hij rukte de brief van de klerk af en begon het in stukken te verscheuren zonder te weten wat er verder in stond en schreeuwde: " Durft hij om mij op zo'n manier te schrijven, hij die mijn slaafje is?" Hij was woedend dat de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) geen aanhef voor hem had in zijn brief. Hij gaf het bevel om 'Abdoellah van zijn bijeenkomst te verwijderen.

'Abdoellah werd meegenomen niet wetend wat er met hem zou gebeuren. Zou hij vermoord worden of vrij worden gelaten? Maar hij wilde niet wachten om daar achter te komen. Hij zei: " Bij Allah, het maakt me niks uit wat er met mij gebeurd na dat de brief van de profeet zo onteerd is." Hij slaagde erin om bij zijn kameel te komen en reed weg.

Terug in Medina vertelde 'Abdoellah de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) hoe Khoesraw de brief heeft kapot gescheurd en het antwoord van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) was : "Moge Allah zijn rijk aan stukken scheuren".

En inderdaad een paar dagen later had de zoon van Khoesraw een coupe gepleegd en zijn vader vermoord en al zijn rijkdom en grond overgenomen.

Dat was het verhaal van 'Abdoellah Ibn Hoedhafah's ontmoeting met de Perzische keizer. Zijn ontmoeting met de Byzantijnse keizer vond plaats tijdens de khalifaat (regerings periode) van 'Oemar Ibn Elkhattaab (moge Allah tevreden met hem zijn). Dat was een verbazingwekkende verhaal.

In de negentiende jaar na de Hidjra, 'Oemar (moge Allah tevreden met hem zijn) stuurde een leger om te vechten tegen de Byzantijnen. In dat leger was inderdaad 'Abdoellah . Het nieuws over het Islamitische leger reikte de Byzantijnse keizer. Hij had al gehoord over hun oprechtheid in hun geloof en hun bereidheid om hun leven op te offeren voor hun god en hun profeet. Hij gaf een bevel aan zijn mannen om hem een moslim levend te brengen. En Allah (Geprezen en Verheven is Hij) wilde dat deze moslim 'Abdoellah was die als gevangene in de handen van de Byzantijnen viel en gebracht werd naar de keizer. De keizer keek 'Abdoellah aan voor een lang tijdje en zei op eens: " Ik zal je een voorstel doen." "Wat is je voorstel?" vroeg 'Abdoellah . " Ik stel voor dat jij een Christen wordt. Als jij dat doet dan zul je vrijgelaten worden en ik zal je persoonlijk asiel verlenen."

Het antwoord van de gevangene was furieus: "De dood is mij duizend malen liever dan wat jij van mij vraagt!"

"Ik zie dat je een stoutmoedige man bent. Hoe dan ook, als jij positief gehoor geeft aan wat ik je voorstel, dan zal ik je een deel van mijn autoriteit geven en jou beëdigen als mijn raadgever." De gevangene, vast geboeid aan zijn kettingen, glimlachte en zei: "Bij Allah, als jij mij alles geeft wat jij bezit en wat de Arabieren bezitten in ruil voor het opgeven van de religie van Mohammed, zal ik dat niet doen." " Dan ga ik je doden." "Doe wat je wil," antwoordde 'Abdoellah .

De Keizer liet hem kruisigen en gaf bevel aan zijn soldaten om speren op hem te werpen.Eerst naast zijn handen en daarna naast zijn voeten, terwijl ze hem iedere keer zeggen om zich tot het Christendom te bekeren of op zijn minst de islam op te geven. Dat bleef hij keer op keer weigeren. De keizer liet hem daarna naar beneden halen van het kruis. Hij vroeg voor een grote pot die gevuld moest worden met olie en hevig verhit moest worden. Daarna liet hij een andere moslim gevangene halen en liet deze vervolgens in de gloeiende olie vallen. 'Abdoellah keek toe hoe zijn broeders vlees siste en knetterde en dat zijn botten gauw te zien waren. De keizer draaide om naar 'Abdoellah en vroeg hem zich te bekeren.

Dit was de meest vreselijke test dat 'Abdoellah ooit moest meemaken tot nu toe. Maar hij bleef vastbesloten en de keizer werd wanhopig en gaf bevel om hem in de olie te werpen. Terwijl de soldaten hem meenamen begonnen tranen uit 'Abdoellah's te vloeien. De keizer dacht dat 'Abdoellah eindelijk gebroken was en riep hem terug en vroeg hem nogmaals Christen te worden, maar tot zijn grote verbazing weigerde 'Abdoellah .

"Verdomme! Waarom huilde jij dan?" schreeuwde de keizer Hercules. "Ik huilde," zei 'Abdoellah , "Omdat ik tegen mezelf zei 'Je zult gegooid worden in deze pot met olie en je ziel zal stijgen' Wat ik werkelijk wilde is dat ik netzo veel zielen had als de haren op mijn lichaam en dat al deze zielen een voor een in deze pot werden gegooid omwille van Allah."

De tiran zei toen: "Zou je dan mijn voorhoofd kussen? Ik zal je dan vrijlaten!"

"En al mijn andere moslim broeders?" vroeg 'Abdoellah . 

De keizer stemde toe en 'Abdoellah zei tegen zichzelf, "Een van de vijanden van Allah moet ik op het voorhoofd kussen en al mijn moslim broeders zullen vrijgelaten worden. Hierop kan ik niet verweten worden." Hij kuste het voorhoofd van de keizer en alle moslim gevangene werden aan hem overhandigd.

'Abdoellah Ibn Hoedhafa kwam eindelijk bij 'Oemar Ibn Elkhattaab en vertelde hem wat gebeurde. 'Oemar was erg blij en geëmotioneerd toen hij naar de gevangenen keek en zei: "Iedere moslim heeft het plicht om het voorhoofd van 'Abdoellah te kussen en ik zal beginnen."

'Oemar stond op en kuste het voorhoofd van 'Abdoellah Ibn H'oedhafah.


AL.ISLAAM.COM
Uw mobiele kennisbron over de Islaam

BESCHIKBAAR OP DE VOLGENDE APPARATEN