Bibliotheek

Regels met betrekking tot vrees en de juistheid van het overdragen van een bericht

Een lezing van Sheikh Abou taariq vertaald door Abou Sayfoullah
1409 keer gelezen

Regels met betrekking tot vrees en de juistheid van het overdragen van een bericht

Alle lof zij aan Allah en de gebeden en vrede van Allah zij met de Boodschapper van Allah, de betrouwbare, met zijn familie en metgezellen. We danken Allah dat Hij ons heeft verenigd op de weg van het uitnodigen tot de Islam. We vragen Hem om onze doelen te laten bereiken op de weg van de waarheid en dat Hij ons afstand laat doen van allerlei afwijkingen en rampspoeden die tevoorschijn zijn gekomen en die nog niet bekend zijn. Hij is de Alhorende, diegene die de smeekbeden aanvaardt.

Beste broeders en zusters. 

De reden waarom wij over dit onderwerp spreken is omdat de menselijke begeerte aanmaning nodig heeft. Het is noodzakelijk om de begeerte van de mensen vrees te laten voelen voor Allah en het is noodzakelijk om haar (de begeerte) de Weg aan te duiden. Wanneer iemand spreekt dient hij in de gaten te houden dat er wezens zijn die hem in de gaten houden en hetgeen wat hij zegt opschrijven. Hij dient ook te bekennen dat hij verantwoordelijk is bij Allah voor datgene wat hij zegt of doet. Vooral in deze tijd waarin vrees heel gering is, een tijd waar het zich houden aan de religie heel zwak is geworden en waar het praktiseren van de Islam verwaarloosd wordt.  We leven in een tijdperk waar het roddelen heel veel voorkomt.  

Dit bovenstaande heeft ons bewogen om dit artikel te schrijven om u de duidelijkheid te geven over de regels die betrekking hebben op vrees en juistheid van het overdragen van een bericht. 

Er is overgeleverd door Imaam Ahmed en door Abou Dawoed dat de profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem) gezegd heeft: “Bie-esa mateyyata rradjoelie za’amoe” of anders gezegd “Het slechtste wat men draagt en op staat is het beweren”.

Het is een korte hadith maar het is één van de regels van de ethiek en het duidt aan dat de Profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem) djawaamie’ Al-Kaliem (wijsheid van woorden, waarbij hij door korte hadith veel duidelijkheid kon geven) heeft gekregen. Het zijn korte woorden die een gehele betekenis omvatten en die tot een regel zijn gebracht. Als een persoon deze regel in acht neemt dan zal hij standvastig zijn en niet wankel staan in zijn religie. Het is als een liniaal waarmee een rechte lijn wordt getrokken. Eén van deze regels die hiertoe behoren is de uitspraak van de profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem): “Er is geen schade noch het aanrichten van schade”. Deze hadith kan in dezelfde lijn genoemd worden als de hadith “Bie-esa mateyyata rradjoelie dhza3amoe”. Al-mateyyah in deze hadith is hetgeen waarop men zit of staat, zoals een rijdier of tegenwoordig een auto of iets dergelijks. De hadith betekent: Het slechtste waarop men gaat zitten (rijdier of rijtuig etc.) of hetgeen wat men neemt en als manier en leiding ziet is Za’amoe ofwel beweren. 

De profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem) heeft ons gewaarschuwd tegen het volgen van praatjes. Mensen zijn in onwetendheid en dwaling gevallen door het woord za’amoe (= beweren) en door Al-qiel wal-qaal (= praatjes en roddels). Het volgen van beweringen en het praten over mensen zijn niet de eigenschappen van geleerden. 

Een basisfundament is dat men vrees moet hebben en niet zomaar een bericht moet doorgeven aan anderen zonder zeker te weten of dit bericht juist is. Er is een authentieke hadith waarin de profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem) gezegd heeft: “Het beste in jullie religie is vrees”. Men dient vrees te hebben, een grens en bescherming te leggen tussen hem en hetgeen dat verboden is. Vele voorgangers van deze Oemma (= volk) lieten vele zaken die toegestaan (moebaa7) waren uit vrees. 

Toen de vrees verdween en verborgen werd, waren vele mensen vernietigd door enkele woorden en anderen hebben de eigenschappen gekregen die er niet horen en vele werken zijn genoemd naar bepaalde personen die zij zelfs niet kennen. De persoon die dat allemaal doet moet in de gaten houden en beseffen dat er iemand is die hem ziet en volgt in wat hij doet. 

