Alle lof is aan Allah, Die voor ons het geloof vervolmaakt heeft en ons van Zijn gunsten voorzien heeft en voor ons de Islaam als geloof heeft geaccepteerd. En de vrede en zegeningen zijn met de beste van Zijn schepselen en de zegel van Zijn Boodschappers, onze profeet Mohammed en met zijn familie en metgezellen en degenen die hen in goedheid volgen. Vervolgens:
Het is bekend bij de dienaren van Allah (de Verhevene) dat Allah (de Verhevene) bepaalde tijden, plaatsen en personen uitverkiest boven andere. En tot de gezegende tijdsperiodes behoren de eerste tien dagen van Dzoe l-H’iddjah. De Verhevene heeft gezegd: “Bij de dageraad. Bij de tien nachten. Bij het even en het oneven. Bij de nacht wanneer hij voorbijgaat. Is daarin geen eed voor de bezitter van het verstand?” Soerat Al-Fadjr (89), aayah 1-5.
“Bij de dageraad.”: Allah (de Verhevene) heeft gezworen bij de dageraad. Het is namelijk aan Allah (de Verhevene) dat Hij zweert bij hetgeen Hij wilt, dit in tegenstelling tot de mens.
Deze mag namelijk enkel bij Allah (de Verhevene) zweren.
Allah (de Verhevene) heeft gezworen bij de Fadjr (dageraad) en de Fadjr is de ochtend aan het begin van de dag.
De geleerden hebben verschillende uitspraken ter verduidelijking van de Fadjr; hiertoe behoren: de tijd van de zonsopkomst, het ochtendgebed of de gehele dag. De vraag is echter welke Fadjr in dit vers bedoeld wordt?
Sommige geleerden hebben gezegd: de Fadjr in zijn algemeenheid. Anderen zeiden: de Fadjr van de dag van het offeren (1e dag van het offerfeest).
En sommigen zeiden: de Fadjr van de tiende dag van Dzoe l-H’iddjah. Ibnoe Kathier heeft van Masroeq overgeleverd dat hij heeft gezegd: met de fadjr (in dit vers) wordt specifiek de Fadjr van de offerdag bedoeld, en tevens is deze (Fadjr) de afsluiting van (eerste) tien nachten (van Dzoe l-H’iddjah). Moekhtasar Ibnoe Kathier deel 3, blz. 635.
“Bij de tien nachten.”: Al-H’aafidhz ibn Kathier heeft gezegd: Met de tien nachten worden de eerste tien (nachten) van Dzoe l-H’iddjah bedoeld. Dit is ook de uitspraak van Ibnoe ‘Abbaas (moge Allah tevreden met hem zijn), Az-Zoebayr, Moedjaahied en anderen. Tevens is het de opinie van de meerderheid van de geleerden. Wanneer we dus onder Fadjr specifiek de ochtend van de offerdag verstaan, zullen de (eerste) tien van Dzoe l-H’iddjah in het daaropvolgende vers dichterbij de betekeniscontext van het geheel liggen. En dit zijn de bekende dagen. De Verhevene heeft namelijk gezegd: “En de Naam van Allah uitspreken op de bekende dagen…”. Soerat Al-H’adj (22), aayah 28.
Allah (de Verhevene) heeft bij de eerste tien nachten van Dzoe l-H’iddjah gezworen om de meerwaarde en de positie van deze nachten onder de aandacht te brengen. In die tien dagen gaan de bedevaartgangers in grote getale naar het Gewijde Huis, zij vragen Allah (de Verhevene) om een beloning en zij wensen te worden vergeven voor alle zonden en slechte daden. En degene die de bedevaart niet heeft kunnen meemaken, hem zal de toenadering naar Allah (de Verhevene) niet voorbij gaan wanneer hij goede daden verricht door de dagen te vasten en de nachten in aanbidding door te brengen.
