Ik zoek toevlucht bij Allah (de Verhevene) tegen de vervloekte shaytaan. In de Naam van Allah, de Erbarmer, de Meest Barmhartige. Waarlijk, alle lof behoort toe aan Allah (de Verhevene), wij prijzen Hem, wij zoeken hulp bij Hem, en vragen Hem om vergeving. En we zoeken toevlucht bij Allah (de Verhevene) tegen het slechte in onszelf, en tegen het slechte in onze werken. Wie door Allah (de Verhevene) wordt geleid; niets of niemand kan hem misleiden, en wie Allah (de Verhevene) laat dwalen; voor hem is er geen leiding. En ik getuig dat er geen enkele godheid bestaat buiten Allah (de Verhevene), Hij is de Enige, zonder deelgenoten, en ik getuig dat Moh’ammed Zijn dienaar en boodschapper is, Allah's Zegeningen en Vrede zijn met hem en zijn familie.
In de aflevering van deze maand zal het onderwerp zusterschap centraal staan en zullen we kijken naar het grote belang dat in de Islaam wordt gehecht aan het onderhouden van een goede band met je moslimzusters.
Broeder- en zusterschap zijn een zeer belangrijk beginsel in de Islaam. In geen enkele andere religie of denkwijze vinden we een dergelijk beginsel, zoals dit is vastgelegd in de Islaam. Als je aan een niet-moslim vraagt wat hem of haar opvalt aan de Islaam, krijg je vaak als antwoord dat dit gastvrijheid en broederschap is. Het belang dat in de Islaam wordt gehecht aan een sterke band tussen de moslims onderling, komt ook tot uiting in vele rituelen van de Islaam. Zo biedt de Islaam de mogelijkheid tot het verrichten van het gezamenlijke gebed – voor mannen is dit zelfs een verplichting – en zien we jaarlijks honderdduizenden moslims, die elkaar als broeders en zusters ontmoeten tijdens de H’adjj, in de hoop het welbehagen van hun Heer (de Verhevene) te verkrijgen. Er zijn dan ook vele Qor-aanverzen en ah’adieth die dit onderwerp behandelen.
De profeet Moh’ammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft het belang van deze geloofsband tussen moslims onderling meerdere malen benadrukt en zei onder andere: "Gelovigen hebben ten opzichte van elkaar dezelfde functie als de stenen in een bouwwerk; iedere steen wordt gedragen en versterkt door een andere." Overgeleverd door Al-Boekhaarie.
De relatie die een moslim heeft met zijn of haar broeders en zusters in de Islaam is anders dan relaties binnen niet-moslimgemeenschappen. De banden tussen moslimbroeders en zusters zijn gebaseerd op de liefde voor elkaar omwille van Allah (de Verhevene) in plaats van wereldse belangen. Deze liefde omwille van Allah (de Verhevene) is de hoogste vorm van een verbond dat kan bestaan tussen mensen, omdat het een verbond is dat is gebaseerd op het geloof in Allah (de Verhevene). In de Qor-aan zegt Allah de Verhevene hierover: “Voorwaar, de gelovigen zijn elkaars broeders (in het Islamitische geloof). Sticht daarom vrede tussen jouw broeders, en vrees Allah, zodat jullie genade kunnen ontvangen.” Soerat Al-H’oedjoeraat (49), aayah 10.
Liefde voor een medemoslim, gebaseerd op liefde voor Allah (de Verhevene), is de meest edele en zuivere vorm van liefde die kan bestaan tussen mensen. Het is een liefde die alle wereldse belangen te boven gaat. Deze liefde voor je medemoslim, gebaseerd op liefde voor Allah de Verhevene, maakt deel uit van Al-Imaan (het geloof). Via deze broeder- en zusterliefde kunnen we de zoetheid van het geloof ervaren. Onze geliefde profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft gezegd: “Drie zaken schenken, wanneer men ze verwerft, de zoetheid van het geloof: als Allah en Zijn boodschapper iemand dierbaarder zijn dan wie of wat dan ook; als iemand van een persoon houdt alleen maar omwille van Allah; en als hij het haat terug te keren naar koefr (ongeloof), nadat Allah hem ervan had gered, zoals hij het haat om in het vuur gegooid te worden.” Overgeleverd door Al-Boekhaarie en Moeslim.
