Bibliotheek

Vergevensgezindheid

Aboe Ayman
1203 keer gelezen

Vergevensgezindheid

Alle lof is voor Allah, de Heer der werelden, en de vrede en zegeningen over de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem), zijn familie en zijn metgezellen, voorts…..

Vergevensgezindheid is één van de Eigenschappen van Allah (de Verhevene):

Hij, de Verhevene, is de Vergevensgezinde. In Zijn Uitspraak zegt Allah (de Verhevene): “En Hij is Degene Die het berouw van Zijn dienaren aanvaardt. En Hij vergeeft de slechte daden en Hij weet wat jullie doen.” Soerat As-Shoe’araa-e (26), aayah 25. Verder zegt de Verhevene over Zichzelf: “Allah is zeker Vergevend, Vergevensgezind.” Soerat Al-H’adj (22), aayah 60. Ondanks dat Allah (de Verhevene) bij Machte is te straffen, is Hij toch Vergevensgezind. Allah zegt in de Qoraan: “Indien jullie openlijk het goede doen of het verbergen, of (iets) slechts vergeven; voorwaar Allah is Vergevensgezind, Almachtig.” Soerat An-Nisaa-e (4), aayah 149.

Allah (de Verhevene) heeft de vergevensgezindheid van mensen zeer hoog geprezen, wat blijkt uit de volgende woorden: “…maar voor wie vergeeft en verzoent: zijn beloning is bij Allah. Voorwaar, Hij houdt niet van de onrechtplegers.” Soerat As-Shoe’araa-e (26), aayah 40. En hoeveel zonden en slechtheden heeft Allah wel niet weggewist bij Zijn dienaren?! Hij (de Verhevene) maakt Zichzelf geliefd bij Zijn schepping en Zijn dienaren. Luister eens naar de Uitspraak van Allah (de Verhevene), die het hart verzacht. Hij (de Verhevene) zegt: “Zeg: “O Mijn dienaren die buitensporig zijn tegenover zichzelf, wanhoopt niet aan de genade van Allah. Voorwaar, Allah vergeeft alle zonden. Voorwaar, Hij is de Vergevensgezinde, de Meest Barmhartige.” Soerat Az-Zoemmar (39), aayah 53.

En op de Dag die beloofd is, de Dag des Oordeels, terwijl de dienaren staan te wachten roept de Hoogste Regeerder, Verheven is Hij, en iedereen kan Hem horen, degenen die vergevensgezind waren ten opzichte van andere mensen.

Vergevensgezindheid is een eigenschap van de profeten en de gezanten

Kijk naar Ya’qoeb (vrede zij met hem) en zie hoe vergevensgezind hij was. Zijn kinderen namen hem zijn geliefde zoon Yoesoef (vrede zij met hem) weg, waar hij aan gehecht was vanwege zijn jonge leeftijd. Zij krenkten hiermee zijn hart en zijn ogen werden wit van verdriet om zijn zoontje. Toen Allah (de Verhevene) hem en zijn zoon weer bij elkaar bracht, zeiden zijn kinderen: “Zij zeiden: “O onze vader, vraag voor ons vergeving voor onze zonden. Voorwaar, wij waren zondaren.” Hij (Ya’qoeb) zei: “Ik zal mijn Heer vergeving voor jullie vragen. Voorwaar, Hij is de Vergevensgezinde, de Meest Barmhartige.” Soerat Yoesoef (12), 97-98.

Yoesoef (vrede zij met hem) ondervond veel narigheid van zijn broers: ze namen hem weg van zijn vader, terwijl hij een klein kind was. Vervolgens wierpen zij hem in een put zonder te kijken naar zijn jeugdige leeftijd en werd hij (vrede zij met hem) als een slaaf verkocht, waarop de koning van Egypte hem kocht als knecht of om als zoon te nemen. 

