Ik zoek toevlucht bij Allah tegen de vervloekte Shaytaan. In de Naam van Allah, de Erbarmer, de Meest Barmhartige. Waarlijk, alle lof behoort toe aan Allah, wij prijzen Hem, wij zoeken hulp bij Hem, en vragen Hem om vergeving. En we zoeken toevlucht bij Allah tegen het slechte in onszelf, en tegen het slechte in onze werken. Wie door Allah wordt geleid; niets of niemand kan hem misleiden, en wie Allah laat dwalen; voor hem is er geen leiding. En ik getuig dat er geen enkele godheid bestaat buiten Allah, Hij is de Enige, zonder deelgenoten, en ik getuig dat Moh’ammed Zijn dienaar en boodschapper is. Allah's Zegeningen en Vrede zijn met hem en zijn familie. Voorts:
De eigenschap die deze keer centraal staat, is het beste te beschrijven door het Arabische woord ervoor te gebruiken, al-H’ayaa-e.
Het is vrij moeilijk om het begrip al-H’ayaa-e in het Nederlands te vertalen door middel van een enkel woord, omdat het een te omvangrijke betekenis heeft. Het kan het beste vertaald worden door middel van een combinatie van enkele woorden, zoals bescheidenheid, schaamte, zelfrespect, verlegenheid etc.
Geen van deze termen beslaat echter de volledige betekenis van H’ayaa-e.
H’ayaa-e kan beter omschreven worden als het innerlijke gevoel waarmee elke mens is geboren, dat hem intuïtief onderscheid laat maken tussen het goede en ervoor zorgt dat de mens weerzin voelt voor slechtheden. De werkelijke betekenis van H’ayaa-e in de zin van het karakter van een moslim, staat voor een slecht en pijnlijk gevoel in combinatie met schaamte, hetgeen wordt veroorzaakt door de angst van een gelovige om onaardig of onbeleefd gedrag te vertonen.
Al-H’ayaa-e zorgt ervoor dat een gelovige zich afzijdig houdt van onaangename en walgelijke zaken.
Het houdt de gelovige alert om een ieder te geven wat zijn recht is en als hij vanwege enige reden zijn afspraak niet kan nakomen, voelt hij zich hier uitermate beschaamd en slecht over. De reden hiervoor is dan dat hij of zij het ongenoegen van Allah (de Verhevene) over zich heeft afgeroepen door een verbintenis te verbreken.
Al-H’ayaa-e speelt een zeer belangrijke rol in het leven van moslims, omdat het een belangrijk onderdeel van Imaan (geloof) is. Als we geen enkele vorm van H’ayaa-e bezitten, is het erg waarschijnlijk dat ons Imaan erg zwak is. Dit bewijst de volgende h’adieth: het is overgeleverd door Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden met hem zijn) dat de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Geloof bestaat uit meer dan zestig delen en H’ayaa-e is een onderdeel van geloof.” Overgeleverd door Al-Boekhaarie.
De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft ons bovendien geleerd hoe belangrijk het is om H’ayaa-e te bezitten en dat we ons hier niet voor moeten schamen. We zouden ons eerder moeten schamen, wanneer we deze eigenschap niet bezitten, hetgeen blijkt uit de volgende h’adieth: er is overgeleverd door ‘Abdoellaah Ibn ‘Oemar م dat de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) voorbij een man kwam die zijn broeder berispte inzake H’ayaa-e en daarbij zei: “Jij bent erg verlegen en ik ben bang dat dit je zal schaden.” Toen de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) dit hoorde, zei hij (Allah’s vrede en zegen zij met hem): “Laat hem, want H’ayaa-e is (een onderdeel van) geloof.” Overgeleverd door Al-Boekhaarie.
Er zijn twee verschillende vormen H’ayaa-e en de ene soort is goed en de andere is slecht. De goede soort betekent dat je je schaamt om een misdaad te begaan of een daad welke Allah (de Verhevene) en Zijn boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) hebben verboden. De slechte vorm van H’ayaa-e betekent dat je je schaamt om iets te doen, dat Allah (de Verhevene) en Zijn boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) je hebben opgedragen.
