In de naam van Allah de Barmhartige de Genadevolle.
Al-Imaam Maalik kwam op een dag na salaat Al-‘Asr de masdjid binnen. Hij nam vooraan plaats in masdjid An-Nabawee. De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) beval iedereen die een moskee betreedt, twee rak’aat te bidden als begroeting van de moskee (Tah’iyyat al-Masdjid). Al-Imaam Maalik was echter van mening dat het verbod om na salaat Al-‘Asr tah’iyyatoe l-masdjid te bidden voorrang had. Zo leerde hij dus zijn studenten om niet tah’iyyatoe l-masdjid te bidden, indien zij tussen salaat Al-‘Asr en salaat Al-Maghreb de masdjid betraden.
Op het moment dat Al-Imaam Maalik ging zitten, sprak een jongeman hem aan en zei: “Sta op en bid twee raka’aat!”
Al-Imaam Maalik stond plichtsgetrouw op en begon twee raka’aat te bidden. De student stond perplex over hetgeen zich afspeelde: wat was hier aan de hand? Was de mening van Al-Imaam Maalik veranderd?
Nadat Al-Imaam Maalik zijn gebed had verricht, verzamelden de studenten zich om hem heen en stelden vragen over zijn daad. Al-Imaam Maalik zei: “Mijn mening is niet veranderd, noch ben ik teruggekomen op hetgeen ik jullie heb geleerd. Ik vreesde alleen dat, in geval ik niet de twee raka’aat bad zoals de jongeman mij beval, Allah mij zou scharen onder het volgende vers: “En wanneer tot hen gezegd wordt: “Buigt jullie (in de Salaat). Dan buigen zij niet.” Soerat Al-Moersalaat (77), aayah 48.
Al-Imaam Ah’mad was van mening dat het eten van kamelenvlees de woedhoo-e zou verbreken. Dit was een mening waar vele geleerden met hem over verschilden. Sommige studenten vroegen hem: “Als jij een Imaam kamelenvlees ziet eten, waarna hij geen woedhoo-e verricht en vervolgens het gebed leidt, zou jij dan achter hem bidden?” Al-Imaam Ah’mad zei: “Denk jij dat ik niet zal bidden achter mensen zoals Al-Imaam Maalik en Sa’ied ibn Al-Moesayyieb?”
Allah heeft mensen geschapen met allerlei verschillen. Dat is de wet van de schepping. Verschillende tongen, verschillende kleuren, verschillende culturen…al het uiterlijke. Dit is ook het geval bij het innerlijke: zo zijn mensen geschapen met verschillende niveaus van kennis, intellect etc. Dit zijn allemaal tekenen van Allah dat Hij de macht bezit om te doen en laten wat Hij wil.
“En tot Zijn Tekenen behoort de schepping van de hemelen en de aarde en het verschillen van jullie talen en kleuren. Voorwaar, daarin zijn zeker Tekenen voor de bezitters van kennis” Soerat Ar-Room (30), aayah 22.
Dat mensen zullen verschillen staat vast, maar dat is ook niet het probleem. Waar het omdraait, is hoe ik als moslim om moet gaan met de verschillende meningen en wat mijn relatie is met de personen waarmee ik van mening verschil.
Allah de Verhevene beveelt ons om mensen naar de Dien op te roepen en te adviseren. Vele moslims staren blindelings op deze nobele doelstelling, zonder zich te realiseren dat de “wegwijzer” ook in de Qor-aan staat. In feite legt het vers, waarin Allah de Verhevene ons aanspoort om de mensen naar de Dien te roepen, ook uit hoe we dat moeten doen: “Nodig uit tot de Weg van jouw Heer, met wijsheid en goed onderricht, en wissel met hen van gedachten op de beste wijze.” Soerat An-Nah’l (16), aayah 25.
Er is geen noodzaak om te filosoferen. Het staat zwart op wit, duidelijk en simpel voor iemand die luisteren wil.
In bovengenoemd vers zijn drie ingrediënten te vinden die we kunnen toepassen, wanneer wij met iemand van mening verschillen.