Hem werd de grootste gunst ontnomen: de gunst der kennis die zijn profetische vader Ya’qoeb (vrede zij met hem) bezat. Daarna werd hij door de vrouw van de koning ook nog eens verleid, terwijl zij zijn hoge status (dat Yoesef (vrede zij met hem) een profeet was) niet kende. Nadat hij weigerde haar te gehoorzamen in het onzedelijke werd hij ook nog eens de gevangenis in gegooid zonder een misdaad gepleegd te hebben. En dit alles is het gevolg geweest van de zonde van zijn broeders. Ondanks dit zegt Yoesoef (vrede zij met hem), terwijl zijn broers naast hem stonden: “Zij zeiden: “Bij Allah, voorzeker, Allah heeft jou boven ons verheven. Voorwaar, wij waren zeker zondaren.” Hij zei: “Er is voor jullie geen verwijt op deze dag. En hopelijk vergeeft Allah jullie, en Hij is de Meest Barmhartige der Erbarmers.” Soerat Yoesoef (12), 91-92.

Yoesoef (vrede zij met hem) heeft hen op geen enkele wijze bestraft of wat dan ook. 

Integendeel, hij dankte voor de gunst van Allah (de Verhevene), zoals Allah (de Verhevene) zegt: “…En waarlijk, mijn Heer heeft goed voor mij gezorgd toen Hij mij vrijgelaten heeft uit de gevangenis en toen Hij jullie uit de woestijn bracht, nadat de Satan de relatie tussen mij en mijn broeders verbroken had. Voorwaar, mijn Heer is zachtmoedig voor wie Hij wil. Voorwaar, Hij is de Alwetende, de Alwijze.” Soerat Yoesoef (12), 100.

De vergevensgezindheid van onze boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem)

Met de profeet Moh’ammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft Allah (de Verhevene) het grootste voorbeeld gegeven van vergevensgezindheid. De Qoerayshieten (de bewoners van de stad Mekkah) hebben hem (Allah’s vrede en zegen zij met hem) getreiterd, zijn leven zuur gemaakt, en uiteindelijk ook nog eens uit Mekkah verdreven. Toen Allah (de Verhevene) de macht aan Moh’ammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem) over hen gaf tijdens de inname van Mekkah (dat was in het achtste jaar na de Hidjra), en Moh’ammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem) meer dan tienduizend gewapende manschappeen ter beschikking had, zei hij (Allah’s vrede en zegen zij met hem) tegen hen: “O mensen van Qoeraysh! Wat denken jullie wat ik met jullie doe?!” Zij zeiden tegen hem: “Alleen het goede, een goede broeder en een zoon van een goede broeder!” De boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei tegen hen: “Ik zeg tegen jullie zoals Yoesoef (vrede zij met hem) tegen zijn broeders zei: “Er is voor jullie geen verwijt op deze dag”, gaat heen, jullie zijn allen vrij!!”

Tijdens één van de invasies ontstond er onenigheid tussen een man van de Moehaadjirien (de Moehaadjiroen: dit zijn de oorspronkelijke bewoners van Mekkah, die naar Medinah geëmigreerd zijn) en een man van de Ansaar (de Ansaar: de oorspronkelijke bewoners van Medinah, die de Moehaadjiroen opvingen en hielpen). ‘Abdoellaah Ibn ‘Oebay (hij was het hoofd van de hypocrieten in Medinah)liet deze kans om tweedracht te zaaien tussen moslims niet voorbij gaan. Hij zei: “Als wij naar Medinah terugkeren, dan zal het sterke zeker het zwakke daaruit verdrijven.” En hij was de hoofdfiguur in het lasterverhaal dat hij verzon (het gaat hier om het verhaal, dat de reine eer van ‘Aa-ieshah (moge Allah tevreden met haar zijn) aantastte. Allah (de Verhevene) heeft haar eerbaarheid bevestigt met een Edel vers in Soerat An-Noer (24))en dit verspreidde zich onder de mensen met een zwak geweten, die dit als waarheid aannamen. Ondanks dit alles is Moh’ammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem) hem vergevensgezind geweest. De zoon van deze huichelaar, ‘Abdoellaah genaamd, kwam naar de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) en zei tegen hem: “O boodschapper van Allah! Als je wenst zal ik mijn vaders hoofd bij je brengen!” Daarop antwoordde de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem): “Nee, wees barmhartig met jouw vader!” En toen deze huichelaar ‘Abdoellaah Ibn ‘Oebay stierf, wikkelde de boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) hem in zijn eigen kledingstuk, nadat hij het djanaaza-gebed (het djanaaza-gebed is het gebed dat wordt verricht voor de doden)over hem had gebeden, waarop ‘Oemar (moge Allah tevreden met hem zijn) zei: “O boodschapper van Allah! Bent u vergeten wat hij u allemaal heeft aangedaan?! Heeft Allah jou niet belet en ontzegt hen (huichelaars) zo te behandelen?!” Daarop antwoordde de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem): “Wees stil, O ‘Oemar! Allah heeft mij de keuze gegeven: “Of jij nu vergeving voor hen vraagt, of geen vergeving voor hen vraagt (het maakt geen verschil); ook al zou jij zeventig keer vergeving voor hen vragen; nooit zal Allah hen vergeven” Soerat At-Tawbah (9), aayah 80, bij Allah! Als ik weet dat Allah hen vergeeft na zeventig maal vergeving voor hen te vragen, dan doe ik dat!” 