Elke gelovige moslima dient haar best te doen om haar karakter volgens de goede vorm van H’ayaa-e op te bouwen. Hierbij is het belangrijk dat zij zich schaamt om iets te doen dat Allah (de Verhevene) ontevreden stemt, omdat zij weet dat ze uiteindelijk verantwoording af zal moeten leggen voor al haar daden. Wanneer een moslima erin slaagt om een dergelijk gevoel te ontwikkelen, zal dit haar helpen om zich te houden aan de geboden van Allah (de Verhevene) en weg te blijven van zonden. Wanneer zij zich realiseert dat Allah de Verhevene haar altijd ziet en dat ze verantwoording moet afleggen over elke daad die zij heeft verricht in haar leven, zal zij de geboden van Allah (de Verhevene) en Zijn boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) niet negeren. Hoe sterker het gevoel van H’ayaa-e dus is, des te meer gemotiveerd de gelovige moslima zal zijn om er voor te zorgen dat Allah de Verhevene haar niets slechts ziet doen. De manier waarop we dit niveau van H’ayaa-e kunnen bereiken is door te blijven leren over onze religie en altijd meer en meer kennis op te doen. Wij zouden ons moeten inspannen om een zodanig niveau van H’ayaa-e te bereiken, dat we verlegen voor onszelf worden. Wanneer je deze eigenschap bezit, heeft je Imaan haar hoogtepunt bereikt. Dit betekent dat je je uitermate slecht en beschaamd voelt, wanneer je iets doet of zegt of iets ziet dat niet goed is of wanneer je zelfs de kleinste zonde begaat. Deze vorm van H’ayaa-e zorgt voor een grote mate van zelfbewustzijn en versterkt het verbond van een gelovige met Allah de Verhevene.
Zoals we zeiden is er tevens een slechte vorm van H’ayaa-e. Deze vorm van H’ayaa-e gaat niet alleen tegen de leringen van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) in, maar vormt tevens het bewijs van de zwakheid van iemands Imaan (geloof). Deze negatieve vorm van H’ayaa-e brengt met zich mee dat een persoon zich schaamt of verlegen is om iets te doen dat Allah de Verhevene ons heeft opgedragen in de Qor-aan of wat de profeet Moh’ammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem) ons heeft opgedragen in de Soennah. Het resultaat is dat iemand weigert een verplichting in de Islaam te vervullen, vanwege het feit dat hij of zij zich schaamt tegenover de mensen. Deze vorm van H’ayaa-e is verboden (H’araam), omdat men dan meer respect aan de mensen van de doenya (het wereldse leven) toekent dan aan de Ene Die ons en dit hele universum heeft geschapen. Een voorbeeld van deze vorm van slechte H’ayaa-e is iets wat we veel zien onder zusters in het Westen vandaag de dag en dat is het weigeren om de H’idjaab te dragen. Eén van de belangrijkste aspecten van goede H’ayaa-e is dat vrouwen hun kuisheid bewaren en de H’idjaab dragen. Wanneer een vrouw dit doet, volgt ze hiermee het bevel van Allah (de Verhevene) op door haarzelf en haar versieringen te verbergen voor alle mannen die haar toegestaan zijn om te huwen. Wanneer een zuster H’ayaa-e bezit, zal zij zich schamen om Allah (de Verhevene) ongehoorzaam te zijn en dus de H’idjaab dragen. Er zijn vandaag de dag echter vele zusters die beweren dat zij H’ayaa-e bezitten, maar de H’idjaab niet dragen omdat dit van vroeger is en niet bij deze tijd past. Indien deze vrouwen echter werkelijk H’ayaa-e zouden bezitten, zouden ze het niet in hun hoofd halen om in te gaan tegen een verplichting die Allah de Verhevene ons heeft opgelegd. De H’ayaa-e van een vrouw komt voort uit haar bescheidenheid en haar schaamte en angst voor Allah de Verhevene, dus hoe kan ze H’ayaa-e bezitten als ze publiekelijk ongesluierd rondloopt, terwijl Allah (de Verhevene) haar dit verboden heeft? Een dergelijke vrouw heeft niet alleen haar H’ayaa-e verloren, maar tevens haar Imaan. Het bewijs hiervoor vinden we in de volgende h’adieth: “‘Abdoellaah ibn ‘Oemar (moge Allah tevreden met hen zijn) verhaalde dat de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Voorwaar, H’ayaa-e en Imaan zijn metgezellen. Als één van hen wordt weggenomen, verdwijnt de ander eveneens.” Overgeleverd door Al-Baihaiqi. (dit wil niet zeggen dat de gehele Imaan verdwijnt maar dat het slecht beinvloed zal worden).