Al-Boekhaarie en anderen hebben de h’adieth van Ibnoe ‘Abbaas (moge Allah tevreden met hem zijn) vermeld waarin hij overlevert dat de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft gezegd: “Er zijn geen dagen waarin de goede daden geliefd zijn bij Allah dan deze dagen.” (Hij bedoelde hiermee de eerste tien dagen van dzoe l-H’iddjah.) Zij zeiden o boodschapper van Allah: “ook niet de djihaad op de weg van Allah?!: “hij zei: “ook niet de djihaad op de weg van Allah behalve een persoon die op pad gaat met zichzelf en zijn bezittingen en met niets daarvan terugkomt.” Overgeleverd door Al-Boekhaarie, nr. 969.
Wanneer je deze h’adieth bestudeert zie je waarlijk dat Allah (de Verhevene) een grote beloning heeft verbonden aan deze dagen en het een verheven positie heeft gegeven.
En in een versie (van deze h’adieth) van Aboe Daawoed: “(In) Geen van de dagen zijn de vrome handelingen meer geliefd bij Allah dan (in) deze dagen.” Hiermee bedoelt hij (Allah’s vrede en zegen zij met hem): de tien dagen. Zij zeiden: “O boodschapper van Allah, ook niet de djihaad op de weg van Allah? Hij (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Ook niet de djihaad op de weg van Allah, behalve wanneer een persoon met zichzelf en zijn geld uittrekt en vervolgens hier vervolgens niets van terugkeert.”
Dit duidt op de meerwaarde van de dagen Dzoe l-H’iddjah boven de andere dagen en op de beloning voor de vrome daden gedurende deze dagen. Maar welke dagen zijn dan beter: De eerste tien dagen van Dzoe l-H’iddjah of de laatste tien dagen van Ramadhaan?
Sommige van de geleerden hebben gezegd: De dagen van de eerste tien van Dzoe l-H’iddjah zijn beter dan de dagen van de laatste tien van Ramadhaan. De nachten van de laatste tien van Ramadhaan zijn echter beter dan de nachten van de eerste tien van Dzoe l-H’iddjah.
“Bij het even en het oneven.”: An-Nasfie heeft gezegd: Dit betekent het even (aantal) van alle zaken en het oneven ervan. Of de even en oneven nachten (van deze tien nachten). Of de dag van het offeren (1e dag van het Offerfeest), want dat is de tiende dag en dat is (een) even (aantal) en de dag van ‘Arafah, want dat is de negende dag en dat is oneven.
Indien wij onder Fadjr verstaan dat het de Fadjr is van de offerdag, en onder de tien nachten dat het de eerste zijn van Dzoe l-H’iddjah, dan volgt na deze veralgemenisering de specificering, namelijk de dag van ‘Arafah en de offerdag als betekenis van het even en het oneven.
De deugdzaamheden van de dag van ‘Arafah.
De dag van ‘Arafah bezit vele deugdzaamheden en het is voldoende dat Allah (de Verhevene) op deze dag heeft gezegd: "Vandaag heb Ik jullie godsdienst voor jullie vervolmaakt en heb Ik Mijn gunst voor jullie volledig gemaakt en heb Ik de islam voor jullie als godsdienst gekozen." Soerat Al-Maa-idah (5), aayah 3.
Dit is de grootste gunst van alle gunsten die Allah (de Verhevene) aan Zijn dienaren heeft toegekend.
Al-H’aafidh ibn Kathier heeft van As-Soeddie overgeleverd dat deze verzen op de dag van ‘Arafah zijn neergedaald en dat er na deze verzen geen halaal of h’araam is neergedaald.
En Imaam Moesliem heeft de h’adieth van ‘Aa-ieshah (moge Allah tevreden met haar zijn) overgeleverd waarin de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zegt: "Er is geen dag waarop Allah meer dienaren van het Vuur bevrijdt dan de Dag van 'Arafah. Hij komt nabij en uit Zijn trots tegen de engelen zeggende: 'Wat willen deze mensen?' " De dag van ‘Arafah is dus de dag van de bevrijding van het Vuur. De dag die erna komt is een feest voor alle moslims.
