In de naam van Allah de Erbarmer, de meest Barmhartige.
Alle lof zij Allah en vrede en zegeningen op de beste der profeten Mohammed ibn ‘Abdiellah. Voorts:
Allah heeft profeten gezonden en Boeken geopenbaard voor de beste der mensen en hun geluk zowel in deze wereld als in het Hiernamaals. Dit is door hun oprechte zuivere toewijding tot Allah (Tawh’ied) en het ontkennen van een deelgenoot aan Hem, en oprechte zuiverheid (Ikhlaas) in alles wat een dienaar doet en nalaat zoals dit weergegeven is door de teksten van de islamitische wetgeving. Allah zegt: “En Ik heb de Djinn en de mens slechts geschapen om Mij te aanbidden.” Soerat ad-Dzaariyaat (51) aayah 56. Allah zegt ook: “Zij werden niets anders bevolen dan Allah met zuivere aanbidding te aanbidden, als Hoenafaa-e. En (ook) het gebed te verrichten en de Zakaat te geven en dat is de rechte godsdienst.” Soerat al-Bayyienah (98) aayah 5.
De gelovigen weten dat en zijn zeker van hun zaak, en zij weten ook dat alle waarde van zaken waarmee zij opgedragen zijn alsmede zaken die hen verboden zijn voor hun eigen belang is. Allah is Zichzelf rijk, behoefteloos en Verheven. Hoe groot de macht en heerschappij ook moge zijn van de dienaren: zij kunnen niets van enige voordeel voor Allah betekenen of hem schaden zoals dit gekomen is in de h’adieth al-Qoedsie: “O Mijn dienaren! Jullie zullen het schaden van Mij om Mij te schaden niet realiseren, en jullie zullen niet het begunstigen van Mij om Mij te begunstigen realiseren. Overgeleverd door imaam Moeslim.
De gelovige weet dat hetgeen hem komt waar hij van houdt van zowel wereldse zaken als zaken van het Hiernamaals een gunst en zegening is van Allah zonder onderbreking. En dat wat hem overkomt van de kwade daden van de kwalen van deze wereld, of de straf van Allah de oorzaak hiervan zijn eigen handelen is en met zijn eigen handen heeft verricht. Allah zegt: “Wat jou van het goede overkomt, het is van Allah; en wat jou van het slechte overkomt, het is van jou zelf.” Soerat an-Nisaa-e (4) aayah 79.
Aldus dient het standpunt van de gelovige in alles waarmee hij opgedragen is en wat hem verboden is volledige aanvaarding, acceptatie en onderwerping te zijn zoals Allah zegt: “Allah is met hen behaagd en zij zijn met Hem behaagd.” Soerat al-Bayyienah (98) aayah 8. De gelovige is tevreden over Allah, Zijn oordeel en Wet in alle aspecten ook al lijkt het ogenschijnlijk niet in zijn belang en schadelijk voor hem te zijn. Dit omdat de moslim gelooft in de Qor-aan en de Soennah en ervan overtuigd is dat zij feilloos zijn en in alles gelooft van wat erin gekomen is met zekerheid en zonder enige vorm van twijfel. Hij dient tevreden te zijn met de oordelen waarmee zijn Heer geoordeeld heeft met een gerust hart zonder twijfel en onzekerheid, hoewel het begin van sommige gebeurtenissen niet leiden tot hoop voor de harten en wat deze nastreeft. In de slag van de Ah’zaab (partijen) hebben de Qoeraysh alle stammen tegen de moslims verzameld en zij sloten een verbond en alliantie met de joden van Medinah tegen de gelovigen en zij vormden samen een front. Schijnbaar leek de positie van de partijen veel sterker dan de positie van de moslims.
De moslims bevonden zich in een zeer moeilijk en benarde situatie zoals dit door Allah werd verduidelijkt: “Toen zij tot jullie kwamen, van boven jullie en van onder jullie en toen de ogen zich afwendden en de harten in de kelen schoten, en jullie (het slechte) over Allah veronderstelden. Daar werden de gelovigen beproefd en hevig geschokt.” Soerat al-Ah’zaab (33) aayah 10.