Men moet ook beseffen dat de volgende waarschuwing zich bevindt in de Qor’aan: ”Is er geen woord dat hij uit of aan zijn zijde bevindt zich een waker die gereed is en alles heeft gezien en gehoord.”  

De slechtste manier die men neemt is het beweren dat iets gebeurd is terwijl dat niet het geval is. Het overdragen van berichten zonder regels en daarmee mensen bekogelen met slechte woorden. Wanneer een persoon “beweringen” over neemt en het als manhadj neemt dan doordringt hij de broederschap en vernietigt hij de banden tussen de moslims. 

De profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem) heeft gezegd: ”Een moslim is de broeder van een moslim. Hij verraadt hem niet en hij liegt hem niet voor en hij laat hem niet in de steek. Alles van een moslim is verboden voor een moslim: zijn eer, zijn eigendommen en zijn bloed…”

Het kan zijn dat een persoon zijn broeder niet schaadt door zijn bloed te vergieten of zijn geld te stelen maar velen uit de schepselen van Allah en de zonen van Adam hebben de eer van mensen aangetast. Hetgeen wat hun leidt om dit te doen is “beweren”.

Eer is de gehele waarde van de mens.  Het kan betrekking hebben tot hem maar ook berekening hebben met zijn familie en gezin. Zaken worden hem benoemd terwijl hij daar vrij van uitgesproken is. Het is een moslim niet toegestaan om te praten over een andere moslim met waarheid en juistheid of onwaarheid en valsheid behalve datgene wat de islamitische wetgeving heeft toegestaan om een toegestane gunst te bereiken.  

Het bewijs hierop is: Toen de profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem) gezegd heeft aan zijn metgezellen:”Weten jullie wat roddelen is?" Ze antwoordden met:”Allah en Zijn boodschapper weten het beste.” De profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem) heeft toen gezegd:”Iets zeggen over je broeder wat hij verafschuwt". Zei zeiden:”En als hetgeen wat ik zeg over mijn broeder wel in hem zit?”. (dus al de woorden die men zegt zijn gebaseerd  op bewijs en zijn waarheid). 

De profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem) heeft gezegd:”Dan heb je over hem geroddeld en als hetgeen wat je gezegd hebt niet in hem zit dan heb je vals over hem gesproken”. 

Het is niet toegestaan om over de eer van mensen te spreken met waarheid of valsheid. Ook al bevat men slechte eigenschappen dan moet je zijn eer niet aanvallen. De desbetreffende persoon dient privé geadviseerd te worden.  

De profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem) heeft gezegd:”De religie is advies. Wij zeiden:”Ten opzichte van wie?" Hij zei:”Ten opzichte van Allah, Zijn boek, Zijn boodschapper, de leiders van de moslims en hun gemeenschap.”  Het is een recht van de moslims om elkaar advies te geven. De metgezellen van de profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem) hebben hem trouw gezworen om advies te geven aan ieder moslim”. 

Het is dus niet toegestaan om te praten over anderen behalve datgene wat in de Qor’aan en Soennah toegestaan worden (Allah's woord), wat in shaa zal volgen.

Toen dit een modeverschijnsel is geworden, waarbij het praten over mensen de dagelijks trend is geworden. Ook al heeft de boodschapper van Allah ons gewaarschuwd en zei:”De moslim is diegene die andere moslims niet kwaad aandoet met zijn handen en tong”.  Dus de moslim valt zijn broeders fysiek niet aan en verwondt ze niet met zijn tong. De verwondingen van de tong zijn zwaarder en erger dan de verwondingen van het zwaard. Want hoeveel woorden hebben mensen helemaal vernietigd en de verwondingen die men opgelopen heeft daardoor zijn niet te genezen door de jaren heen. 

