De metgezellen van de profeet (moge Allah tevreden met hen zijn) waren gewoon om de oordelen betreffende verschillende zaken in hun leven, te nemen van de Qor-aan die zij leerden van de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem). In vele gevallen behandelen de aayaat (verzen) van de Qor-aan een onderwerp op algemene wijze, zonder een specifieke voorwaarde (te noemen); of soms komen de aayaat als een absoluut oordeel (over iets), zonder enige vooraf gestelde voorwaarde of beperking wat betreft tijd, plaats etc. Een voorbeeld van iets wat op algemene wijze genoemd is in de Qor-aan, is de Salaat (het gebed).
De Qor-aan noemt niet hoeveel Raka’aat we dienen te verrichten of hoe wij ons lichamelijk dienen te bewegen gedurende het gebed, noch wordt de tijd genoemd. Eveneens noemt de Qor-aan niet het minimale geldbedrag dat men dient te bezitten opdat men Zakaat (“armenbelasting”) dient af te staan, of volgens welke voorwaarden het (d.w.z. de Zakaat) betaald dient te worden. Vele van onze ‘Iebaadaat (handelingen van aanbidding) kunnen niet verricht worden, behalve als wij stilstaan bij de uitleg betreffende de regels, pilaren en voorwaarden die een handeling geldig ofwel ongeldig maken. Kortom, het is benodigd om ons te wenden tot de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) om de regels op uitvoerige en duidelijke wijze te kennen.
Vele malen bevonden de metgezellen zich in situaties waarover de Qor-aan geen oordeel noemde en het benodigd was om zich te wenden naar de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) om het oordeel te kennen over dergelijke situaties. Het was de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) die door Allah de Verhevene geboden was om de mensheid te onderwijzen en het was de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) die van de mensheid het meest op de hoogte was over wat Allah de Verhevene van ons verwacht.
Allah de Verhevene heeft ons verteld over de taak van Zijn boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem), wat betreft de Qor-aan, toen Hij de Glorieuze zei: “En wij deden aan jou de Vermaning (d.w.z. de Qor-aan) neerdalen om aan de mensen duidelijk te maken wat aan hen neergezonden is. En hopelijk zullen zij nadenken.” Soerat An-Nah’l (16), aayah 44.
Allah (de Verhevene) heeft ons tevens duidelijk gemaakt dat de taak van de boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) het duidelijk maken van de waarheid is, ten tijde van meningsverschillen: “En Wij hebben aan jou (O Moh’ammad) het Boek slechts doen neerdalen om hen duidelijk te maken waarin zij verschillen en als Leiding en Barmhartigheid voor een volk dat gelooft.” Soerat An-Nah’l (16), aayah 64.
Het is ons verplicht om elk oordeel van de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) te volgen, naar de uitspraak van de Verhevene: “Bij jouw Heer, zij geloven niet totdat zij jou laten oordelen over waar zij over van mening verschillen en dan in zichzelf geen weerstand vinden tegen wat jij oordeelde, en zij aanvaarden (het dan) volledig.” Soerat An-Nisaa-e (4), aayah 65.
Allah (de Verhevene) heeft tevens genoemd dat Hij de Qor-aan en de Wijsheid aan Zijn boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) gegeven heeft om de mensen de regels van hun religie te onderwijzen: “Voorzeker, Allah gaf een grote gunst aan de gelovigen, toen Hij tot hen een boodschapper uit hun midden stuurde. Hij (de boodschapper) draagt hen Zijn Verzen voor en hij reinigt hen en hij onderwijst hen het Boek en de Wijsheid, terwijl zij daarvoor zeker in duidelijke dwaling verkeerden.” Soerat Aali ‘Imraan (3), aayah 164.
Wat betreft het laatstgenoemde vers hebben de meeste geleerden en degenen met uitvoerige kennis gezegd dat de Wijsheid die genoemd is in de aayah iets anders betekent dan de Qor-aan. Het is namelijk wat Allah de Verhevene gegeven heeft aan Zijn boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) aan kennis van zaken en regels die de rest van de mensheid niet kan verkrijgen. Imaam As-Shaafi’ie (moge Allah hem genadig zijn) zei dat: “Allah de Verhevene het geschrift heeft genoemd, wat de Qor-aan is; en hij heeft de Wijsheid genoemd, en ik heb geleerd van de mensen met kennis dat de Wijsheid hier de Soennah van de boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) betekent. Het is uit genade van Allah de Verhevene dat Hij ons een manier heeft gestuurd om te praktiseren wat in de Qor-aan staat.”