De ogen waren afgewend, de harten ontroerd totdat het de kelen had bereikt door de intensiteit van de angst en schrik. De gelovigen werden zwaar beproefd en hevig geschokt. De huichelaars dachten dat Mohammed ﷺ en zijn metgezellen uitgeroeid en van de kaart geveegd zullen worden, terwijl deze moeilijke en zware situatie bij de gelovigen geen zwakte of verbolgenheid teweeg heeft gebracht. Integendeel, zij beschouwden dit als de belofte en waarheid waarmee hun Heer hen heeft bericht.
Dit was een reden voor de toename van hun geloof, zoals Allah zegt: “En toen de gelovigen de bondgenoten zagen, zeiden zij: "Dit is wat Allah en Zijn boodschapper ons hebben beloofd," en Allah en Zijn boodschapper hebben gelijk. En het doet hun slechts toenemen in geloof en onderwerping.” Soerat al-Ah’zaab (33) aayah 22.
Dit is in tegenstelling tot de positie van de ongelovigen en de huichelaars: zij vertrouwen niet wat er in de islamitische teksten is gekomen en de legitimiteit ervan. Maar zij vertrouwen alleen maar op de valse beloften en illusies van de Shaytaan en wat hij voor hen siert van leugens en valsheid zoals Allah hierover zegt: “Hij doet hen beloften en hij wekt hun ijdelheid op en wat de Shaytaan hen belooft is slechts een misleiding.” Soerat an-Nisaa-e (4) aayah 120.
“En (gedenkt) toen de Shaytaan hun daden voor hen schoonschijnend maakte, en zei: "Er is op deze dag geen mens die jullie kan verslaan: en voorwaar, Ik ben jullie naaste." Maar toen de twee legers elkaar zagen, draaide hij zich om op zijn hielen en zij: "Voorwaar, ik heb niets met jullie van doen.”Soerat al-Anfaal (8) aayah 48.
De huichelaars zeiden op deze dag: “Mohammed belooft ons om te eten van de schatten van Kisraa (Perzen) en Caesar (Romeinen), en een van ons is zelfs niet zeker van zichzelf en heeft angst om zelfs weg te gaan om zijn behoefte te doen!”
De Shaytaan doet de huichelaars en afgodenaanbidders voorstellen dat al het kwade van wat hen treft af te leiden is van de mensen van het geloof, en ware het niet dat er de boodschapper en hun volgelingen zijn die vasthouden aan religie dan zouden zij niet getroffen worden door calamiteiten en tegenslagen. Zij zien slechte voortekenen in hen zoals Allah zegt over het geval van het volk van Fir’awn in het spreken over Moesaa (vrede zijj met hem) en die met hem geloofden: “Maar wanneer het slechte hen treft, dan wijzen zij Moesaa en degenen met hem aan als brengers van het noodlot.” Soerat al-A’raaf (7) aayah 131. Ze zeiden: “Wat ons getroffen heeft is door jouw komst o Moesaa en degenen die met jou zijn. Wij hebben geen kwaad gezien totdat je tot ons gekomen bent.” Dit werd herhaald door de ongelovigen in ieder tijdperk en plaats. De Thamoed zei tegen de profeet Saalih’ (vrede zij met hem): "Zij zeiden: "Wij verwachtten van jou en degenen die met jou zijn een slecht lot.” Soerat an-Naml (27) aayah 47.
Oftewel: de oorzaak van deze tegenspoed die tot ons gekomen is Saalih’ en zij die hem volgen. Zo zeiden de ongelovigen tegen de gezant van de Heer der werelden Mohammed ﷺ: “Maar indien hen (iets) slechts treft, zeggen zij: "Dit komt van jou (Mohammad)." Soerat an-Nisaa-e (4) aayah 78. Dat wil zeggen wanneer zij (de huichelaars en ongelovigen) getroffen worden door de ontberingen van het leven, of een nederlaag van de vijand, en de wonden en de pijn, zeggen zij: “Dit komt van jou (Mohammed)”, oftewel door jouw wanbeleid en slechte inzichten en door wat wij opgedragen zijn door jouw religie, en het nalaten van wat wij naleefden. Zoals de mensen van de stad zeiden tegen de gezanten: “Zij zeiden: "Voorwaar, wij zien een kwaad lot in jullie.” Soerat Yaasin (36) aayah 18.