1. h’ikmah
2. goede instructies, en
3. op de beste manier discussiëren
WAT BETEKENT H’IKMAH BEZITTEN, WANNEER WE MET IEMAND VERSCHILLEN?
De kleinzonen van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) hebben één van de mooiste voorbeelden van h’ikmah voor ons achtergelaten. Al-H’asan en Al-H’oesayn zagen – in hun tienerjaren - eens een oudere man op incorrecte wijze woedhoo-e verrichten. Samen hadden zij een plan opgesteld om de man de correcte manier van woedhoo-e te leren, zonder hem daarbij te beledigen maar hem eerder te adviseren op een manier die voor zijn leeftijd op zijn plaats is.
Samen gingen zij naar de oudere man en zeiden tegen hem: “Mijn broer en ik verschillen van mening over wie van ons het beste woedhoo-e kan verrichten. Wil jij graag als rechter spelen om vast te stellen wie van ons de woedhoo-ee het meest correct verricht.”
De man keek aandachtig terwijl de twee kleinzonen van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) de woedhoo-e op een juiste manier uitvoerden. Nadat zij klaar waren bedankte hij hen en zei: “Bij Allah, voorheen wist ik niet hoe ik de woedhoo-e moest verrichten. Jullie beiden hebben mij geleerd hoe ik het correct moet verrichten.”
Wij moeten begrijpen dat er twee dimensies zijn van h’ikmah:
1. Al-H’ikmah Al-‘Ilmiyyah (h’ikmah van kennis)
2. Al-H’ikmah Al-‘Amaliyyah (h’ikmah van daden)
Sommige mensen kunnen de h’ikmah van kennis bezitten, maar zien dan dat het hen bij het corrigeren van anderen, aan h’ikmah van daden ontbreekt. Dit veroorzaakt bij velen onder het gewone volk dat zij de h’ikmah van wijsheid afwijzen.
Om een goed voorbeeld van h’ikmah van kennis zonder h’ikmah van daden te geven: een broeder had in een lokale moskee zijn gebed verricht en ging vervolgens de handen schudden van mensen die aan zijn linker- en rechterkant zaten. De broeder die aan zijn rechterkant zat sloeg op zijn hand en snauwde: “Dit is geen onderdeel van de Soennah!” De man reageerde zeer correct: “Oh, is geen respect tonen en beledigen wel een onderdeel van de Soennah?”
H’IKMAH TONEN WANNEER WE VERSCHILLEN, DAARBIJ HEBBEN WE HET VOLGENDE NODIG:
Oprechtheid
Als we verschillen, moeten onze intenties oprecht zijn en hopen dat we de waarheid achterhalen. Ook moeten we niet slechts verschillen vanwege haat of jaloezie, die zich in onze harten bevindt.
De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Degene die kennis opdoet – kennis van datgene wat in naam van Allah wordt gedaan - om alleen maar handel te ontvangen van de materialistische wereld, zal op de Dag des Oordeels de geur van Al-Djannah niet ruiken.” Een authentieke h’adieth overgeleverd door Aboe Daawoed in Kitaab Al-‘ilm.
Compassie en zachtaardigheid
H’ikmah bezitten wanneer we van mening verschillen, betekent dat we zeldzaam de atmosfeer van compassie en zachtaardigheid moeten verlaten. Wij moeten ons behoeden om kwaad te worden en onze stemmen te verhogen.
Fir’awn was één van de meest kwaadaardigste mensen die ooit heeft geleefd. Moesa (vrede zij met hem) was één van de nobelste. Kijk dan hoe Allah (de Verhevene) Moessa (vrede zij met hem) verteld hoe hij Fir’awn moest adviseren…
“Gaat naar Fir'awn: voorwaar, hij overtrad. En spreekt mild tot hem, moge hij zich laten vermanen, of er bang van worden.” Soerat Taaha (20), aayah 43-44.