Er zijn vele Qor-aanverzen en vele ah’adieth die uitleg geven waarom de H’idjaab verplicht is gesteld. De Islamitische wetgeving geeft nimmer alleen een verplichting, maar biedt tevens verduidelijking en uitleg over deze verplichting. H’ayaa-e en het beschermen van de eer zijn van vitaal belang bij het beschermen van de morele waarden in welke maatschappij dan ook. Indien wij in een goede maatschappij willen leven, moeten wij als zusters zorgen dat wij H’ayaa-e bezitten, wat ons helpt vele zonden te voorkomen en voorkomt dat mannen met slechte intenties slechte gedachtes over ons krijgen. H’ayaa-e is een onderdeel van ons karakter en beschermt ons tegen misbruik.
De gevolgen van het verlies van H’ayaa-e zijn overal om ons heen duidelijk zichtbaar. De scheidingscijfers zijn torenhoog en het leed wat hieruit voorkomt (met name voor de kinderen) is onbeschrijfelijk. Het aantal abortussen is enorm en verkrachtingen zijn aan de orde van de dag. We schrikken zelfs niet meer als we horen over groepsverkrachtingen of over verkrachting van dieren (we zoeken toevlucht bij Allah tegen dit)! Vreemdgaan is voort heel normaal en vrouwen en mannen versieren elkaar zonder enige schaamte op straat. De H’idjaab beschermt echter tegen al deze obsceniteiten en dit is het doel van H’ayaa-e en wanneer een zuster de H’idjaab draagt zal haar Imaan sterker worden. H’ayaa-e en Imaan werken dus samen en zijn van elkaar afhankelijk. Toen de verzen over de H’idjaab in de tijd van onze geliefde profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) werden geopenbaard, snelden alle Qoeraysh en Ansaar zich naar huis om hun vrouwen, dochters en nabije vrouwelijke familieleden te vertellen over de verplichting om zichzelf te bedekken. Degene die een sluier hadden, sloegen deze direct om en degene die hier niet over beschikten, zorgden dat ze er direct aan kwamen. De volgende h’adieth, welke is overgeleverd door ‘Aa-ishah ب, vertelt ons hierover: “Moge Allah genade hebben met de eerste migrantenvrouwen. Toen het vers “…En zij moeten hun sluiers over hun boezems dragen…” Soerat An-Noer (24), aayah 31. werd geopenbaard, verscheurden zij hun dikke bovenkleding en maakten hier sluiers van. En toen het vers “dat zij hun overkleden (Djilbaab) over zich heen laten hangen.” Soerat Al-Ah’zaab (33), aayah 59.werd geopenbaard, kwamen de vrouwen van de Ansaar naar buiten, alsof zij kraaien op hun hoofden hadden door het dragen van de bovenkleding.” Overgeleverd Aboe Daawoed.