Er is geen twijfel dat wat de boodschappers brachten nooit een oorzaak en aanleiding kan zijn van de rampen en calamiteiten en er geen link is tussen religiositeit en rampen. Gehoorzaamheid aan Allah en Zijn boodschapper kan nooit en te nimmer een oorzaak zijn van een ramp en catastrofe! Het gehoorzamen van Allah en Zijn boodschapper loont alleen maar met het beste zowel in deze wereld als in het Hiernamaals. Maar het kan voorkomen dat gelovigen in Allah en Zijn boodschapper getroffen worden door rampen waarvan de oorzaak hun zonden zijn…en niet door hun gehoorzaamheid aan Allah en Zijn boodschapper. Zoals de gelovigen getroffen werden op de dag van Oehoed toen er slag werd geleverd met de afgodenaanbidders. De grondslag voor deze nederlaag was niet het gehoorzamen van Allah en Zijn boodschapper maar door een zonde (het niet opvolgen van het bevel van de boodschapper van Allah om de berg ‘Roemaat’ te blijven totdat hij toestemming gaf ervan af te dalen). ( Soebh’aanallah! Hoeveel bevelen van Allah en Zijn boodschapper slaan de moslims van vandaag in de wind en dan willen wij dat Allah ons de overwinning en glorie en eer geeft?!)
We zien dat zij die een link leggen tussen religiositeit en rampen nooit en te nimmer aannamen tot het goede en al helemaal niet de moeite nemen om het goede in een maatschappij te verspreiden.
Maar zij zaaien het kwaad en proberen verderf en obsceniteit op verschillende manieren te verspreiden onder het mom van meerdere valse scenario’s. Zij organiseren hiervoor wedstrijden en koppelen hieraan kostbare geschenken (Denk bijvoorbeeld aan zij die modeshows organiseren en de vrouw die het meest uitdagend gekleed is het grootste geschenk in ontvangst mag nemen!). Zij maken gebruik van alle middelen van propaganda om dit te promoten onder de mensen.
Het is de Shaytaan die deze verderfelijkheden siert en aantrekkelijk maakt om zo het ogenschijnlijke geluk te verkrijgen, en het bereiken van voortreffelijkheid. En veel van de mensen van de Islaam waarvan de wijsheden van de islamitische wet niet verankerd zijn in hun hart volgen deze mensen die Allah en Zijn boodschapper tegenwerken in hun voetstappen, zoals aangegeven door de edele profeet ﷺ in zijn woorden: "Jullie zullen de wegen van degenen die voor jullie waren volgen, handbreedte voor handbreedte en armlengte voor armlengte. Tot het punt dat als zij een hol van een hagedis binnen zouden gaan, dan zouden jullie die ook binnengaan.” De metgezellen vroegen: “O boodschapper van Allah, bedoelt u de joden en de christenen?” Hij antwoordde: “Wie anders als het niet zij zijn?!” Overgeleverd Imaam al-Boekhaarie (3456) met enige aanpassingen.
In een andere versie: “Mijn oemmah (natie) zal de weg bewandelen van de eerdere generaties handbreedte voor handbreedte en armlengte voor armlengte.” Ze (metgezellen) vroegen; “O boodschapper van Allah, de Perzen en de Romeinen?!” De profeet ﷺ antwoordde: “Wie anders dan deze mensen?!”
Zelfs als we kijken naar de vele nieuwigheden (in negatieve zin) die neergestreken zijn in moslimlanden, dan zien wij dat velen van de moslims de ongelovigen hierin (blindelings) volgen, terwijl zij niet weten wat de oorsprong hiervan is bij hen. Het is niets anders dan wantrouwen van de ongelovigen in Allah en op een onterechte wijze over Hem, Zijn kennis en wijsheid te denken zoals vermeld in het vers: “…door op onterechte wijze over Allah te denken.” Soerat aal-‘Imraan (3) aayah 154).
