Alle Lof is voor Allah, de Heer der werelden. Moge Zijn vrede en zegeningen op onze boodschapper, zijn gezin en metgezellen neerdalen.
Beste broeders en zusters! De moslims worden geconfronteerd met golven van crisissen en elementen van meningsverschillen en rampspoeden. De vijanden van de Islaam doen hun best om tweedracht onder de moslims te zaaien. Zij spannen zich tot het uiterste in, om vijandschap onder de moslimgemeenschap te creëren en zij verspreiden haatgevoelens onder de jeugd.
Deze situatie zorgt bij moslims voor een grotere behoefte om zich vast te houden aan de enige weg die hun harten kan reinigen en waardoor liefde en genegenheid in hun gemeenschappen verspreid kunnen worden.
De moslims zijn uiterst behoeftig om terug te keren naar de grootste morele begrippen die de hoogste principes van liefde, genegenheid en verheven eigenschappen met zich meebrengen.
Deze behoefte wordt slechts bevredigd door de Islaam, die op fantastisch wijze liefde, genegenheid en broederschap onder de moslims weet te bewerkstelligen. Allah (de Verhevene) zegt: “Voorwaar, de gelovigen zijn elkaars broeders…” Soerat Al-H’oedjoeraat (49), aayah 10.
De boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft gezegd: “O dienaren van Allah, wees broeders (in de Islaam).”
Het zijn deze nobele fundamenten en voortreffelijke eigenschappen die de Oemmah (gemeenschap) zullen leiden naar al hetgeen goed is en waardoor zij zullen bereiken wat in hun voordeel is. Deze principes zijn de fundamenten van de gemeenschap, de bron van gelukzaligheid in dit wereldse leven en de enige manier om hun doelen te bereiken. Een wijze man zei eens: “Als een volk van elkaar houdt, dan blijven zij onderling verbonden. Als zij onderling verbonden zijn, dan zullen zij samenwerken. Als zij samenwerken, dan zullen zij weten wat er gaande is. Als zij weten wat er gaande is, dan zullen zij een opbouwend leven leiden en als zij een opbouwend leven leiden, dan zullen zij gezegend zijn.”
Dit is de reden dat Allah (de Verhevene) over het beste tijdperk wat betreft rechtschapenheid en voorspoed – het tijdperk van de Ansaar en de Moehaadjiroen – zegt: “En degenen die vóór hen in de stad (Al-Madinah) woonden en geloofden (de Ansaar); zij houden van degenen die (vanuit Mekkah) naar hen zijn uitgeweken (de Moehaadjiroen), zij vinden in hun hart geen jaloezie op wat (aan hen) gegeven is. En zij geven aan (hen) voorrang boven zichzelf, ook al is er behoefte onder hen. En wie zich hoedt voor zijn eigen gierigheid: dat zijn degenen die zullen welslagen.” Soerat Al-H’ashr (59), aayah 9.
Het is ook in dit kader dat de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) tegen deze Oemmah heeft gezegd: “Haat elkaar niet, en wees niet jaloers op elkaar, en laat elkaar niet in de steek, en, O aanbidders van Allah! Wees broeders. De moslim is een broeder van zijn medemoslim; hij dient hem geen onrecht aan te doen, hem niet teleur te stellen of op hem neer te kijken. Het leven, bezit en de eer van een moslim zijn onschendbaar voor zijn medemoslim.” Al-Boekhaarie en Moeslim (Moettafaqoen ‘alayh).
Broeders en zusters in het geloof! Elke moslim dient zijn leven te leiden in het kader van dit geweldige principe. Een moslim dient in contact te blijven met zijn broeders/zusters door middel van de grootste en meest formidabele link. Allah’s boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft gezegd: “De moslims zijn voor elkaar zoals een bouwwerk, waarvan de delen elkaar ondersteunen.” Al-Boekhaarie en Moeslim.
Beste broeders/zusters! Elke individuele moslim dient te leven volgens de leiding van de beste der mensheid. Elke moslim dient de uitstekende kwaliteiten te bezitten die deze nobele profeet ons geleerd heeft. Hij dient in de maatschappij te leven, terwijl hij voor zijn broeder/zuster hetzelfde wenst als wat hij voor zichzelf wenst, en hij dient dat voor hem te haten wat hij voor zichzelf ook haat. De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft gezegd: “Niemand van jullie gelooft (waarlijk), totdat hij voor zijn broeder wenst wat hij ook voor zichzelf wenst.” Al-Boekhaarie en Moeslim.
Allah’s boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft ook gezegd: “Deze Oemmah van jullie zal dagen van vrede en (veiligheid) kennen in het begin van haar bestaan, en in de laatste fase van haar bestaan zal ze geteisterd worden door beproevingen en onaangename zaken. (In deze fase) zullen er enorme beproevingen zijn, de één na de ander, elk doet de voorgaande afnemen wat betreft de mate van belang. Als zij dan geteisterd worden door een beproeving, zal de gelovige zeggen: ’Dit gaat mijn vernietiging veroorzaken.’ Wanneer het (de beproeving) voorbij is, worden zij geteisterd door een andere beproeving, en de gelovige zal zeggen: ‘Dit zal zeker mijn einde zijn.’ Een ieder die wenst verlost te worden van het Vuur en die de Tuin wenst binnen te gaan, dient te sterven met geloof in Allah en de Laatste Dag en dient de mensen te behandelen, zoals hij zelf door hen behandeld wenst te worden.” Al-Boekhaarie en Moeslim.