Moslims die liefde voor elkaar voelen, hebben een hoge positie bij Allah (de Verhevene). Er zijn veel ah’adieth die de hoge positie in het Paradijs en de eer die ze zullen ontvangen op de Dag des Oordeels, beschrijven. De profeet van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft onder andere gezegd: “Het is eer genoeg voor degenen die van elkaar houden omwille van Allah (de Verhevene), zowel mannen als vrouwen, om te weten dat hun Almachtige Heer voor hen zal zorgen op de Dag des Oordeels. Hij zal zeggen: “Waar zijn degenen die van elkaar houden omwille van Mijn Glorie? Vandaag zal Ik hen schaduw bieden in Mijn schaduw, op de Dag dat er geen schaduw is behalve de Mijne.” Overgeleverd door Moeslim.
Soebh’aanallah! Stel je eens voor! Door het onderhouden van banden in dit korte wereldse leven met je geloofsgenoten zal je op de Dag des Oordeels schaduw worden geboden! Maar het is moeilijk om liefde te voelen voor iemand omwille van Allah (de Verhevene) en niet om allerlei wereldse redenen. De enige persoon die dit kan bereiken is iemand wiens hart zuiver is, en voor wie de wereldse genoegens niets zijn in vergelijking met het Genoegen van Allah (de Verhevene). Het is daarom niet verwonderlijk, dat hier een grote beloning tegenover staat. De profeet Moh’ammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem) vertelde dat Allah (de Verhevene) heeft gezegd: “Degenen die van elkaar houden omwille van Mijn Glorie zullen manabir van licht hebben, en de profeten en shoehadaa-e (martelaren) zullen wensen dat zij hetzelfde hebben.” Overgeleverd door At-Tiermiedzie, H’asan Sah’ieh’.
Dit is al een hele hoge status en een enorme beloning, maar Allah (de Verhevene) belooft zelfs een nog grotere beloning: Zijn Liefde. Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden met hem zijn) heeft overgeleverd dat onze geliefde profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Een man ging op bezoek bij zijn broeder in een ander dorp. Allah (de Verhevene) stuurde een engel die hem opwachtte langs de weg. Toen de man langs kwam, vroeg de engel hem: “Waar ga je naar toe?” Hij zei: “Ik ga een broeder bezoeken die in dit dorp woont.” De engel vroeg: “Heb je hem een gunst verleend?” (Hij bedoelde: kom je jouw beloning halen?) Hij zei: “Nee, alleen maar omdat ik van hem houd omwille van Allah (de Verhevene).” De engel vertelde hem: “Ik ben een boodschapper voor jou van Allah (de Verhevene). Ik ben gestuurd om je te vertellen dat Hij van jou houdt, zoals jij van je broeder houdt omwille van Hem.” Overgeleverd door Moeslim.
De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) realiseerde zich hoe belangrijk broeder- en zusterliefde is bij het opbouwen van een sterke moslim-oemmah. Hij liet daarom geen gelegenheid voorbijgaan om deze onderlinge liefde te stimuleren. We moeten ons bedenken dat dit iets geheel nieuws was in de maatschappij waarin onze geliefde profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) leefde. In die tijd waren onderlinge banden en vriendschappen slechts gebaseerd op aanzien en de stam waar je toe behoorde. Men kon om het geringste enorme ruzie krijgen, welke regelmatig uitliepen op grote oorlogen. Het was daarbij niet belangrijk wie er gelijk had, men behoorde gewoonweg de eigen stam onvoorwaardelijk te steunen. De Arabische trots en hoogmoed hadden voorrang boven alle andere zaken. Maar Moh’ammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem) wist deze gevaarlijke en verachtelijke praktijk te doorbreken en bracht hier iets heel anders voor in de plaats: “liefde omwille van Allah (de Verhevene)”. Hij leerde de moslims om hun liefde voor elkaar te laten blijken, zodat de relaties binnen de Oemmah versterkt zouden worden.
