In naam van Allah, de Meest Genadevolle, de Schenker van Genade. Voorwaar Allah, Degene Die alle lof toekomt, heeft mij onmetelijke genade, grote gunsten en overvloedige zegeningen geschonken wat noodzaakt tot oneindige dankbaarheid, standvastigheid in het gehoorzamen van Hem, en het hebben van prachtig geduld in dat wat Hij bevolen heeft. Waarlijk, een dienaar is bevolen om in tijden van voorspoed meer geduld te hebben dan in tijden van ongemak.
"En wanneer Wij hem genietingen doen proeven nadat tegenslagen hem troffen zal hij zeker zeggen: "Het kwaad heeft mij zeker verlaten." Voorwaar, hij is zeker verheugd, hoogmoedig. Behalve degenen die geduldig zijn en goede werken verrichten. Zij zijn degenen voor wie er vergeving en een grote beloning is." Soerat Hoed (11), aayah 10-11.
Jullie weten allen dat Allah, de Meest Perfecte, deze aangelegenheid (de zaak waar naar verwezen wordt, is de eerste onrechtvaardige gevangenzetting van Ibn Taymiyyah - een periode van anderhalf jaar, in het jaar 705 H. - welke plaatsvond vanwege enkele leugens en valse beschuldigen tegen hem) heeft gezegend met zulke zegeningen die middelen bevatten om Zijn Religie te helpen, Zijn Woord te verheffen, Zijn leger te steunen en om eer te schenken aan Zijn Awliyaa-e (vrome en rechtschapen dienaren). Het is ook de oorzaak voor de versterking van Ahloe s-Soennah wa l-Djamaa’ah en het veroorzaken van vernedering voor de mensen van vernieuwingen en sektes. Eveneens is het de oorzaak van het bevestigen van datgene dat al bevestigd is door julliezelf uit de Soennah (betreffende de waarheid van deze zaak) en een oorzaak voor de toename hiervan, door het openen van de wegen naar leiding, overwinning en bewijzen; opdat de waarheid gekend zal worden door de massa’s, die niemand behalve Allah kan opnoemen.
Het is ook de oorzaak voor de massa’s die de weg van de Soennah en de Djamaa’ah beginnen te accepteren; dit naast alle andere ontelbare gunsten. Dit alles moet daarom vergezeld gaan met oneindige dankbaarheid aan Allah, en het hebben van geduld - zelfs als dit in tijden van gemak is.
En jullie kennen al de grote grondbeginselen, die de religie opsomt: het verenigen van de harten, het woord en de verzoening tussen elkaar, zoals Allah de Verhevene zegt: "En houdt jullie allen stevig vast aan het touw (de godsdienst) van Allah en weest niet verdeeld…" Soerat Aal-'Imraan (3), aayah103.
"En weest niet als degenen, die (onderling) verdeeld zijn en gaan redetwisen, nadat de duidelijke Tekenen tot hen waren gekomen. En zij zijn degenen voor wie er een zware bestraffing zal zijn." Soerat Aal-'Imraan (3), 105.
En er zijn vele andere voorbeelden zoals deze uit de teksten (van de Qor-aan), die ons opdragen tot de Djamaa’ah (op de weg van de metgezellen) - het bijelkaar komen - en verdeeldheid en meningsverschillen verbieden. En de mensen die het meest als voorbeeld dienen bij dit grondbeginsel zijn de Ahloe l-Djamaa’ah (de mensen van de Djamaa’ah), net als de mensen die het meest als voorbeeld dienen bij het verlaten ervan, de mensen van de sektes zijn.
Hetgeen dat de Soennah samenvat is: gehoorzaamheid aan de boodschapper. Dit is waarom de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Voorwaar, Allah is welgevallen met drie dingen: dat je alleen Allah aanbidt zonder het toekennen van enige deelgenoten aan Hem; dat je jezelf stevig vastklampt aan het touw van Allah en niet verdeeld raakt; en dat je oprecht advies geeft aan degene die door Allah belast is met het beheer van jouw zaken”. Overgeleverd door Moesliem (3/1340) en Ah’mad (2/367)
En in de Soenan verzamelingen van de h’adieth van Zayd Ibn Thaabit en Ibn Mas’oed - die beide grote foeqahaa-e waren (geleerden van fiqh - Fiqh: Faqaha: letterlijk betekent dit begrip. Islamitisch betekent het de islamitische jurisprudentie, wetgeving. De volledige definitie van fiqh is: het kennen van de Islamitische oordelen over Islamitische praktijkzaken met daarbij de uitgebreide duidelijke bewijsvoering.) - die overgeleverd hebben dat de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: "Moge Allah degene die mijn woorden hoort, uit het hoofd leert en het overdraagt aan anderen... Er zijn drie dingen waar het hart van een gelovige geen wrok over koestert: oprechtheid jegens Allah in zijn daden; oprecht advies geven aan degenen in posities van autoriteit en vastklampen aan de Djamaa’ah.” Sah’ieh’: overgeleverd door Ah’mad (4/80) en Ibn Maajah (nr. 320). Het was authentiek verklaard door al-Albaanee in as-Sah’ieh’ah (nr. 404)
En zijn zeggen,'...wrok over koestert,’ betekent het niet hebben van enige minachting voor hen. Dus het hart van een moslim heeft niet deze karakteristieken. Integendeel, het houdt ervan en is er tevreden mee.