Het uitgangspunt is dat de moslim zijn handen en tong in bedwang houdt om zijn broeders niet te schaden. Toen mensen dit uitgangspunt de rug toegekeerd hadden kwamen er problemen en onenigheden. Het gevaarlijkste wat er nu gaande is, dat mensen niet het genoegen hebben genomen om te praten over de echte moslims.  De zaak is hierdoor erger geworden waarbij ze zelfs over de geleerden en de vrome mensen uit deze Oemma slecht spreken. Het praten over de mensen die de Islam dragen en verkondingen breekt de rug van de verkondiging van de Islam en leidt naar het afdwalen van veel mensen en het vernietigt en vermagert daarbij de  Islamitische da’wa  en bakent de oproep naar de Islam af en het verdeelt mensen in groeperingen en ahzaab (sektes).  Het doet ook hun eenheid verdelen en leidt hen naar zwakheid omdat ze in onenigheid verkeren.  Hierdoor zal de kracht en macht verdwijnen die Allah aan de moslims heeft gegeven. 

Dit is het modeverschijnsel van dezer dagen, ook al is roddelen en het praten over mensen met slechte woorden een zaak die verboden is. dit toch met alle gemak kan uitoefenen. Het kan zijn dat desbetreffende personen met bepaalde redenen komen om slecht over geleerden te praten. Ze hadden niet het genoegen om deze geleerden te zien houden aan de Qor’aan en de Soennah. Men wordt niet gezien als iemand die zich aan de Islam houdt behalve als hij die en die persoon uitscheldt en verwondt met woorden. 

Nadat men dat laatste gedaan heeft wordt hij als persoon genoemd die zich aan de Islam houdt en de juiste weg volgt. Hij behoort dus nu pas tot Ahloe Soennah wal Djama’a. 

Sheikh Al-islaam ibn Taymieyya heeft gezegd in de fatawa, boek 13, pagina 212: ”Diegene die de Qor’aan en Soennah en Al-idjmaar’ (unanimiteit van geleerden over een bepaalde zaak) volgt en neemt als fundament dan behoort hij tot Ahloe soenna waljama’a.” 

Ahloe soenna wal jama’a is niet een benaming die gekoppeld en afhankelijk is van mensen, mensen zijn stervelingen. Er zijn tijden waar geen Ahloe soenna wal jama’a te vinden zullen zijn.

Ahloe soenna wal Djama’a is een manhadj (weg) . Een weg waar men zich aan moet houden. Het is niet toegestaan om over de eer van mensen te spreken. Men moet vrees hebben en moet beseffen dat hij mensen moet uitnodigen naar de weg van Allah, Geprezen en Verheven is Hij. Men dient ook te beseffen dat hij verantwoording bij Allah zal leggen voor ieder zaak die door hem uitgeoefend of uitgesproken wordt.  

Daarom dient men met barmhartigheid de Islam te verkondigen om mensen te redden. Het is bekend dat de profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem) barmhartig was. “En als je streng en hardvochtig was geweest, dan waren zij rondom jou uiteengegaan”. 

Het verbod dat Allah heeft opgelegd en wel het niet spreken met slechtheid over mensen en over hen te roddelen, kan alleen toegestaan zijn met een reden. 

Eer en geld van een persoon zijn één van de zaken die de shari’a beschermt.  Deze behoren tot wat men “Addaroerieyaatoe Al-khams” ofwel de essentiële vijf zaken noemt:  Annafs (de ziel), geld, eer, religie en de hersenen. Vijf zaken waar men verboden is gesteld om het aan te tasten en aan te vallen. Om het geld te beschermen is diefstal, oplichterij en bedrog verboden verklaard. Om de mens en zijn zielen te beschermen is het doden en andere zaken die hiernaar leiden niet toegestaan. Om de eer te beschermen is het roddelen en lasteren verboden en ga zo verder met de andere zaken die beschermd worden door de shari’a.

Praten over mensen is fundamenteel niet toegestaan. Als het toegestaan zou zijn dan zou het een vergund zijn uit een fundament en bron die verboden is. Wanneer mensen zich afdwaalden van deze regels, begonnen ze over mensen te praten, en werden zelfs zittingen georganiseerd waarbij diegenen die daar deel aan namen dachten dat het zittingen waren van dhikr (aanmaning) - dit zijn zittingen waarbij aan Allah gedacht wordt - terwijl het zittingen waren die al qiel wal qaal bevatten – geroddel -. Mensen blijven maanden en jaren met een volk waaruit ze uit hun menigte komen zonder kennis. Het enige wat hij leert is het schaden van zijn broeders en kwaadaardig en agressief  worden, verder verkeert hij in twijfelachtigheid van anderen. Het helpen en samenwerken met anderen vermindert bij hem. Het fundament bij hem wordt dan het verdenken van mensen totdat er iets anders blijkt.  