Zo heeft de boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) ook de joodse vrouw vergeven die gif in zijn eten stopte. Zie Sah’ieh’ Al-Boekhaarie, 2189. En ook vergaf de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) de jood Labied Ibnoe l-A’sam, die hem betoverde. Zie Sah’ieh’ Moeslim: 2189.

Verder is er nog het verhaal van Thoemaamah ibn Athaal, die vergeven werd door de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem). Moh’ammed Ibn Maslamah bond hem (Thoemaamah) vast aan één zuil van de moskee. 

Toen kwam de boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) naar hem en zei tegen hem: “Wat denk je dat ik met je zal doen, O Thoemaamah?!” Hij zei: “Alleen het goede O Moh’ammed!” Als je (mij) doodt, dan heb je iemand gedood als vergelding (voor een ziel die hij heeft gedood), en als je vergeeft dan ben je de dankbare! En als je geld wilt ter compensatie, zal ik je alles geven wat je maar wilt!” Hij werd met rust gelaten, nadat hij dit verscheidene malen had aangeboden. 

Na twee dagen zei de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem): “Laat Thoemaamah op vrije voeten!” Daarop ging hij naar een tuin, deed er de wassing en keerde vervolgens terug naar de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) en zei: “Ik getuig dat er geen god is naast Allah, en dat Moh’ammed Zijn boodschapper is!” Daarna zei hij: “Bij Allah, er was geen gezicht op aarde waarvan ik een grotere afkeer had dan jouw gezicht, nu is jouw gezicht O Moh’ammed het meest geliefde gezicht wat ik wil aanschouwen! 

Bij Allah, er was geen religie waar ik een grotere afkeer van had dan jouw religie, en nu is jouw religie de meest geliefde religie bij mij! En er was geen land waar ik een grotere afkeer van had dan jouw land en nu is jouw land (Medinah) het meest geliefde land bij mij!” Zie Sah’ieh’ Al-Boekhaarie: 4372.

De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) vergaf tevens de afgodsdienaar, die het zwaard van de boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) buit had gemaakt terwijl hij (Allah’s vrede en zegen zij met hem) sliep. Hij plaatste het zwaard boven de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) en zei tegen hem: “Wie houdt mij tegen, O Moh’ammed, om jou wat aan te doen!?” Moh’ammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Allah!” Daarop viel het zwaard uit de hand van de afgodsdienaar en kwam terecht in de handen van de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem). Daarop zei de boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) tegen de afgodsdienaar: “Wie houdt mij tegen om jou wat aan te doen?!” De afgodsdienaar zei: “O Moh’ammed! Wees een beste nemer van het zwaard!” Daarop vergaf de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) hem. Zie Sah’ieh’ Al-Boekhaarie: 2910.

Zo heeft de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) ook de bedoeïen vergeven die hem slecht behandelde. De bedoeïen pakte Moh’ammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem) beet bij zijn kleed vast tot deze de nek van de profeet bezeerde (Allah’s vrede en zegen zij met hem) en zei tegen hem: “Geef mij van de bezittingen die Allah jou gegeven heeft!” De boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) lachte en zei: “Geef hem wat hij wenst!” Zie Sah’ieh’ Al-Boekhaarie: 3149. 