Anes (moge Allah tevreden met hem zijn) zei dat er eens een man bij de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) was, toen er een andere man voorbij liep. De eerste man zei: “O, boodschapper van Allah, ik houd echt van deze man.” De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) vroeg hem: “Heb je hem daarover bericht?” Hij zei: “Nee.” De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Vertel het hem.” De man haalde de andere man in en vertelde hem: “Waarlijk, ik houd van jou omwille van Allah (de Verhevene).” De andere man zei: “Moge Allah (de Verhevene) houden van degene die van mij houdt omwille van Allah (de Verhevene).” Overgeleverd door Aboe Daawoed, isnaad Sah’ieh’.
De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) bracht ook zelf dit advies in de praktijk. Op een dag pakte hij Mo’aadz (moge Allah tevreden met hem zijn) bij zijn hand en zei: “O Mo’aadz, bij Allah (de Verhevene), ik houd van jou. Ik adviseer je, O Mo’aadz, nooit te vergeten om na elk gebed te reciteren: “O Allah, help me U te gedenken en U te danken en U op de juiste wijze te aanbidden.” Overgeleverd door Ah’med, isnaad Sah’ieh’.
Broeder- en zusterliefde zijn zo belangrijk voor het bestaan van de Oemmah, dat het een voorwaarde is voor Imaan (geloof), en voor het betreden van het Paradijs. Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden met hem zijn) verhaalde van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem): “Bij Degene in Wiens Hand mijn ziel is, jullie zullen het Paradijs niet binnengaan totdat jullie geloven, en jullie zullen niet geloven totdat jullie van elkaar houden.” Overgeleverd door Moeslim.
Met behulp van de Islamitische broeder- en zusterliefde was de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) in staat om een moslimgemeenschap op te bouwen, die voor alle latere generaties een voorbeeld was van kracht, duurzaamheid en solidariteit, en die in staat was om offers te brengen om de Islaam te verspreiden in de wereld. De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) beschreef deze gemeenschap als volgt: “Gelovigen zijn zoals een gebouw waarvan de onderdelen elkaar steunen.” Overgeleverd door Al-Boekhaarie en Moeslim.
En: “De gelovigen met hun wederzijdse vriendschap, genade en affectie, zijn zoals een lichaam. Als een deel daarvan klachten heeft, kan ook de rest van het lichaam niet slapen van de pijn.” Overgeleverd door Al-Boekhaarie en Moeslim.
Wij dienen ons als moslimvrouwen bewust te zijn van het feit dat dit beginsel een belangrijk onderdeel uitmaakt van de Islaam. Wij dienen ons tot onze zusters en vriendinnen te wenden met een hart dat overstroomt van liefde, waarmee wij de banden van liefde en zusterschap versterken, omwille van Allah de Verhevene. De moslimvrouw die de Islaam echt begrijpt, weet dat de Islaam broeders en zusters in het geloof heeft verboden om elkaar te haten of te verstoten. De Islaam heeft geleerd dat twee mensen die echt van elkaar houden omwille van Allah (de Verhevene) niet gescheiden kunnen worden vanwege een kleine fout die één van hen kan begaan, want de liefdesband omwille van Allah de Verhevene is te sterk om door zulke kleine wereldse zaken verbroken te worden. De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Twee mensen die elkaar liefhebben omwille van Allah de Verhevene of de Islaam, zullen een kleine overtreding, die door één van hen begaan wordt, niet tussen hen laten komen.” Overgeleverd door Al-Boekhaarie en Moeslim.
Het kan in momenten van menselijke zwakte gebeuren dat er woede bij je opkomt en dat je jouw zuster kwetst, hetgeen harde gevoelens en ruzie ten gevolge kan hebben. In dat geval moet jij je bedenken dat de Islaam een bepaalde tijd heeft vastgesteld voor de duur van de woede; een periode van drie dagen. Als die tijd voorbij is, is het voor de twee ruziënde partijen verboden om verzoening te weigeren. De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Het is voor een moslim verboden om zich langer dan drie dagen van zijn broeder af te zonderen en zich van elkaar af te keren als zij elkaar ontmoeten. De beste onder hen is degene die het eerste de andere groet.” Overgeleverd door Al-Boekhaarie en Moeslim.