De moslim is genoodzaakt de islamitische richtlijnen en bewijzen te volgen en verboden anderen te simuleren in hun gedrag en moraal, en alles wat van hen tot ons komt op het gebied van wetenschap, cultuur en gewoonten te verifiëren zodat wij niet vervallen in de toorn van de Heer terwijl wij dit niet weten.
Wanneer de gelovige getroffen wordt door zaken waar hij een afkeer van heeft wanneer hij iets verricht waarvan hij denkt dat dit behoort tot zijn verplichtingen, dan dient hij eerst zichzelf te verwijten alvorens de schuld bij anderen te zoeken (zelfkritiek). Dit door zijn gebrek aan kennis, onjuist handelen of de onzuiverheid van zijn intentie en voornemen. Hij dient te weten dat hetgeen hem getroffen heeft en wat hem overkomt hijzelf de oorzaak ervan is en dit alleen maar gekomen is door zijn eigen handelen.
Hij dient zichzelf te verwijten voordat hij andere mensen verwijt. Veel mensen leggen de verantwoordelijkheid voor wat hen treft waar zij afkeer van hebben bij de listen van de vijanden, en zoeken zelden de fout bij zichzelf, en niet te kijken naar hun eigen handelen om te concluderen dat zij de hand in eigen boezem moeten steken voor wat hun getroffen heeft.
Echter, er kan niet ontkend worden dat er samenzweringen zijn van vijanden en hun streven om de moslims schade te berokkenen in alle opzichten. Het ontkennen en verwerpen van deze samenzweringen behoort tot naïviteit en argeloosheid!
Maar de ego en nefs dient niet vrijgesproken te worden van alle redenen van disefficiëntie of gebreken. Er is geen twijfel dat een van de redenen voor het succes van de samenzweerders en hun samenzweringen de fouten van de nefs is en het niet uitvoeren van wat zij moet doen. De moslim is op hetzelfde moment tevreden met zijn Heer, gerustgesteld met datgene wat hem voorbeschikt is, zonder bezwaar en te klagen over wat hem getroffen heeft (zoals sommigen doen: “Waarom ik en niet die en die?!”). Het is alsof zijn tong hem toespreekt: ““Zeg: "Dat komt van jullie zelf.”Zijn constante handelen is vergiffenis te vragen aan Allah en oprecht berouw te tonen tot Allah. Hij beseft dat niets hem zal redden dan zijn toewijding en onderworpenheid aan Allah, alleen Hem om hulp vragend om hetgeen tot hem neergedaald is op te heffen.
Wij vragen Allah van Zijn gunsten en om ons te laten behoren tot degenen die, wanneer hen het goede treft, weten dat dit een gunst is van Allah en Zijn Barmhartigheid en Hem hiervoor danken en prijzen zoals Allah zegt: “En jullie hebben geen gunst of het komt van Allah.” Soerat an-Nah’l (16) aayah 53. En niet dat de Shaytaan de gezworen vijand hen dit helemaal doet vergeten en alle gunsten waarin zij verkeren vergeten en aan zichzelf en hun inspanningen toeschrijven. En wanneer hen een ramp treft dan weten zij dat hun Heer, de Genadige, hen geen onrecht heeft aangedaan, maar dat de oorzaak hiervan een gevolg is van nalatigheid, hun zonden en hun agressie en ook wat hun handen plachten te doen. Zij leggen de schuld bij zichzelf en zijn snel in het verrichten van berouw en vergiffenis waardoor zij behoren tot degen waarover Allah heeft gezegd: “Voorwaar, wanneer degenen die (Allah) vrezen door een influistering van de Shaytaan getroffen worden, gedenken zij (Allah). En dan zien zij (de Waarheid) in.” Soerat al-A’raaf (7) aayah 201.
En alle lof is voor Allah de Heer van de werelden.