Zo was de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) ook vergevensgezind voor de bedoeïen die urineerde in de moskee, terwijl de metgezellen de bedoeïen wilden bestraffen voor zijn daad. De boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) weerhield hen hiervan en zei: “Laat hem!” Daarna gaf hij (Allah’s vrede en zegen zij met hem) de opdracht om een emmer water te gooien op de onreine plaats.” Zie Sah’ieh’ Al-Boekhaarie: 220.

Het dagboek van de metgezellen zit vol met vergevensgezindheid!

Aboe Bakr (moge Allah tevreden met hem zijn) onderhield Mistah’ Ibn Athaathah in zijn levensvoorziening. Toen deze Mistah’ over Aboe Bakr’s dochter ‘Aa-ieshah ك roddelde tijdens het lasterverhaal, stopte Aboe Bakr (moge Allah tevreden met hem zijn) met het onderhoud van Mistah’. Daarop daalden er verzen uit de Qor-aan neer: “En laat hen van jullie die bemiddeld en gefortuneerd zijn niet zweren niet uit te geven aan de verwanten en de armen en de uitwijkers op de Weg van Allah; laat hen vergeven en lankmoedig zijn: houden jullie er niet van dat Allah jullie vergeeft? En Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.” Soerat An-Noer (24), aayah 22.

Aboe Bakr (moge Allah tevreden met hem zijn) zei daarna: “Jawel! Ik houd ervan dat Allah mij Vergevensgezind is.” En hij (moge Allah tevreden met hem zijn) begon opnieuw met het onderhouden van Mistah’.

Toen ‘Oeyaynah Ibn H’isn Al-Fiezaarie bij ‘Oemar Ibnoe l-Khattaab (moge Allah tevreden met hem zijn) binnenkwam en tegen hem zei in aanwezigheid van een grote groep mensen: “Jammer O Ibnoe l-Khattaab! Jij verdeelt niet eerlijk en regeert niet met rechtvaardigheid!!” ‘Oemar wilde hem voor zijn uitspraak berechten, maar de zoon van zijn broer – Al-H’arr Ibn Qays - zei: “O leider der gelovigen! Allah zegt in de Qor-aan: “Aanvaard de verontschuldiging en roep op tot het behoorlijke en wend je af van de onwetenden.” Soerat Al-A’raaf (7), aayah 199. Hij (Al-H’arr Ibn Qays) zei: “Bij Allah! ‘Oemar nam geen strobreed afstand van dit vers!”

En zie ‘Oethmaan (moge Allah tevreden met hem zijn), hoe hij zijn eigen leven heeft opgeofferd voor de gehele natie. Toen hem gevraagd werd: “Bestrijd je niet degenen die jou omsingelen en jou kwaad aan willen doen?” Daarop antwoordde hij (moge Allah tevreden met hem zijn): “Ik heb liever dat ik Allah ontmoet met mijn eigen bloed, dan met het bloed van andere moslims!”

En ‘Aliy Ibn Abie Taalib (moge Allah tevreden met hem zijn), toen er een man kwam en de diefstal van een kameel bekende, gaf ‘Aliy (moge Allah tevreden met hem zijn) de opdracht zijn hand te amputeren. De man kwam terug op zijn woorden en zei: “Ik heb de kameel niet gestolen, o leider der gelovigen!” Daarop liet ‘Aliy (moge Allah tevreden met hem zijn) deze man gaan. Er werd tot hem gezegd: “Waarom laat je deze man gaan, terwijl hij de diefstal bekend had?!” ‘Aliy (moge Allah tevreden met hem zijn) zei: “Ik heb het vonnis uitgesproken na zijn eigen bekentenis, en ik heb hem laten gaan na zijn eigen ontkenning!”

Het wonderlijke verhaal van Moe’aawiyah (moge Allah tevreden met hem zijn) met ‘Abdoellaah Ibn Zoebayr (moge Allah tevreden met hen zijn). Moe’aawiyah (moge Allah tevreden met hem zijn) had een stuk grond naast ‘Abdoellaah Ibn Zoebayr. 