Wanneer deze mensen onwetend zijn geworden betreffende deze regels van Ahloe soenna wal djama’a betreffende de geleerde of een sheikh die tot diegene behoort die kennis hebben en tot diegene behoort die idjtiehaad kan uitvoeren. Als hij een fout maakt, hebben Ahloe soenna wal jama’a nooit zijn juistheid en betrouwbaarheid laten vallen.

Een voorbeeld hiervan is Abou H’anifa An-no’maan, (moge Allah hem genadig zijn).  Sho’ba, soefyaan attawrie, de groep die in Irak leefden.  Sommigen van hen hebben annabiedz (een lichte wijnsoort) toegestaan terwijl annabiedz verboden was verklaard door alle geleerden. Als we terug gaan naar de woorden van Maliek, Ashafie’ie en anderen die goed over hem hebben gesproken dan zullen we hen nooit horen zeggen dat Abou H’aniefa niet betrouwbaar is.  

Wanneer mensen de regels van ethiek en omgaan met anderen hebben achtergelaten, hebben ze de eigenschappen genomen van onwetenden en barbaren. Hun manier van handelen komt vaak voort uit Al-hawaa (begeerte).  

Laten we een andere voorbeeld nemen, Abou boestaam sho’bah ibnoe Al ha’djaadj, de grote imaam van Al-hadith. Wanneer hij met zijn leerlingen zat zei hij tegen hen: “Vandaag is niet een dag van de hadith, kom we gaan een uurtje roddelen in de naam van Allah. Hij sprak toen over de keten van overleveraars. Abou Boestaam wilde hen duidelijk maken dat deze zaak in zijn oorsprong verboden is en is alleen toegestaan werd om de religie te beschermen. Op die manier kon een leugenaar de hadith van de profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem) niet overleveren. Praten over anderen heeft vrees en kennis nodig. Men dient niet te spreken met al hetgeen wat hij hoort. Een mens kan fouten maken. 

De geleerden maken ook fouten maar diegenen uit hen die de manhadj (weg) van de profeet volgt, zijn manhadj (de Qor’aan en Soennah) is correct. Het doel van een individu uit hun is het verkondigen van de ware Islam en het volgen van de boodschapper van Allah. Als de desbetreffende persoon een fout maakt zal deze fout behoren tot zijn goede daden en zal  hij daarvoor beloond worden. 

Verder is het niet toegestaan aan diegene die geen kennis heeft, om diegenen die kennis hebben aan te vallen. De geleerde laat de fouten zien aan de geleerde, omdat de geleerden weten wat de bewijzen zijn en weten welke manier ze moeten hanteren als er tegenstrijdige bewijzen genomen worden en weten welk resultaat zij daarna moeten bereiken. De geleerden maken de fouten duidelijk van een geleerde. Het kan zijn dat deze geleerde die in fout is gegaan nadat hij al zijn kracht heeft uitgeoefend met goede intenties en idjtihaad heeft begaan en hij maakt fouten en wordt daardoor beloond voor hetgeen wat hij begaan heeft. Het is niet toegestaan voor degene die de fout gevonden heeft om deze bloot te stellen en hem erop aan te wijzen als iemand die bekend is met fouten. Men moet Allah de Verheven vragen om desbetreffende persoon Zijn kennis te geven en hem te belonen voor de moeite die hij genomen heeft uit een hoek van idjtihaad en dient hem niet de verwonden met woorden. 

We horen dezer dagen helaas alleen maar roddels en verwondingen. Vele jongeren en nieuwe mensen in de religie kennen nu niets anders dan het achterhalen van fouten die geleerden en sheikhs maken. In vele gevallen is diegene die aangevallen wordt niet eens bekend bij deze mensen. Persoon A wordt aangevallen omdat persoon B bij persoon A een tijdschrift heeft gevonden dat tot de Moebtadi’a behoort of een tijdschrift van mensen waar de geleerden met elkaar over verschillen of de eigenaars van dit tijdschrift behoort tot Alhoe soennah wal djama’a of niet. Of heeft een cassettebandje bij hem gevonden of heeft hem gezien met iemand. Mensen nemen deze zaken als uitgangspunt om een oordeel uit te spreken en zien deze manier als manhadj om te oordelen over mensen. 