Aldus, het eerste waarmee ik zal beginnen betreffende dit grondbeginsel is datgene wat verbonden is aan mijzelf. Daaromtrent zouden jullie allemaal moeten weten - moge Allah tevreden over jullie zijn - dat ik voor jullie geen enkele schade wens - inwendig noch uitwendig - voor iemand van onder de algemene massa van de moslims, laat staan voor onze collega’s en metgezellen. Noch koester ik enige vijandigheid jegens één van hen, noch verwijt ik hen iets voor wat dan ook. In plaats hiervan, verdienen zij mijn inziens edelheid, liefde, eer, respect, steeds maar weer en weer - elk in overeenstemming met hun niveau. Een persoon kan niet anders zijn behalve (één van de drie types): iemand die oprecht streeft naar het verkrijgen van de waarheid en die correct is, of iemand die oprecht streeft naar het verkrijgen van de waarheid maar een fout maakt, of een zondige persoon. Wat betreft de eerste, hij wordt beloond en bedankt. De tweede wordt beloond voor zijn idjtihaad (streven om de waarheid te verkrijgen) en is vergeven en vrijgesteld van zijn fout. Wat betreft de laatste, moge Allah ons, hem en alle gelovigen vergeven.
Kortom, we zouden moeten proberen om niet stil te staan bij de woorden van degenen die tegen dit grondbeginsel zijn; door het zeggen dat die-en-die tekortschoot, of die-en-die zus of zo heeft gehandeld, of die-en-die de oorzaak was van de schade aan de Sheikh, of de reden was waarom dit allemaal gebeurde, of die-en-die was gewoon om te spreken over de samenzweringen, of die- en-die; en andere vergelijkbare uitspraken welke kritiek bevatten op sommige van onze collega’s en broeders. Voorwaar, ik sta hen niet toe om mijn broeders en collega’s op die manier te schaden en er is geen kracht, noch macht, behalve bij Allah. (Dit is een verwijzing naar enkele collega’s en broeders van hen in Damascus die verzwakten gedurende deze beproeving en niet standvastig bleven op de correcte methodologie. Dus Ibn Taymiyyah verbiedt al zijn studenten en collega’s om hen op wat voor manier dan ook te schaden en hij maakt een excuus voor hen en legt uit dat hij geen vijandigheid of haat draagt in zijn hart jegens hen. In plaats hiervan maakt hij duidelijk dat hij respect voor hen heeft en dat hij van hen houdt omwille van Allah).
Dergelijke kritiek keert meestal terug naar degene die hetgeen in de eerste plaats heeft uitgesproken, behalve als hij goede daden heeft verricht waardoor Allah hem zal vergeven - Insha Allah - en voorzeker Allah (de Verhevene) vergeeft datgene wat is voorafgegaan. En jullie zullen ongetwijfeld ook op de hoogte zijn van de wrede behandeling die was gegeven aan sommige van onze broeders in Damascus en die nu zelfs plaatsvindt in Egypte.
Dit is – in realiteit – niet te wijten aan een ontoereikendheid of tekortkoming in de broeders, noch is het gebeurd omdat we onze meningen hebben veranderd en hen haten. In plaats hiervan verkrijgen deze mensen meer status na het ontvangen van zo’n wrede behandeling en verkrijgen zij tevens meer liefde en respect van ons.
Voorwaar, de soortgelijken aan deze beproevingen zijn voordelig voor de gelovigen, omdat Allah de gelovigen corrigeert en verbetert dankzij hen (de onderdrukkers), aangezien de gelovige voor de andere gelovige is als een paar handen; elk wast de ander. Het gebeurt echter wel eens dat vuiligheid niet verwijderd kan worden, behalve met een bepaalde hoeveelheid ruwheid, welke echter schoonheid en zachtheid met zich meebracht, waardoor deze ruwheid wordt geprezen…
Jullie weten (ook) allemaal dat veel van wat er is gebeurd in deze zaak leugens waren, valse beschuldigingen, valse verdenkingen en het volgen van valse verlangens, de soorten die niet beschreven kunnen worden. Dus al die leugens en valse beschuldigingen die tegen mij gericht waren, waren eigenlijk een bron van goedheid en zegeningen voor mij. Allah de Meest Verhevene zegt: "Voorwaar, degenen die de laster naar voren brachten zijn een groep onder jullie. Denkt niet dat het slecht voor jullie is. Integendeel, het is goed voor jullie: een ieder van hen wordt belast voor de zonde die hij beging. En degene van hen die het grootste aandeel had: voor hem is er een geweldige bestraffing" Soerat An-Noer (24), aayah 11.