De werknemers van Moe’aawiyah (moge Allah tevreden met hem zijn) betraden de grond van ‘Abdoellaah en ‘Abdoellaah werd er woedend over en stuurde Moe’aawiyah (moge Allah tevreden met hem zijn) een brief en schreef daarin: “Haal je werknemers van mijn grond af, of het slechte van mijn kant zal jou treffen! Moe’aawiyah (moge Allah tevreden met hem zijn) riep zijn zoon Yazied en zei tegen hem: “Wat denk je van deze brief?!” Daarop zei Yazied: “Ik vind dat je iemand naar hem moet sturen die jou zijn hoofd brengt?!!” Moe’aawiyah (moge Allah tevreden met hem zijn) zei: “Zal ik je wijzen op iets beters en barmhartiger dan dat?!” Vervolgens schreef hij op de achterkant van dezelfde brief: “O zoon van de helpers van de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem)! O zoon van ‘Daatoe n-Nitaaqayn’! (‘Daatoe Nitaaqayn’ is Asmaa-e bint Abie Bakr (moge Allah tevreden met haar zijn). Dus hier prijst Moe’aawiyah (moge Allah tevreden met hem zijn) ‘Abdoellaah voor zijn nobele afkomst)Wanneer mijn brief bij jou arriveert, voeg dan mijn stuk grond aan jou stuk grond toe! En neem mijn werknemers tot jouw werknemers! Bij Allah, als we een geschil hadden over de gehele aarde dan zou ik je deze geven! En vrede zij met jou!”

‘Abdoellaah Ibn Zoebayr huilde toen hij de brief van Moe’aawiyah (moge Allah tevreden met hem zijn) las. 

Zo ook de vergevensgezindheid van de Taabi’ien: (Taabi’ien is het meervoud van Taabi’ie. Een Taabi’ie is iemand, die na de dood van de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft geleefd, in hem geloofd heeft en minimaal één Sah’aabie (metgezel) heeft ontmoet, en als moslim is gestorven)

De rechtgeleide kalief ‘Oemar Ibn Abdoel-‘aziz (moge Allah hem genadig zijn) zei tegen één van zijn onderdanen, die hem openlijk uitschold: “Als je wilt dat de shaytaan mij opstookt om jou met machte van de sultan te straffen doe ik dat vandaag, wat jij morgen (op Dag des Oordeels) van mij terug kunt verwachten, maar dat doe ik niet.” en hij vergaf hem.

Sa’ied Ibn Mas’ood zei: “Wij waren in de H’araam-moskee (Gewijde moskee in Mekkah) op ‘Abdoellaah Ibn Yazied aan het wachten, de bekende ‘moeqrie-e’ (Recitator van de Qor-aan). 

Ik had een schrijfpen (van hout), die ik maakte met een mes in mijn hand. Hij begon met de recitatie en ik stond op om in het boek te kijken. Het mes viel uit mijn handen en raakte de Sheikh boven op zijn hoofd en zijn hoofd begon te bloeden. Hierop richtte de Sheikh slechts zijn hoofd naar mij en zei: “O zoon! Als je mij wilt doden moet je mij buiten de Al-H’araam-moskee doden!!”

Moh’ammed Ibn H’oemayd en Noeh’ Ibn H’abieb zeiden: “Wij waren bij ‘Abdoellaah Ibnoe l-Moebaarak (moge Allah hem genadig zijn) en hij zei tegen hen: “Geeft jullie boeken zodat ik het kan doornemen.” De studenten gooiden met hun geschreven documenten naar de Sheikh van veraf en van dichtbij. Er was daarbij een man uit het plaatsje “Riy” die zijn boek richting de Sheikh gooide en hem per ongeluk raakte op zijn hoofd. ‘Abdoellaah raakte gewond aan zijn hoofd en begon het bloeden van zijn hoofd tegen te houden. Daarna zei hij: “Verheven is Allah! De man had mij bijna gedood!,” en hij begon met het boek van degene die hem geraakt had!

Wat hebben wij in deze tijd een behoefte aan deze nobele karaktereigenschappen en edele kenmerken, zodat wij daarmee onze harten kunnen rechtzetten. Op deze manier kan de Islamitische Oemmah de rechte Weg volgen, die Allah (de Verhevene) voor haar heeft uitgestippeld.

En Allah is onze Beste Helper!


AL.ISLAAM.COM
Uw mobiele kennisbron over de Islaam

BESCHIKBAAR OP DE VOLGENDE APPARATEN