Er kwam eens een man bij de Khalifah en sprak hem op een slechte manier aan over bepaalde beleidsregels die hij had opgesteld. De Khalifah zei: “Bij Allah, Fir’awn was kwaadaardiger dan ik, en Moessa was vromer dan ik. Toch beval Allah hem: “En spreekt mild tot hem, moge hij zich laten vermanen, of er bang van worden.” Soerat Taaha (20), aayah 44.
Neem de tijd en verduidelijk
Wees geduldig met anderen en verduidelijk dingen, voordat men conclusies gaat trekken.
Al-Imaam Ah’mad levert over met een keten van overleveraars die naar Ibn ‘Abbaas (moge Allah tevreden met hem zijn) leidt, dat hij zei: “Een man van Bani Saaliem passeerde een groep metgezellen van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) (ten tijde van een veldslag). De man zei tegen hen: “as-Salaamoe ‘aleikoem.” De metgezellen concludeerden dat hij alleen ‘as-salaamoe ‘aleikoem’ zei om niet gevangen genomen te worden. Zij omsingelden hem en Malham ibn Djoethaamah vermoordde hem. Hierop openbaarde Allah (de Verhevene) het volgende vers: “O jullie die geloven, als jullie op de Weg van Allah rondtrekken (om te strijden), onderzoekt dan (nauwkeurig) en zegt niet tot degene die jullie Salaam geeft (groet): “Jij bent geen gelovige,” verlangend naar de vergankelijke genieting van het wereldse leven, het is bij Allah dat veel mogelijkheden tot buit zijn. Zo waren jullie zelf (eens in de toestand van ongelovigen) en toen begunstigde Allah jullie, onderzoekt dus (nauwkeurig). Voorwaar, Allah is Alwetend over wat jullie doen.” Soerat An-Nisaa-e (4), aayah 94.
Spreek vriendelijk
Verruil nooit vriendelijke woorden voor ruwheid, met name wanneer we met andere moslims praten.
Kijk naar de kracht van een oprecht en een beleefd gesprek:
Moes’ab ibn ‘Oemayr (moge Allah tevreden met hem zijn) was de eerste ambassadeur van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) in Medinah, voordat de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) in Medinah arriveerde. Moes’ab (moge Allah tevreden met hem zijn) leerde de inwoners van Medinah over de Islaam en zij traden vervolgens de Dien binnen.
Dit maakte Sa’d ibn ‘Oebaadah, één van de leiders van Medinah, woedend. Hij trok zijn zwaard en ging op zoek naar het hoofd van Moes’ab ibn ‘Oemayr (moge Allah tevreden met hem zijn). Toen hij hem confronteerde, bedreigde hij Moes’ab: “Stop met de onzin waarover jij praat of je zult jezelf dood vinden!” Moes’ab antwoordde op een manier die een les voor ons allen dient te zijn, want deze man (Sa’d ibn ‘Oebaadah) stopte niet met zijn grofheid en arrogantie, terwijl hij zijn keel wilde doorsnijden. Moes’ab (moge Allah tevreden met hem zijn) zei: “Wilt u niet zitten en een paar momenten luisteren. Wanneer jij instemt met hetgeen ik zeg, neem het dan. Zo niet, dan zal ik het gesprek beëindigen.” Sa’d ging vervolgens zitten.
Moes’ab (moge Allah tevreden met hem zijn) sprak over Allah en Zijn boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) totdat het gezicht van Sa’d bin ‘Oebaadah als een maan begon te schijnen en zei: “Wat moet een persoon doen om deze Dien binnen te treden?” Nadat Moes’ab (moge Allah tevreden met hem zijn) hem dit vertelde, zei hij: “Er is een man, wanneer hij deze religie zal accepteren, dan zal er geen enkel huis(houden) in Medinah blijven die zich niet tot de Islaam zou bekeren; dit is Sa’d ibn Moe’aadh.”
Kijk wat zachtaardige woorden kunnen bereiken. Sa’d ibn Moe’aadh ging die nacht naar zijn stam en verkondigde hen: “Alles van jullie is h’araam voor mij, totdat jullie de Islaam binnentreden.”
Die nacht ging elk huis(houden) in Medinah naar bed met Laa ilaah illa Allah… Dit alles vanwege die zachtaardige woorden
Wie wint?