Dus door zulke beproevingen manifesteert Allah het licht van de waarheid en zijn duidelijke bewijzen, welke valsheid en leugens afwijzen. Aldus neem ik geen wraak op degenen die tegen mij logen, mij onderdrukten of vijandschap en haat toonden jegens mij. Voorwaar, ik vergeef elke moslim en ik wens alleen het goede voor hen en ik verlang voor elke moslim het goede dat ik voor mijzelf verlang. En wat betreft degenen die logen en fouten begingen; hen heb ik vrijgesteld en vergeven. Echter, degenen die verbonden zijn aan de overtreding van de Rechten van Allah in deze zaak, zij zouden hiervoor vergiffenis moeten zoeken. Dus als zij naar Allah terugkeren met berouw, dan zal Allah zich tot hen keren in vergiffenis, anders zal het Oordeel van Allah op hun van toepassing zijn. Dus als een persoon bedankt zou worden voor zijn kwade daden, dan bedank ik al degenen die de oorzaak waren voor datgene (de beproeving) dat mij is overkomen - want het leidt naar al het goede van deze wereld en het Hiernamaals. Allah (de Verhevene) wordt echter bedankt voor Zijn goede zegening en gunst waarbij een gelovige niets overkomt, behalve dat er iets goeds voor hem in zit. En de mensen van goede intenties worden bedankt voor hun intenties en de mensen van goede daden worden bedankt voor hun daden. Wat betreft degenen die kwaad deden - wij vragen Allah dat Hij Zich tot hen keert met vergiffenis. En jullie weten allemaal dat dit vanuit mijn aard en karakter komt.
Eveneens weten jullie allemaal dat Aboe Bakr as-Siddieq (moge Allah tevreden met hem zijn), betreffende de zaak van al-Ifq (de leugen tegen 'Aa-ishah, radiyallaahoe ‘anha, zijn dochter en de vrouw van de profeet), waarover Allah enkele ayaat heeft geopenbaard in de Qor-aan, zwoer dat hij geen liefdadigheid zou geven aan Mistaah Ibn Athaathah, omdat Mistaah één van degenen was die deelgenomen hadden aan de leugen. Zo openbaarde Allah: "En laat hen, die rijkdommen en overvloed onder u bezitten niet zweren niet uit te geven aan de verwanten en de armen en de uitwijkers op de weg van Allah; laat hen vergeven en lankmoedig zijn: houden jullie er niet van dat Allah jullie vergeeft? En Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig" Soerat An-Noer (24), aayah 22.
Aldus toen deze aayah was geopenbaard, zei Aboe Bakr (moge Allah tevreden met hem zijn): "Bij Allah! Ik houd ervan dat Allah mij zou vergeven." Hij ging dus door met het geven van hulp en liefdadigheid aan Mistaah, zoals hij dit vroeger ook altijd gaf. Overgeleverd door al-Boekhaarie (nr. 4757)
Dus met vergiffenis en vriendelijke behandeling tegenover elkaar en het uitvoeren van Djihaad (vechtend en strevend) op de weg van Allah, is het onontbeerlijk dat: "O jullie die geloven! Wie van jullie zijn godsdienst afvallig is: Allah zal een volk nemen waar Hij van houdt en dat van Hem houdt, dat zachtmoedig is tegenover de gelovigen en streng tegenover de ongelovigen, dat streeft op de Weg van Allah en zij zijn niet bang voor degenen die verwijten maken. Dat is de gunst van Allah, die Hij geeft aan wie Hij wil en Allah is Allesomvattend, Alwetend. Voorwaar, jullie helpers zijn Allah en Zijn boodschapper en degenen die geloven, die de salaat (het gebed) verrichten en de zakaat geven, zij buigen zich nederig. En wie Allah tot beschermer neemt, en (ook) Zijn boodschapper en degenen die gelovig zijn: voorwaar, het is de groep (volgelingen) van Allah die overwinnaar is" Soerat Maa-idah (5), aayah 54-56.
Madjmoo’oe l-Fataawaa (28/50-57), enigszins verkort.
Was-salaamoe ’alaykoem wa rah’matoellaahi wa barakaatoehoe
“Wij Moslims” jaargang 4, nr. 1