Ik zoek toevlucht bij Allah (de Verhevene) tegen de vervloekte shaytaan. In de Naam van Allah, de Erbarmer, de Meest Barmhartige. Waarlijk, alle lof behoort toe aan Allah (de Verhevene), wij prijzen Hem, wij zoeken hulp bij Hem, en vragen Hem om vergeving. En we zoeken toevlucht bij Allah (de Verhevene) tegen het slechte in onszelf, en tegen het slechte in onze werken. Wie door Allah (de Verhevene) wordt geleid; niets of niemand kan hem misleiden, en wie Allah (de Verhevene) laat dwalen; voor hem is er geen leiding. En ik getuig dat er geen enkele godheid bestaat buiten Allah (de Verhevene), Hij is de Enige, zonder deelgenoten, en ik getuig dat Moh’ammed Zijn dienaar en boodschapper is, Allah's Zegeningen en Vrede zijn met hem en zijn familie.
Als oprechte moslimvrouwen zouden wij de bestraffing van Allah (de Verhevene) moeten vrezen en inzien wat voor kwaad onze roddels teweeg kunnen brengen. Vaak worden wij verleid door roddel vanwege verveling, of worden wij meegesleept in het roddelen door andere zusters. Echter, het is belangrijk om je te realiseren dat degene die luistert naar roddel ook schuldig is; slechts wanneer de luisteraar protesteert, zullen zijn zonden worden vergeven. De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft namelijk gezegd: “Als iemand de eer van zijn broeder in deze wereld verdedigt, zal Allah zijn gezicht beschermen tegen het vuur op de Dag der Opstanding.” At-Tiermiedzie, een betrouwbare overlevering.
Een goede moslima zorgt ervoor dat zij niet in roddel wordt meegesleept en dat zij niet bij bijeenkomsten komt waar geroddeld wordt. Zij vermijdt het verspreiden van roddels over haar vriendinnen en zusters en weerhoudt zich van iedere praat die tot roddel kan leiden. Wanneer zij zich verveelt laat zij zich niet verleiden tot het verspreiden van roddels, maar besteedt zij haar tijd aan haar religie. Door haar begrip van de Islaam, weet een goede moslimvrouw dat haar tong haar naar de Hel kan leiden, zoals blijkt uit de volgende h’adieth, waarin de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) Mo’aadz Ibn Djabal waarschuwde. Hij greep zijn tong en zei: “Beteugel dit.” Mo’aadz zei: “O boodschapper van Allah, zullen wij verantwoordelijk gehouden worden voor wat wij zeggen?” De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Moge je moeder van je beroofd worden! Is er iets anders dat er voor zorgt dat mensen met hun gezicht in de Hel worden gegooid (of hij zei: op hun neuzen), dan de oogst van hun tong?” Sah’ieh’ H’asan h’adieth van Ibn Maadjah
Wie roddelt, begaat dus een zware overtreding, maar we moeten niet vergeten dat de roddelaar slechts kan bestaan, wanneer er mensen zijn die naar hem luisteren. Daarom heeft de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) gezegd dat de luisteraar in dezelfde mate verantwoordelijk is als de roddelaar. Als je een roddelaar niet kunt stoppen, dien je zijn gezelschap te verlaten; anders ben je medeschuldig aan ghaibah (roddelen).
De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft verteld dat hij tijdens zijn hemelreis (Mi’raadj) een groepje mannen passeerde dat bezig was zich te krabben in het gezicht, zodanig dat de huid loskwam. De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) vroeg aan de engel Djiebriel (vrede zij met hem): “Wie zijn zij?” Djiebriel (vrede zij met hem) antwoordde: “Zij zijn degenen die vroeger rondzwierven met lasterpraatjes over mensen en die daardoor hun eer hebben kapotgemaakt.”