Uit deze h’adieth blijkt duidelijk dat deze vrouwen hun uiterste best deden om hun H’ayaa-e te beschermen, met als resultaat dat ze direct het bevel van Allah (de Verhevene) uitvoerden. Zij waren niet zwak zoals wij vandaag de dag. Wanneer wij horen dat de H’idjaab verplicht is, gaan we net zo lang op zoek naar een imaam (of wie dan ook) die bereid is om ons te vertellen dat de H’idjaab geen verplichting is. Maar onze vrome voorgangsters gingen niet op zoek naar iemand die het vers “anders wilde interpreteren”, maar accepteerden direct en zonder enige twijfel het gebod van Allah (de Verhevene), vanwege hun liefde voor Hem. Wanneer vrouwen er vandaag de dag voor kiezen om de H’idjaab niet te dragen, maar beweren dat zij in hun harten geloven, dienen ze wellicht nog wel benoemd te worden als moslimvrouwen, maar in ieder geval niet als Moe-eminien (gelovigen). Het is namelijk zo dat H’ayaa-e in het bijzonder een kenmerk is van een Moe-emin (gelovige). Degene die de leringen van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) negeert, bezit geen H’ayaa-e en geen eergevoel. H’ayaa-e en Imaan zijn afhankelijk van elkaar. Ofwel je bezit hen allebei, of je bezit het allebei niet. De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei dan ook in een h’adieth: “Als je geen H’ayaa-e bezit, doe dan maar wat je wilt.” Overgeleverd door Al-Boekhaarie en anderen.
Vandaag de dag zijn vulgariteit en obsceniteit gewoon geworden, zelfs onder moslims. Er zijn zelfs moslims die hun best doen om moslimvrouwen ervan te overtuigen niet langer de H’idjaab te dragen. Zij hebben de levenswijze van de niet-moslims overgenomen en deze in de plaats gesteld van de leringen van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem). We horen zelfs van mannen die hun vrouwen verbieden om de H’idjaab te dragen. Als deze mannen werkelijk de voordelen van H’ayaa-e en de H’idjaab zouden kennen, zouden ze niet accepteren dat hun vrouw of zuster zonder H’idjaab de deur uitging. In de tijd van onze geliefde profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) konden mannen zich niet eens indenken dat hun vrouwen ongesluierd het huis verlieten, laat staan dat ze zich mooi maakten voor andere mannen om aandacht te krijgen, zoals vele moslimvrouwen vandaag de dag doen.
We moeten overigens wel begrijpen dat H’ayaa-e zowel belangrijk is voor vrouwen als voor mannen. Mannen dienen zich in de Islaam te beheersen door zo vroeg mogelijk te trouwen. Indien ze zich dat niet kunnen veroorloven, dienen ze te vasten om Taqwa te verkrijgen. Vrouwen zijn opgedragen om zichzelf te bedekken, zodat mannen niet door de Shaytaan verleid zullen worden en ter bescherming van hun eer. Het is niet zo dat vrouwen verantwoordelijk worden gehouden voor het slechte gedrag van wellustige mannen - hetgeen tegenstanders van de H’idjaab vaak beweren - maar de moslimvrouw heeft van Allah (de Verhevene) het recht gekregen om zichzelf te beschermen tegen onzedelijk gedrag van mannen! Wij zijn er als vrouwen niet verantwoordelijk voor dat sommige mannen zich als beesten gedragen, want een ieder dient op de Dag des Oordeels zelf verantwoording af te leggen over zijn of haar daden. Maar wij zijn wel verantwoordelijk voor onze keuze of wij de geboden van Allah (de Verhevene) al dan niet opvolgen en of wij ervoor kiezen om onszelf te beschermen tegen dergelijke mannen. Allah (de Verhevene) heeft echter zowel mannen alsook vrouwen opgedragen om hun kuisheid te bewaken, hetgeen blijkt uit het volgende vers: “Zeg (O Moh’ammed) tegen de gelovige mannen dat zij hun ogen neerslaan en hun kuisheid bewaken, dat is reiner voor hen. Voorwaar, Allah is alwetend over wat zij bedrijven. En zeg tegen de gelovige vrouwen dat zij hun ogen neerslaan en hun kuisheid bewaken, en hun sieraad niet tonen, behalve wat daarvan zichtbaar is.” Soerat an-Noer (24), ayah 30-31.
Beste dienaressen van Allah! De Islaam is een religie met een uitmuntend moraal. Geen enkele andere religie of denkwijze spoort aan tot zeden en een moreel verantwoorde inrichting van de maatschappij, zoals de Islaam dat doet. De Islaam roept op tot rechtschapen gedrag en bescheidenheid. Geen enkele andere religie kan tippen aan de hoge moraal van de Islaam. De profeet Moh’ammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem) maakte de mensheid duidelijk dat hij was gekomen om rechtschapenheid te brengen, toen hij zei: “Ik ben gezonden met als enige doel om rechtschapen daden te brengen.” Zie Toeh’fet Al-Ah’wadi bie sharh’ie Djaami’ At-Tiermiedzie.