En de beste doe’aa-e (smeekbede) is op de dag van Arafah. At-Tirmidzie heeft namelijk de h’adieth van ‘Abdoellaah ibnoe ‘Amr ibnoe Al-‘Aas (moge Allah tevreden met hem zijn) overgeleverd – en sheikh Al-Albaanie heeft deze h’adieth authentiek verklaard - waarin de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft gezegd: “De beste smeekbede is de smeekbede van de dag van Arafah, en het beste dat ik en de profeten voor mij hebben gezegd is: ‘Laa ilaaha illa lalah wah’dahoe laa sharieka lah, lahoe l-moelk, wa lahoe-l-h’amd, wa hoewa ‘alaa koelli shay-ien qadier.’(Betekenis: Er is geen God behalve Allah, Hij alleen, Hij heeft geen deelgenoten. Aan Hem behoort het Koningschap, alle Lof is aan Hem en Hij is tot alles in staat).“
Het vasten op de dag van Arafah wist de zonden uit van twee hele jaren. Imaam Moesliem heeft namelijk de h’adieth van Aboe Qataadah overgeleverd waarin de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zegt: “Voor het vasten van de dag van Arafah reken ik erop dat Allah het jaar ervoor en het jaar erna zal vergeven.”
Het is om deze reden dat elke moslim zijn best te doen in het verrichten van smeekbedes, het vasten en het verrichten van de goede zaken op de dag van Arafah. Voor de bedevaartgangers behoort het echter tot de Soennah om de dag van Arafah niet te vasten.
De dag van het offeren.
Dat is de tiende dag van Dzoe l-h´iddjah –“Bij het even…”–, het is een grootse en gezegende dag. Aboe Daawoed heeft de h’adieth van ‘Abdoellaah ibnoe Qoert overgeleverd waarin de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft gezegd: “Waarlijk de meest grootse dag bij Allah, is de dag van het offeren, daarna de dag van Al-Qarr.” De dag van Al-Qarr is de dag na de offerdag.
“Bij de nacht wanneer hij voorbij gaat.”:
De moefassiroen zijn het allemaal over de betekenis eens dat het voorbijgaan van de nacht bedoeld wordt. Er is echter een meningsverschil over de nacht die in het vers bedoeld wordt. Gaat het hier om de nacht in zijn algemeen? Of gaat het hier om een specifieke nacht?
Sommige geleerden hebben gezegd dat de algemene betekenis bedoeld wordt, zoals in de aayah: “Bij nacht wanneer hij opdoemt.” Soerat At-Takwier (81), aayah 17. “De uitspraak dat de specifieke betekenis bedoelt wordt, is door een aantal geleerden gedaan, waarbij aangegeven is dat de nacht van Moezdalifah bedoeld wordt. Al-H’aafidh ibn Kathier heeft gezegd dat ‘Ikrimah heeft gezegd: de nacht van Moezdalifah wordt bedoeld.” Moekhtasar Ibnoe Kathier nr. 3, blz. 636.
“Is daarin geen eed voor de bezitter van verstand?”: Is het zweren bij de voorgaande zaken niet voldoende voor de bezitter van verstand. Het antwoord van de eed is echter niet in het vers vermeld. De (volledige) eed bestaat namelijk uit drie aspecten, degene die zweert, hetgeen waarbij gezworen wordt en het antwoord van de eed (de gevolgen bij het niet volgen ervan). Sommige geleerden hebben gezegd dat het antwoord van voorgaande eed het volgende inhoudt: “Wij zullen de ongelovigen straffen.” Hierop duiden de verzen van 6 tot en met 14 in dezelfde Soerat: “Heb jij niet vernomen hoe jouw Heer de ‘Ad heeft behandeld? … … Toen deed jouw Heer de gesel van de bestraffing op hen neerdalen. Voorwaar jouw Heer is zeker waakzaam.” De eed hier is de beste eed, omdat dit het gezonde verstand aanspreekt.