Men dient voorzichtig te zijn met zulke zaken en Allah heeft ons verplicht om voorzichtig te zijn met berichten: “O jullie die geloven, als een verdorvene met een bericht komt, onderzoekt het dan nauwkeurig, anders treffen jullie uit onwetendheid een volk met een ramp, waarna jullie spijt zullen krijgen van wat jullie deden”. 

Het is verplicht om nauwkeurig te zijn te zijn met het accepteren van een bericht, waarna jullie spijt zullen krijgen van wat jullie deden. Het uitgangspunt is het goede voornemen te hebben over mensen, het uitgangspunt is het omgaan met mensen met de goede daden die zij verrichten. Geleerden hebben een hoge plek in de rang bij de moslims. Er is in een authentieke hadith van de profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem) het volgende overgeleverd: ”Diegene die onze ouderen niet waardeert en de jongeren niet respecteert en ziet dat onze geleerde een gewaardeerde plek heeft”. Hij dient gerespecteerd te worden en in zijn waarde te laten en dient niet als heilig gezien te worden en gevolgd te worden in de fouten die hij begaat. Er is geen geleerde die geen fouten heeft begaat. Mensen moeten vrees hebben en afstand nemen van deze voorspoeden (fietan) die plaats vinden.  

We hebben iemand horen praten en hij zei:’Deze persoon is een moebtadi’”. Toen men hem vroeg waarom hij hem als “ moebtadie ”  bestempeld had zei hij:”ik heb hem gezien met die persoon die bekend is met zijn bied’a.  Ze vroegen hem:”waar heb je hem gezien?”. Hij zei: ’ Ik heb hem gezien met die “moebtadie” in de markt”. Diegene die deze weg volgt zal de moslims vijandig staan. Zijn hart wordt blij gesteld wanneer hij de niet-moslims ziet en gaat met hen met alle barmhartigheid en genade om. Als hij bij zijn broeders komt die de islam beet hebben genomen en de soennah hebben gevolgd, dan behandelt hij hen met alle agressie. 

 

Vraag:

Maar Abou H’anifa heeft een fout gemaakt die te maken heeft met Al fiqh, wat als een fout gemaakt is betreft Al aqidah”.

Antwoord:

Ook al maken mensen fouten in Aqidah of andere zaken, men dient hen advies te geven met de correcte en barmhartige ethiek. Op deze manier zal hij de shaytaan niet helpen om de desbetreffende persoon ten gronde te gooien. 

Het uitgangspunt en bewijzen uit de Qor’aan en Soennah hebben ons duidelijk aangegeven, dat wanneer een persoon een fout begaat in de aqidah, hetzij een grote fout of iets kleins, die voort is gekomen uit interpretatie of een fout in het begrip  of onwetendheid waarbij hij het oordeel over hetgeen waar hij de fout heeft gemaakt niet wist voordat hij de fout had gemaakt. Dan zal de desbetreffende persoon geen zondaar zijn.

Omar (moge Allah tevreden met hem zijn) was met de boodschapper van Allah (Allah's vrede en zegen zij met hem)  zoals overgeleverd is in de Sah’ih’yan (Boekhaarie en Moesliem, sahieh betekent authentiek, de twee authentieke ahadith verzamelingen): ”De boodschapper van Allah hoorde Omar zweren bij zijn vader (het zweren bij iemand anders dan Allah is Shirk, zoals overgeleverd is door ‘oeqbah ibn ‘amr in shahied attiermiedie en Ahmad).  

De boodschapper van Allah heeft toen niet tegen Omar gezegd dat hij een kaafier is en heeft ook hem niet gezegd dat hij een grote zondaar is. En heeft niet een scheiding gelegd in een fout betreffende de geloofsleer. Omdat Omar niet van te voren wist dat het niet toegestaan is om te zweren bij iemand anders dan Allah. De profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem) heeft het verafschuwt en verboden gesteld om te zweren bij iemand anders dan Allah en zei: ”Allah en Zijn boodschapper verbieden jullie om te zweren bij jullie ouders, diegene die wil zweren dient bij Allah te zweren of niets te zeggen.” 

Het tweede verhaal is het verhaal van daatoe anwaat, het was ook een zaak die te maken heeft met de  geloofsleer. Toen er een groep sahaba mee gingen met de profeet tijdens de dag van H’onayn, een groep die de fath’ hebben meegemaakt.  Ze kwamen bij een groep die gunsten vroegen aan een boom. Ze zeiden tegen de profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem):  "maak voor ons daat anwaat zoals zij ook een daat anwaat hebben zodat wij gunsten aan haar kunnen vragen." Het verhaal van daat anwaat is een zaak die te maken heeft met de geloofsleer. De profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem) zei toen: ”het volk van Moessa heeft aan Moessa het volgende gezegd: “idj3al lanaa ielaahan kamaa lahoem aaliehah”.  