Het is zeker niet gemakkelijk om je niet te laten verleiden om slechte woorden te spreken over een ander. Uit verschillende bewijzen blijkt immers dat zelfs enkele geliefde metgezellen zich aan deze zonde schuldig hebben gemaakt. Zo vertelde ‘Aa-ieshah (moge Allah tevreden met haar zijn) dat zij eens tegen de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Zie jij dat Safiyyah (een andere vrouw van de profeet) zo en zo is (waarmee ze bedoelde dat zij aan de kleine kant was)?” De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) antwoordde: “Jij hebt een woord uitgesproken (op een wijze) dat, als het gemengd zou worden met het water van de oceaan, het water donker zou verkleuren.” Aboe Daawoed, At-Tirmiedzie en Al-Bayhaqi
Kwaadspreken is niets anders dan het kleineren van mensen en hun eer naar beneden halen, terwijl deze mensen niet aanwezig zijn. Omdat het een dolksteek in de rug is, geeft het aan hoe bekrompen en laf de roddelaars zijn. Het is geen wonder dat de Qor-aan een afschrikwekkend beeld schetst van deze afschuwelijke gewoonte, zodat mensen ervoor terug zullen deinzen. Laten wij hier lering uit trekken en ervoor zorgen dat de vervloekte Shaytaan ons niet tot deze afschuwelijke zonde kan verleiden.
Wij dienen ons als zusters af te vragen waarom we roddelen en wat we er aan kunnen doen. Vaak komen roddels voort uit boosheid en haat. Als je boos op iemand bent, zal je je bezig houden met praten over het feit dat de ander schuldig is en jou van alles heeft aangedaan. Je dient er echter voor te zorgen dat je deze boosheid en de neiging tot roddel stopt. Wanneer je staat, moet je gaan zitten en als je zit, moet je gaan liggen. Als de boosheid dan nog niet over is, dien je de wodhoo-e te verrichten of water over je gezicht te gooien, dat voor afkoeling zorgt. En zeg: “A’oedzoe biellaahie minas-Shaytaanier-Radjiem (ik zoek mijn toevlucht tot Allah tegen de vervloekte Satan).” En bedenk je dat Allah (de Verhevene) heeft beloofd dat je beloond zult worden op de Dag der Opstanding, wanneer je je boosheid weet te beheersen. En als je je laat verleiden tot roddel, zullen al je zegeningen van je worden afgenomen en naar degene gaan over wie je geroddeld hebt, hetgeen blijkt uit de volgende h’adieth: “De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft gezegd, dat door te roddelen de verdiensten van een mens sneller worden vernietigd, dan dat vuur droog hout verteert.”
Realiseer je dus goed dat er zegeningen van je zullen worden weggenomen, wanneer je je laat verleiden tot roddel. Bedenk je eens hoeveel moeite je hebt gedaan om deze zegeningen te verkrijgen! Misschien heb je vrijwillig gevast of heb je het nachtgebed verricht. Ben je echt bereid om de beloning hiervoor zomaar weg te geven aan een ander? Een prachtig voorbeeld van het begrip dat de selef (moge Allah tevreden met hen zijn) hiervan hadden, blijkt uit het volgende voorval: “Op een dag werd H’asan Al-Basri (moge Allah tevreden met hem zijn) aangesproken door een man, die zei: “Ik heb gehoord dat u over mij hebt geroddeld.” H’asan Al-Basri antwoordde: “Je hebt voor mij niet zo’n hoge status dat ik aan jou al mijn verdiensten weg zou geven.”
Soebh’aana llaah! Wat een wijs antwoord en wat een sterk begrip had H’asan Al-Basri (moge Allah tevreden met hem zijn) van zijn religie. Hij begreep dat hij zijn verdiensten zou verliezen als hij over een ander zou roddelen en antwoordde de man dat hij hem niet zo’n hoge status toekende. Want zijn wij bereid om aan iemand zomaar onze verdiensten weg te geven? Zeker niet, dus laten wij ons dit beseffen en een voorbeeld nemen aan H’asan Al-Basri (moge Allah tevreden met hem zijn).
Een andere reden voor roddel kan zijn dat je je vriendinnen met wie je roddelt niet wilt afvallen en ze een plezier wilt doen door met hen mee te roddelen. Maar vraag jezelf in dat geval af wat er nu werkelijk belangrijk is: je vriendinnen plezieren of Allah (de Verhevene) behagen? We dienen respect te hebben voor de eer van een ander en deze niet aan te tasten. Allah (de Verhevene) maakt geen onderscheid tussen mensen, alleen tussen geloof en ongeloof. En als je in dit leven een ander voor gek zet, zal je op de Dag des Oordeels zelf voor gek worden gezet. Allah (de Verhevene) zegt in de Qor-aan: “Degenen die beledigende aanmerkingen maken over de vrijwillige gevers onder de gelovigen over hun aalmoezen en over degenen die vanwege hun armoede niets kunnen vinden (om te geven), tenzij met de grootste moeite, en die dan de spot met hen drijven: Allah zal de spot op hen terugwerpen en voor hen is er een pijnlijke bestraffing.” Soerat at-Tawbah (9), aayah 79.