De Islaam is gekomen om slechtheden en alle verachtelijke daden te bestrijden. Het verbiedt dan ook zowel inwendige als uitwendige zonden. Het doel van de Islaam is om een schone en rechtschapen maatschappij te creëren, waarin zonden, misdaden en oorzaken voor obsceniteit en slechtheden niet bestaan. Een maatschappij die is gebaseerd op Islamitische leerstellingen is een zuivere maatschappij, die vrij is van lust, onbeleefdheid en immoraliteit. De H’idjaab speelt hier een belangrijke rol in, omdat zij veel fitna (beproevingen) voorkomt. Hoe kan een man zich immers aangetrokken voelen tot een vrouw, wanneer hij simpelweg niets van haar schoonheid kan zien? H’ayaa-e staat aan het hoofd van rechtschapen gedrag en heeft betrekking op de kern van het geloof. Wanneer moslims H’ayaa-e bezitten, is hun religie compleet, het leven waardig, overheerst er deugdzaamheid en zullen we geen slechtheden aantreffen.
Al-H’ayaa-e is de titel van de Islaam, het bewijs van geloof en de gids voor een persoon om goedheid en leiding te bereiken. De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft gezegd: “Al-H’ayaa-e brengt niets anders dan het goede.”
Hij (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei tevens: “Al-H’ayaa-e is een onderdeel van Imaan (geloof). Degene die geen H’ayaa-e bezit, heeft geen Imaan.” Overgeleverd door Al-Boekhaarie en anderen.
Als een zuster is begiftigd met H’ayaa-e, is dit een bewijs van haar goede gedrag, haar rechtschapenheid en de compleetheid van haar geloof. Wanneer zij echter geen H’ayaa-e bezit, loopt zij een hoop goeds mis en lijdt zij zeker een groot verlies.
Al-H’ayaa-e is het gevoel dat elke schandelijke zaak moet worden afgekeurd. Het is een kwaliteit die aan de mens is bijgebracht om hem af te houden van al hetgeen zijn ziel verlangt, waardoor hij niet als een dier wordt. Al-H’ayaa-e is dan ook een afschrikmiddel om geen slechte daden te begaan. Het houdt de mens af van onbeleefd gedrag, hoe klein het ook is. Al-H’ayaa-e staat aan de basis van elke deugd en goedheid. De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei dan ook: “Voorwaar, elke religie heeft een bepaalde aard en de aard van de Islaam is H’ayaa-e.”
Verder is er het volgende overgeleverd van Qoerrah ibn Iyyas (moge Allah tevreden met hem zijn): “Wij waren bij de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) toen hij sprak over al-H’ayaa-e. De metgezellen zeiden: “O boodschapper van Allah, is H’ayaa-e een onderdeel van het geloof?” De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) antwoordde: “Het vormt eerder het gehele geloof.” H’ayaa-e vormt het gehele geloof, omdat het leidt tot perfecte waarden en normen en rechtschapen daden. De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) bezat zelf nog meer H’ayaa-e dan een maagd in haar privé-vertrek. Hij had het meest gevoelige karakter van alle mensen en leidde het meest nobele leven. Hij was tevens het verst verwijderd van onvolmaaktheden en schandelijke zaken. Zijn gevoeligheid wordt duidelijk bij het lezen van de volgende h’adieth: “Er is overgeleverd van Ibn ‘Oemar (moge Allah tevreden met hen zijn) dat hij de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zocht en hem huilend aantrof. Hij vroeg hem: “Waarom huilt u, O boodschapper van Allah?” De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Djiebriel vertelde mij dat Allah ervoor terugschrikt (letterlijk: verlegen is) om een (moslim)dienaar te straffen, wiens haar wit is geworden, terwijl hij met de Islaam was. Dus zou deze persoon dan niet verlegen moeten zijn om een zonde te begaan, nadat zijn haar wit is geworden, terwijl hij met de Islaam is?” Overgeleverd door Ah’med.