Toen Moe’aawiyah ibnoe l-H’akam as-Salami vanuit de woestijn naar Medinah kwam wist hij niet dat het verboden was om tijdens het gebed te praten. Hij leverde het volgende over: “Terwijl ik achter de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) aan het bidden was nieste een man, hierop zei ik “yarh’amoekoe llaah”. De mensen staarden mij aan. Dus zei ik: “Mag mijn moeder mij verliezen! Waarom kijken jullie mij zo aan?” Zij begonnen met hun handen op hun dijen te slaan. Toen ik zag dat zij probeerden aan te geven dat ik stil moest zijn, stopte ik met praten.
Toen de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) klaar was met bidden - moge mijn moeder en vader voor hem opgeofferd worden - heb ik nooit een betere leraar dan hij gezien, ook niet sindsdien. Hij schold me niet uit, noch sloeg hij mij of beledigde mij. Hij zei gewoon: “Het gebed moet niet de spraak van mensen bevatten; het is alleen tasbieh’, takbeer en de recitatie van de Qor-aan.’’ Overgeleverd in sah’ieh’ Moesliem, ‘abd al-Baaqi edn., nr. 537,
Islaam heeft ons laten weten hoe we dienen om te gaan met verschillende meningen. Sommige mensen denken dat we nooit met elkaar mogen verschillen en alle onenigheid moeten vermijden. Dit is echter een incorrecte aanname, want de Qor-aan en de Soennah laten duidelijk zien dat wanneer er een fout gemaakt wordt, deze gecorrigeerd moet worden. Inderdaad, het helpen van anderen door te doen wat juist is, is een vereiste van de Dien, oprechte nasieh’ah (advies).
We zien dat de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zich afwendde van ‘Abdoellah Ibn Oem Maktoom, de blinde. Hierdoor corrigeerde Allah (de Verhevene) hem in de Qor-aan: “Hij (Moh’ammed) fronste en wendde zich af. Omdat de blinde tot hem kwam. En wat doet jou het weten, misschien wilde hij zich reinigen (van zonden). Of zich laten onderrichten en zou het onderricht hem baten.” Soerat ‘Aba (80), aayah 1-4.
Toen H’aateb ibn Abie Balta’ah (moge Allah tevreden met hem zijn) de fout maakte, waarbij hij naar de koeffaar van de Qoraysh schreef en hen informeerde over welke richting de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) opging, openbaarde Allah (de Verhevene) de volgende woorden: “O jullie die geloven, neemt niet Mijn vijanden en jullie vijanden tot vrienden…” Soerat Al-Moemthah’ienah (60), aayah 1.
Aldus leren we dat wanneer een fout zich voordoet deze gecorrigeerd moet worden. Echter, de wijze van correctie heeft onze aandacht nodig.
Wanneer moslims discussiëren, is het alsof elke partij een bannier draagt met de tekst: “Ik moet winnen en jij moet verliezen.” Een aandachtige bestudering van de Soennah laat ons zien dat dat niet altijd het geval was met de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem). Kijk maar naar de volgende voorbeelden.
“Ik verlies en jij wint!”
Een bedoeïen kwam naar de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) en vertelde hem: “Geef me van hetgeen Allah jou heeft gegeven. Niet van de rijkdommen van jouw moeder noch van de rijkdommen van jouw vader.” De Sah’aabah werden razend op de man en liepen op hem af om hem te disciplineren.” De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) beval iedereen hem met rust te laten.
Toen pakte de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) hem bij zijn hand en nam hem mee naar zijn huis, opende zijn deur en zei: “Neem wat jij wenst en laat wat jij wilt.” De man deed wat hij nodig achtte, en nadat hij klaar was vroeg de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) hem: “Heb ik jou geëerd?” “Ja, bij Allah,” zei de bedoeïen. “Ash-hadoe allaa ilaah illaa llaah, wa ash-hadoe anna Moeh’ammadan r-Rasoeloe llaah.”