Zoals eerder vermeld, bestaat de eed uit drie aspecten, waarvan er twee in de verzen zijn genoemd. Degene die zweert is Allah en hetgeen waarbij gezworen wordt is: “Bij de dageraad... Bij de nacht wanneer hij voorbijgaat.” Het antwoord van de eed is dus hetgeen begrepen kan worden uit de daaropvolgende verzen. Wat hieruit begrepen wordt is dat de dood zal komen, niets staat hiertussen, de Wederopstanding is waarheid waarover geen twijfel bestaat en de berechting is nauwkeurig waarbij er geen zaken worden vergeten. De bestraffing van de ongelovigen en die van de zaaiers van verdorvenheid op aarde zal welzeker plaatsvinden en kan niet worden tegengehouden. Ook hiervoor is het bewijs op te maken uit de daaropvolgende verzen, namelijk vers 6 tot en met 14 uit dezelfde Soerat.
Nu we weten dat de dagen en nachten van Dzoe l-H’iddjah gezegend zijn, dienen wij hierin veelvuldig smeekbedes te verrichten, te vasten en om vergeving te vragen. De mensen die op bedevaart zijn, zij komen in de Gewijde Moskee (Mekkah) bijeen. Zij verrichten aanbiddingen en smeekbedes, zij vragen Allah (de Verhevene) om beloning en vergeving van al hun zonden. Zij zijn de gasten van Allah (de Verhevene) en de Edele voorziet zijn gasten. Als gevolg hiervan krijgen zij vergeving voor hun oprechtheid in intentie en daden. Net zoals Allah (de Verhevene) hen de beloning van de moedjahidien geeft en hun beloning verveelvoudigt. Allah (de Verhevene) heeft gezegd: “En zij geven geen bijdrage, klein of groot, en zij doorkruisen geen vallei of het wordt voor hen opgeschreven.” Soerat At-Tawbah (9), aayah 121.
Al-Boekhaarie heeft de h’adieth van ‘Aa-ieshah (moge Allah tevreden met haar zijn) vermeldt waarin zij heeft gezegd: “O boodschapper van Allah, wij zien de djihaad als de beste handeling, mogen wij geen djihaad verrichten?” Toen zei de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem): “De beste djihaad is een geaccepteerde H’adjj.” Het behoort daarom tot de leiding van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) om in de eerste tien van Dzoe l-H’iddjah, alvorens men de H’adjj verricht om het volgende te doen:
1- Deze dagen te vasten, behalve de dag van het offeren en hij (Allah’s vrede en zegen zij met hem) benadrukte het vasten van de dag van ‘Arafah voor degenen die niet op bedevaart waren.
2- Het gereed maken van het offer. Hij (Allah’s vrede en zegen zij met hem) offerde twee gehoornde schapen en wanneer hij (Allah’s vrede en zegen zij met hem) het ‘Ied-gebed had verricht en de mensen had toegesproken, nam hij een van beide, staande in zijn gebedsruimte, en slachtte hij eigenhandig het schaap en zei: “O Allah deze is voor mijn gehele volk, degenen die U als enige (God) heeft erkend, en voor mij dat ik (de boodschap) heb verkondigt.” Vervolgens nam hij (Allah’s vrede en zegen zij met hem) het tweede schaap en slachtte deze eigenhandig en zei: “Deze is voor Mohammed en de familie van Mohammed.” Vervolgens gaf hij (Allah’s vrede en zegen zij met hem) beide schapen te eten aan de armen. En het is niet toegestaan om iets van het offer te verkopen, ook niet de huid of het haar. Het mag enkel worden weggegeven.
3- Wanneer de maand begonnen was en hij (Allah’s vrede en zegen zij met hem) de intentie had om te offeren, nam hij (Allah’s vrede en zegen zij met hem) niets van zijn haren of zijn nagels (d.w.z. hij knipte ze niet), totdat hij (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zijn offer had geslacht op de offerdag.
Moge Allah (de Verhevene) ons in staat stellen om Zijn wetgevingen te verrichten en de Soennah van Zijn profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) te volgen en Allah (de Verhevene) is Degene Die hier waarlijk toe in staat is.
Maandblad Wij Moslims, Jaargang 7, Nr. 11