Het bovenstaande is een profetische regel, welke vele voortreffelijke en mooie betekenissen bevat. Het is een regel die is uitgevaardigd door de meest voortreffelijke van alle mensen op het gebied van gedrag en leiding, en de meest perfecte van hen betreffende rechtschapenheid. Deze regel vereist liefde, broeder-/zusterschap, medelijden, coëxistentie (coëxistentie: het vreedzaam naast elkaar leven) en altruïsme (altruïsme (onbaatzuchtigheid): het tegenovergestelde van egoïsme, dus het veel voor elkaar over hebben en niet in eerste instantie aan jezelf denken), anderen helpen bij het verlichten van hun moeilijkheden en het vervullen van behoeften van mensen. De boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft gezegd, toen hij de typische moslimgemeenschap omschreef: “De gelijkenis van gelovigen betreffende hun wederzijdse liefde, genegenheid en wederzijdse kameraadschap, is als een lichaam; als één lichaamsdeel pijn heeft, deelt het hele lichaam de slapeloosheid en koorts met dit (lichaamsdeel).” Al-Boekhaarie en Moeslim.
Hij (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei ook: “Degene die de behoefte van zijn broeder vervult, Allah vervult zijn behoefte.
En degene die een moslim verlicht van tegenspoed, Allah zal hem verlichten van de ontberingen die hij op de Dag der Opstanding zou moeten ondergaan, en degene die (de zonden van een moslim) niet bekend maakt, Allah zal zijn zonden verbergen op de Dag der Opstanding.” Al-Boekhaarie en Moeslim.
Medemoslims! Er is ook een profetische regel welke jaloezie, wederzijdse haat onder moslims en het schaden van moslims verbiedt. Allah (de Verhevene) zegt: “En degenen die de gelovige mannen en de gelovige vrouwen kwetsen, zonder dat zij iets (slechts) hebben verricht: voorzeker, zij hebben laster en een duidelijke zonde op zich geladen.” Soerat Al-Ah’zaab (33), aayah 58.
De boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft gezegd: “Wees niet jaloers op elkaar, en koester geen kwaadwilligheid, en koester geen afkeer en vijandigheid tegenover elkaar. O dienaren van Allah, wees broeders. De moslim is de broeder van zijn medemoslims. Hij dient hem geen onrecht aan te doen, noch hem te minachten, noch hem in de steek te laten. Het is zonde genoeg dat een moslim op zijn moslimbroeder neerkijkt. Het leven, bezit en de eer van een moslim zijn onschendbaar voor zijn medemoslim.” Overgeleverd door Moeslim.
De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei ook: “Doe geen kwaad (zonder opzet) en doe geen kwaad (met opzet).” Overgeleverd door Ibn Maadjah.
Medemoslims! Dit zijn de Islamitische waarden en normen en fundamenten waarop de moslimgemeenschap gebouwd dient te worden. Het zijn fundamenten die strijden tegen het schenden van de veiligheid van een gemeenschap en tegen het kwaad doen van mensen. Het zijn principes, die corrupties van verschillende aard bevechten.
Laat elke moslim zich daarom vasthouden aan deze verheven betekenissen en edele leerstellingen. Laat hem/haar zijn medemoslim liefhebben en laat er van hem/haar gehouden worden en laat hem/haar medelevend zijn. Het is dan dat hij/zij een aangenaam en bevredigend leven kan leiden. Allah (de Verhevene) zegt: “En de gelovige mannen en de gelovige vrouwen zijn elkaars helpers, zij roepen op tot het behoorlijke en verbieden het verwerpelijke en zij onderhouden de Salaat (het gebed) en geven de Zakaat en zij gehoorzamen Allah en Zijn boodschapper. Zij zijn degenen die Allah zal begenadigen. Voorwaar, Allah is Almachtig, Alwijs.” Soerat At-Tawbah (9), aayah 71.
De boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft gezegd: “Jullie zullen het Paradijs niet binnengaan, totdat jullie hebben geloofd, en jullie kunnen geen (ware) gelovigen zijn, totdat jullie van elkaar houden. Zal ik iets zeggen dat als jullie dat doen, dat jullie dan van elkaar houden? Verspreidt de Salaam (de Islamitische groet waarin men elkaar vrede toewenst) onder jullie.” Overgeleverd door Moeslim.
Broeders en zusters in het geloof! De vijanden laten geen mogelijkheden onbenut om haat en vijandschap onder de moslims te verspreiden. Het is daarom verplicht voor de moslims om standvastig te blijven ten aanzien van de leerstellingen van deze religie. Houd vast aan de gezegende instructies die de Islaam geeft.
Het feit dat de moslimbewoners van dit land (Saoedi-Arabië), het land van de twee Heilige steden, een gezegend en voorspoedig leven leiden, heeft hen in de ogen van de vijanden een object van jaloezie gemaakt.
Het is daarom een verplichting voor alle bewoners van dit land om de handen ineen te slaan in het volgen van de Soennah. Zij dienen samen te werken in rechtschapenheid en vroomheid, en zij dienen samen te werken met de (Islamitische) leiders en geleerden om het goede voor de samenleving te bewerkstelligen.
Zij dienen alle oorzaken van wrok en onenigheid te vermijden, zodat de mensen zowel ten aanzien van hun religie alsook hun wereldse aangelegenheden veilig kunnen zijn en kunnen leven in veiligheid, vrede, stabiliteit en voorspoed. En tot Allah (de Verhevene) is onze terugkeer.
Van een Khoetbah op 23 Rabie‘oel-Aakhir 1425 (11 juni 2004) in Masdjid An-Nabawi te Al-Madinah.
Maandblad “Wij Moslims” jaargang 4, nr. 4