Toen de Sah’aabah dit hoorde, leerde de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) hen: “Waarlijk, het voorbeeld van mijzelf, jullie en deze bedoeïen is dat van een man bij wie zijn kameel was weggelopen. De mensen probeerden de kameel te pakken door hem achterna te lopen en te schreeuwen, waardoor de kameel nog verder wegliep.
De man schreeuwde: “Laat mij en mijn kameel, ik ken mijn kameel beter.” Toen nam hij wat gras in zijn handen en schudde het totdat de kameel gewillig kwam. Bij Allah, had ik hem bij jullie achtergelaten, dan hadden jullie hem geslagen en pijn gedaan. Hij zou dan zijn weggegaan zonder de Islaam en uiteindelijk het hellevuur binnen zijn gegaan.”
“Ik win en jij verliest!”
Een moslim dient zich niet altijd te verontschuldigen voor alles waarmee hij geconfronteerd wordt. Er zijn momenten dat de waarheid gezegd moet worden, en er geen ruimte is voor bescheidenheid.
Toen de Makhzoomi vrouw – een vrouw uit een invloedrijke familie - stal, benaderden de mensen de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) om haar bestraffing te annuleren. De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) werd zeer kwaad en stond op zijn preekstoel en zei: “Bij Allah, had Faatimah de dochter van Moh’ammed (zijn eigen dochter dus) gestolen, dan had ik haar hand laten amputeren.”
Er is geen ruimte voor bescheidenheid, want voor de waarheid moet opgekomen worden.
Het is hier waar de etiquette betreft meningsverschillen, waar wij het
eerder over hadden, in volle glorie moet schijnen.
”Ik win en jij wint!”
Er hoeft niet altijd een verliezer te zijn. We zien in vele gevallen dat de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) een uitweg verschafte voor degenen die met hem verschilden.
Toen hij een brief stuurde naar Caesar, zei hij: “Word moslim en jij zult veilig zijn, en Allah zal jouw beloning verdubbelen!” Hij zij niet dat hij zich moest overgeven of dat hij anders zou sterven. Word moslim en jij zult winnen, echter jouw overwinning zal dubbel zijn.
Ik wil graag eindigen met een prachtig voorbeeld van hoe moslims met elkaar moeten omgaan:
Aboe Bakr (moge Allah tevreden met hem zijn) was aan het discussiëren met een andere metgezel over een boom.
Tijdens de discussie zei Aboe Bakr (moge Allah tevreden met hem zijn) iets dat hij liever niet had gezegd. Hij vloekte niet, viel niet de eer van iemand aan, noch zocht hij een fout bij iemand. Hij zei alleen iets waarbij hij dacht dat hij mogelijkerwijs de gevoelens van de metgezel pijn had gedaan.
Toen Aboe Bakr (moge Allah tevreden met hem zijn) zijn fout inzag, beval hij hem: “Zeg het terug!” De metgezel zei: “Ik zal het niet terug zeggen.” “Zeg het terug,” zei Aboe Bakr, “of ik zal mijn beklag doen bij de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem).” De metgezel weigerde het terug te zeggen en liep vervolgens weg.
Aboe Bakr (moge Allah tevreden met hem zijn) liep naar de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) en vertelde hem wat er was gebeurd. De boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) riep de metgezel bij zich en vroeg hem: “Heeft Aboe Bakr (moge Allah tevreden met hem zijn) dit en dit gezegd?”
Hij zei: “Ja.” De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Wat was jouw reactie.” Hij zei: “Ik heb hem niets terug gezegd.” De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Goed zo, zeg niets terug (doe Aboe Bakr geen pijn). Zeg echter: “ Moge Allah jou vergeven O Aboe Bakr!”
De metgezel wendde zich naar Aboe Bakr en zei: “Moge Allah jou vergeven O Aboe Bakr!” Aboe Bakr draaide zich om, begon te huilen en liep weg.
Laten we nu weggaan met de intentie om de lucht die de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) en zijn metgezellen inademden te doen laten herleven, een lucht van genade, liefde en broederschap.
En Allah weet het beste.
“Wij Moslims” jaargang 4, nr. 2