Een werkelijke moslima volhardt dus niet in het negeren van haar zuster, ongeacht de reden van de ruzie. Zij zal zich haasten om tot een verzoening te komen en haar met de Salaam (vredesgroet) te begroeten, want zij weet dat de beste van hen diegene is die het eerste de ander groet. Een goede moslimvrouw hecht meer belang aan het correct uitvoeren van haar religie en aan het ontvangen van de grote beloning die haar in het vooruitzicht wordt gesteld, dan aan het koppig voort laten duren van een wereldse ruzie met haar zuster. Hoe zwaar de zonde is om deze regels te overtreden, blijkt uit de volgende h’adieth: “Voor iedereen die zijn broeder gedurende een jaar verzaakt heeft, het is alsof hij zijn bloed heeft vergoten.” Overgeleverd door Al-Boekhaarie.
Hoe zwaar weegt deze zonde wel niet, als het met het vergieten van bloed wordt vergeleken! Bedenk je eens hoe huiverig wij zijn om een medemoslim te doden, maar hoe gemakkelijk wij onze banden van zusterschap verbreken!
Het Islamitische systeem is gebaseerd op wederzijdse liefde en genegenheid en wil dat broeders en zusters haat en jaloezie uit hun leven bannen. Een goede moslima denkt na over deze leerstellingen van de Islaam en brengt dit in de praktijk. Zij zal niet in staat zijn om haar haat jegens een andere moslim vol te houden, tenzij zij haar wereldse verlangens laat overheersen. De Islaam geeft een sterke waarschuwing aan degene die weigeren zich onderling te verzoenen: “De deuren van het Paradijs staan op maandagen en donderdagen open, en iedere dienaar die geen deelgenoten aan Allah de Verhevene toekent, zal vergeven worden, behalve de man die iets tegen zijn broeder heeft. Er zal gezegd worden: “Wacht tot deze twee zich verzoend hebben, wacht tot deze twee zich verzoend hebben, wacht tot deze twee zich verzoend hebben.” Overgeleverd door Moeslim.
Een goede moslima is tolerant ten opzichte van haar zusters en volhardt niet in afkeer tegen hen. Als zij boos wordt op één van haar zusters, neemt zij afstand van haar woede en vergeeft degene die de fout gemaakt heeft. Zij laat de woede niet haar hart verteren en haast zich liever om te vergeven en te vergeten, want op die manier bevrijdt zij zichzelf van deze last en vult haar ziel zich met rust en vrede. Allah de Verhevene zegt hierover: “...die de woede onderdrukken en die de mensen vergeven, waarlijk, Allah houdt van degenen die het goede doen.” Soerat Aal-‘Imraan (3), aayah 134.
Een echte zuster, die zich beseft dat de liefde voor haar zuster een voorwaarde is voor de ware Islaam, wordt als een spiegel voor haar zuster; zij geeft haar goede raad, corrigeert haar en wenst voor haar niets anders dan het goede. Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden met hem zijn) zei hierover: “De gelovige is een spiegel voor zijn broeder, als hij een fout in hem ziet, dan corrigeert hij die.” Overgeleverd door Al-Boekhaarie .
Als we al deze bewijzen zien en de grote beloning die bereid is voor de gelovigen die van elkaar houden omwille van Allah (de Verhevene), zouden we denken dat iedereen zich tot het maximale zou inspannen om een goede band met zijn broeders en zusters te onderhouden. Helaas zien we in deze tijd een ander beeld: onze Oemmah is opgesplitst en verdeeld, en er heerst onderlinge haat en nijd. Wanneer we naar de huidige situatie van de moslims kijken, zouden we bijna vergeten dat broeder- en zusterschap een zeer belangrijke rol spelen in de Islaam. Hoe is dit toch zo gekomen?
Eén van de gevaarlijkste oorzaken van onderlinge verdeeldheid en haat is ghibah. Dit betekent: kwaadspreken achter iemands rug om of met andere woorden: roddelen, wat uiteraard verboden is in de Islaam. Allah (de Verhevene) zegt hierover: “En roddel niet over elkaar..” Soerat Al-H’oedjoeraat (49), aayah 12.
Ghibah is een zeer schadelijke en slechte gewoonte, maar jammer genoeg wordt het vaak gezien als iets onschuldigs of als een soort conversatie waar iedereen zich in meerdere of mindere mate mee bezig houdt. Om ghibah te kunnen vermijden, moeten we eerst weten wat hieronder verstaan wordt. De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft een definitie van ghibah gegeven, toen één van de metgezellen hem eens naar de aard en omvang van ghibah vroeg. De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) antwoordde: “Datgene in afwezigheid van je broeder zeggen wat hij niet graag zou horen.” De metgezel vroeg: “Ook als het de waarheid is?” “Zeker,” antwoordde de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem). “In het andere geval zouden het valse beschuldigingen (laster) zijn.”