Wat bekend is uit het werken van mensen die behoren tot ahloe soenna wal djama’a. niemand is vrijgesteld van fouten en velen imams hebben grote fouten begaan in de geloofsleer.

Een voorbeeld hiervan is Al iemaam Al boekhaarie Moge Allah barmhartig met hem zijn, in zijn authentieke verzameling heeft hij een fout begaan in de geloofsleer. In zijn boek “kietaab attafsier”.  Tijdens het uitleggen van de vers van de Qor’aan “Koelloe shay-ien haaliekoen iella wadjhah” –“Alle dingen zullen vergaan, behalve Zijn Aangezicht.” Hij zei:”Allah bedoelt hiermee: alleen zijn koninkrijk”. Hij interpreteerde HET GEZICHT of AANGEZICHT  met het Koninkrijk.  Dit heeft te maken met de ta-ewiel (interpretatie van de namen en eigenschappen). De uitleg zelf van Al imaam al boekhaarie is niet correct want als we zeggen dat alles tot de ondergang zullen ondergaan en ook zijn koninkrijk, dan behoort ALLES ook tot zijn koninkrijk. De betekenis ervan is fout en wat betreft de tafsier is het ta-ewiel (interpretatie van de namen en eigenschappen). 

Geleerden hebben aangegeven dat deze interpretatie een fout is maar dat er nog nooit iemand van de geleerden die Al imaam Al-boekhaarie als moebtadie3 heeft bestempeld.  

Een ander voorbeeld is Al imaam attiermiedie in zijn soenna.  Toen hij de hadith overleverde “law anna a7adakoem adlaa bie 7ablien iela al ardie assoefla la habata 3ala Allaah”.  Hij interpreteerde de hadith met een persoon die de kennis van Allah kon achterhalen. Sheikh Al islaam ibn Taymieyya in Madjmoo’ Al fataawa dat de uitleg van tiermiedie een uitspraak van Al djahmieyya is; maar omdat hij  tot de a-iemmah van Ahloe soennah behoorde en omdat zij niet wisten hoe de wereld geschapen is heeft hij deze uitleg gegeven zodat Al djahmieyya daar geen gebruik van maken. 

Een andere voorbeeld is Al haafied ibn Al qayyiem rahioemahoe Allah. In zijn boek “arroeh’” heeft hij een grote fout begaan in de zaken omtrent de aqidah. Toen hij zei dat de hel in de toekomst zal eindigen en de gehele mensheid zal herenigen in het paradijs. De geleerden hebben tal van boeken hierover geschreven maar hebben hem niet als moebtadie’ bestempeld. 

Assan3aanie, de eigenaar van het boek “soeboel Assalaam”  heeft een boekje samengesteld genaamd: "raf3oe al astaab 3anie addoeriyatie al qaa-ieliena bie fanaa-e annaar”, nagekeken door Sheikh Al albaanie rahiemahoe Allah. Ze hebben de fout van ibn Al qayyiem aangegeven maar hebben hem niet bestempeld als moebtadi’. Asheikh Al amien asshanqietie heeft ook een boekje waarin hij de fout van ibn al qayyiem duidelijk maakt. Dit is het uitgangspunt en de manier van handelen van ahloe assoenah wal djama’a. Ieder mens kan fouten begaan maar als het bekend is dat de manhadj van desbetreffende persoon goed is en een goed doel heeft, dan kan de desbetreffende persoon een fout begaan veroorzaakt door een hoepla. Hij denkt dat hij een bewijs heeft terwijl er geen bewijs is. De geleerden die na hem komen, maken zijn shoebha en hetgeen wat de geleerde verkeert geïnterpreteerd heeft duidelijk en maken hem duidelijk dat hetgeen de desbetreffende persoon fout gedaan heeft en verkeerd geïnterpreteerd is en geen gebruikte bewijsvoering is.


AL.ISLAAM.COM
Uw mobiele kennisbron over de Islaam

BESCHIKBAAR OP DE VOLGENDE APPARATEN