Wanneer we om ons heen kijken, zien we dat er nog maar weinig H’ayaa-e aanwezig is in de wereld vandaag de dag, behalve bij degene die Allah (de Verhevene) Zijn Genade heeft geschonken. Het gevolg hiervan is dat de aarde is gevuld met slechtheden, zonden en immoraliteit. Mensen begaan zonder enige schaamte allerlei slechte daden en voelen zich hier niet eens beschaamd of schuldig over tegenover Allah (de Verhevene). We zien dagelijks vrouwen die halfnaakt hun huis verlaten en op het verleidingspad gaan. Ze gedragen zich alsof ze een bruid zijn tijdens haar huwelijksnacht. Verder hebben ook de mannen een hoog niveau van immoraliteit, onbeleefdheid en gebrek aan jaloezie bereikt. Dit is zo erg geworden dat ze zich gedragen als de ergste soort dieren. Als H’ayaa-e verdwijnt, zal de religie volgen. En als beiden verdwijnen, zullen mensen zich gaan gedragen als wilde, verloren dieren, die nergens anders om geven dan het vervullen van hun lusten en verlangens. De volgende woorden zijn gesproken door Imaam ibn Qayyim Al-Djawziyyah (moge Allah hem genadig zijn) in zijn boek “'Oeddat oes-Saabirien wa dhaakirat oes-Shaakirien”: “...Allah heeft engelen geschapen met verstand en geen begeertes, dieren met begeertes en geen verstand, en de mens met zowel verstand als begeertes. Dus als het verstand van een persoon sterker is dan zijn begeerte, is hij als een engel. En als zijn begeertes sterker zijn dan zijn verstand, dan is hij als een dier...”
Er is verhaald dat Ibn Mas’oed (moge Allah tevreden met hem zijn) heeft gezegd: De boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) kwam op een dag naar buiten en zei: “Heb H’ayaa-e ten opzichte van Allah, zoals het zou moeten!” Wij zeiden: “O boodschapper van Allah! We hebben allemaal H’ayaa-e ten opzichte van Allah, Verheven is Hij.” De boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Dat is niet wat ik bedoel. H’ayaa-e hebben ten opzichte van Allah betekent dat je het hoofd beschermt en wat er zich in bevindt en dat je de maag beheerst en wat er zich in bevindt en dat je de dood en je vergankelijkheid herinnert. Degene die zich verheugt op het Hiernamaals, zal afstand doen van de versieringen van dit leven, en degene die dat doet heeft op de juiste wijze H’ayaa-e ten opzichte van Allah.”
Laten wij ons als zusters tot het uiterste inspannen om een hoog niveau van H’ayaa-e te bereiken, zodat de maatschappij weer kan opbloeien met moraal en deugd. Laten wij een voorbeeld nemen aan onze vrome voorgangsters en ook onze kinderen leren over H’ayaa-e. Laten wij Allah de Verhevene verzoeken om ons te begunstigen met deze prachtige en zeer belangrijke karaktereigenschap, zodat wij als voorbeeld zullen dienen voor anderen.
Met deze woorden zijn we aan het einde gekomen van deze laatste aflevering van deze serie onder de titel “het karakter van de moslimvrouw.” Het is hierbij gepast om op te merken dat deze serie niet uitputtend bedoeld is en dat er nog vele goede karaktereigenschappen zijn, die wij als moslimzusters dienen te bezitten. Door de schrijfster is slechts een bescheiden poging gedaan om enkele belangrijke eigenschappen te belichten en het vuur in de harten van zusters te doen aanwakkeren om zichzelf en hun karakters te verbeteren. Moge Allah de Verhevene mij vergeven indien ik een fout heb gemaakt. Al het slechte is afkomstig van mijzelf en al het goede van Allah de Verhevene. Laten wij zusters samen streven om onze karakters te verbeteren en als voorbeeld voor de wereld te dienen, zodat de Islaam wellicht weer enig recht wordt aangedaan in de wereld.
En Allah is Alwetend over alle zaken.