Dit is dus een heel subtiele benadering van roddel. Wij zijn geneigd te zeggen dat de waarheid altijd en overal gezegd mag worden, maar dit is dus niet het geval. Hoe weerzinwekkend ghibah eigenlijk is, wordt duidelijk uit het volgende verhaal.
“De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) was eens met zijn metgezellen op reis toen hij twee van hen beledigende opmerkingen hoorde maken over Maa'iz bin Maalik Aslami, die gestenigd was wegens overspel. De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zweeg, tot ze een dode ezel passeerden die langs de kant van de weg lag. Hij liet de karavaan stoppen en vroeg de twee roddelende personen af te stijgen en het dode dier te eten. Ze deinsden terug toen ze de woorden van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) hoorden en mompelden: “Hoe zouden we aas kunnen eten?” Daarop antwoordde de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem); “Dat wat jullie van de eer van je dode broeder gegeten hebben is nog weerzinwekkender dan wat ik je nu vraag te doen!”
De Qor-aan wijdt ook verschillende verzen aan dit onderwerp, waaronder de volgende verzen: “O, jullie die geloven, laat een volk niet een ander volk beledigen, het kan zijn dat zij (die beledigd worden) beter zijn dan hen; en laat sommige vrouwen geen andere vrouwen beledigen, het kan zijn dat zij beter zijn dan hen. En hoont elkaar niet, en belaster elkaar niet met bijnamen. De slechtste naam is de verdorven (naam), na het geloof (ontvangen te hebben). En wie geen berouw toont: zij zijn de onrechtplegers. O jullie die geloven, vermijdt veel van de kwade vermoedens. Voorwaar, een deel van de kwade vermoedens zijn zonden. En bespioneert elkaar niet en spreekt geen kwaad over elkaar in elkaars afwezigheid. Zou iemand van jullie het vlees van zijn dode broeder willen eten? Jullie zouden het zeker haten. En vrees Allah. Voorwaar, Allah is berouwaanvaardend, Meest Barmhartig.” Soerat Al-H’oedjoeraat (49), aayah 11-12.
Zoals we in deze verzen kunnen lezen, wordt ghibah vergeleken met het eten van het vlees van je dode broeder; iets wat niet alleen weerzinwekkend is, maar zelfs ondenkbaar. Er wordt dus van ons verwacht dat we roddel op precies dezelfde manier beschouwen en zo weerzinwekkend vinden dat het niet in ons opkomt ons ermee bezig te houden. Het idee alleen al dat je mensenvlees zou eten, maakt je al ziek. Laat staan het vlees van je eigen dode broeder? De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) benadrukte dit zeer vaak, zodat de moslims dit in hun harten en geesten zouden prenten. Ibn Mas’oed vertelde: “Wij zaten in het gezelschap van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem). Toen stond een man op en verliet ons. Daarop sprak een andere man kwaad over hem. De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Flos je tanden.” De man zei: “Waarom, ik heb toch geen vlees gegeten?” De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) antwoordde hem: “Jij hebt het vlees van jouw broer gegeten.” H’adieth Sah’ieh’ uit At-Tabaraani.
Djaabir vertelde: “Toen wij in het gezelschap van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zaten, blies de wind een vieze geur in onze richting. De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei toen: “Weten jullie wat deze geur is? Het is de geur van degenen die roddelen over de gelovigen.” Opgetekend door Ah’med, de h’adieth is betrouwbaar.
Hoewel uit deze bewijzen duidelijk blijkt dat roddel iets verachtelijks is binnen de Islaam en dat het duidelijk verboden is, zijn het vooral de zusters die zich hier geregeld schuldig aan maken. We zouden Allah (de Verhevene) echter moeten vrezen en bedenken wat voor een afschuwelijke bestraffing ons te wachten zal staan als wij met deze praktijken doorgaan.
Maandblad Wij Moslims, Jaargang 4, nr. 9.