Ook jaloezie en afgunst kunnen redenen zijn voor het kwaadspreken over een ander. Maar als we het Paradijs werkelijk willen betreden, zullen we deze slechte gevoelens uit ons hart moeten verwijderen, zodat we niet worden verleid om kwaad te spreken over een ander.
H’oedzayfah (moge Allah tevreden met hem zijn) vertelde: “Ik hoorde de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zeggen: “Een Qattaat zal het Paradijs niet binnengaan.” En een Qattaat is iemand die van de ene mens naar de andere mens gaat om informatie over te brengen met als doel om kwaad te berokkenen en vijandschap tussen hen te doen ontstaan.
Het enige waar je jaloers (hier wordt al-ribtah bedoeld; hierbij wens je datgene wat iemand anders heeft, zonder dat het bij hem verdwijnt) op mag zijn is het grote geloof wat een ander heeft. Jaloezie en wederzijdse vervreemding zijn verboden in de Islaam. Over de aayah “En van het kwaad van de jaloerse wanneer hij jaloers is…” Soerat Al-Falaq (113), aayah 5 staat in Al-Boekhaarie: “Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden met hem zijn) vertelde: “De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Pas op voor achterdocht, want achterdocht is het slechtste van de fabels; en zoek niet naar andermans fouten en bespioneer elkaar niet, en verlaat elkaar niet, en haat elkaar niet: en O Allah’s aanbidders! Wees broeders (zoals Allah jullie geboden heeft!”)”
Wanneer we merken dat het gevaar bestaat dat we ons laten verleiden tot roddel, zouden we aan de vele duidelijke bewijzen moeten denken, waaruit blijkt dat dit absoluut verboden is. De volgende wijsheden kunnen ons wellicht laten inzien hoe we met roddel om zouden moeten gaan:
Er werd eens een keer aan iemand het volgende verteld: "Die en die heeft over jou geroddeld!" Daarop stuurde hij (het slachtoffer) hem (de roddelaar) een bord met dadels met als boodschap: "Ik heb gehoord dat jij me jouw h’assanaat (beloningen) cadeau hebt gegeven en ik wil u daarom een gunst terugdoen, maar vergeef me voor het feit dat ik niet in staat ben u volledig terug te betalen!"
Het is overgeleverd door Ibn Moebarak (moge Allah tevreden met hem zijn) dat hij zei: "Indien ik over iemand zou moeten roddelen, dan zou ik dat over mijn ouders doen, want waarlijk, zij hebben het meeste recht op mijn h’assanaat!
Een man vermeldde iets slechts over een ander bij zijn vriend. Zijn vriend vroeg hem toen: "Zul je opstaan om tegen de Romeinen te strijden?" Hij antwoordde: "Nee." Zijn vriend vroeg: "Zul je tegen de Turken strijden?" Hij antwoordde weer: "Nee." Zijn vriend zei: "De Romeinen zijn veilig voor jou en de Turken zijn veilig voor jou, maar jouw moslimbroeders zijn niet veilig voor jou?!"
Soebh’aana llaah! Wat een wijsheid. Door de vragen die deze man aan hem stelde, realiseerde de roddelaar hoe erg zijn roddels waren. Het was immers zijn broeder in het geloof die hij kwetste, terwijl hij degenen die hij werkelijk diende te bestrijden, met rust liet. Beste zuster, neem een voorbeeld aan onze vrome voorgangers en ga roddel uit de weg. Laat je niet door de Shaytaan hiertoe verleiden en besef je tot welk enorm kwaad het kan leiden. Spoor ook je andere zusters aan om hiermee te stoppen en om als ware zusters in het geloof samen te werken voor de door ons zo begeerde plaats in het Paradijs. Het leven is te kort om je bezig te houden met zaken die je verdiensten doen verdwijnen. Span je in om de zusterlijke banden onderling te versterken. En vergeef je zuster indien zij je onrecht heeft aangedaan, want het is slechts de vervloekte Shaytaan die tussen jullie in is gaan staan. Trek lering uit de vele bewijzen uit de Qor-aan en de Soennah en uit de voorbeelden van onze vrome voorgangers. Alleen op deze manier zullen we in staat zijn om wederom een hechte Oemmah te worden, zoals onze geliefde profeet Moh’ammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem) ons geleerd heeft.
Maandblad, Wij Moslims, Jaargang 4, nr. 9.