Allah de Verhevene stopt niet door enkel het geschrift te noemen; en de toevoeging van de Soennah naast de Qor-aan is een indicatie van haar belang en de verplichting voor ons om het te volgen zoals wij de Qor-aan dienen te volgen. Imaam As-Shaafi’ie gaat door met het zeggen dat de letter “Wa” (d.w.z. “en” – deze staat in het vers tussen het woord Boek en Wijsheid) één van de letters is waarmee combinaties gevormd worden, wat vereist dat de twee delen die erdoor gekoppeld worden (d.w.z. door “Wa”) verschillend van elkaar dienen te zijn, want anders zou de zin overbodig zijn, en Allah de Verhevene is ver verheven boven dat – moge Allah ons behoeden voor dergelijke gedachten of uitspraken. Dus toen Allah de Verhevene zei dat Hij een grote gunst aan de gelovigen heeft gegeven - die genoemd is in laatstgenoemde vers – heeft Hij niets anders gegeven dan wat correct en waarheidsgetrouw is. De wijsheid (d.w.z. de Soennah) dient dan ook gevolgd te worden zoals de Qor-aan gevolgd wordt en de Verhevene heeft ons nooit geboden iets te volgen dan Hem en Zijn boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) wat moet betekenen dat deze Wijsheid hetgeen is wat van de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) kwam in de vorm van regels en uitspraken betreffende wetgeving.
Om het begrip Soennah en de verplichting aan ons om deze te volgen, te verduidelijken, heeft Allah de Majesteitelijke gezegd: “(Zij zijn) degenen die de boodschapper van Allah volgen, de ongeletterde profeet waarover bij hen in de Tawraat (Thora) en de Indjiel (Evangeliën) geschreven is. Hij (de profeet) beveelt hen het behoorlijke en hij verbiedt hen het verwerpelijke en hij staat hen de goede dingen toe en hij verbiedt hen de slechte dingen. En hij (de profeet) bevrijdt hen van hun lasten en van de boeien die op hen rustten. Degenen die hem geloven, hem bijstaan en hem helpen en die het Licht (de Qor-aan) volgen dat met hem is neergezonden, zij zijn degenen die welslagen.” Soerat Al-A’raaf (7), aayah 157.
Omdat dit onderwijs in het algemeen is genoemd in dit vers, dient het wel de regels van zowel de Qor-aan alsook de Soennah te omvatten.
Een zeer sterke indicator van de verplichting voor ons om de Soennah te volgen, kan gevonden worden in het volgende vers: “… En wat de boodschapper jullie geeft, neemt dat; maar dat wat hij jullie verbiedt, onthoudt jullie daarvan. En vreest Allah: voorwaar, Allah is hard in de bestraffing.” Soerat Al-H’ashr (59), aayah 7.
Allah (de Verhevene) heeft tevens de gehoorzaamheid aan Zijn boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) gelijkgesteld aan de gehoorzaamheid aan Hem: “En gehoorzaamt Allah en de boodschapper, hopelijk zullen jullie begenadigd worden.” Soerat Aali ‘Imraan (3), aayah 132.
We zijn door Allah (de Verhevene) gevraagd om gehoor te geven aan elk bevel en verbod van Zijn boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) in Zijn Uitspraak: “O jullie die geloven! Geef gehoor aan Allah en Zijn boodschapper wanneer hij (d.w.z. de boodschapper) jullie oproept tot wat jullie leven geeft…” Soerat Al-Anfaal (8), aayah 24.
Allah (de Verhevene) heeft de gehoorzaamheid aan de profeet gelijkgesteld aan gehoorzaamheid aan Hem (d.w.z. dat degene die de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) gehoorzaamt, tevens Allah (de Verhevene) gehoorzaamt) en het volgen van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) is tevens een indicatie voor het houden van Allah de Verhevene: “Wie de boodschapper gehoorzaamt, hij gehoorzaamt Allah waarlijk…” Soerat An-Nisaa-e (4), aayah 80.
“Zeg (O Moh’ammad): “Als jullie van Allah houden, volg mij dan: Allah zal van jullie houden en jullie zonden vergeven.” Soerat Aali ‘Imraan (3), aayah 31.
En Allah de Verhevene heeft ons gewaarschuwd voor het niet volgen van de instructies van Zijn boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem): “Laten degenen die zijn bevel (d.w.z. van de boodschapper) ongehoorzaam zijn, opletten dat een beproeving hen treft of een pijnlijke bestraffing hen treft.” Soerat An-Noer (24), aayah 63.
Het gaat zelfs verder dan dat, aangezien de Majesteitelijke ons bericht heeft dat het ongehoorzamen van Zijn boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) ongeloof is: “Zeg (O Moh’ammed): “Gehoorzaamt Allah en de boodschapper, maar als jullie je afwenden: voorwaar, Allah houdt dan niet van de ongelovigen.” Soerat Aali ‘Imraan (3), aayah 32.
Het is nooit toegestaan door Allah de Glorieuze dat een gelovige een bevel van Zijn boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) ongehoorzaam is: “En het past een gelovige man en een gelovige vrouw niet, wanneer Allah en Zijn boodschapper een zaak hebben besloten, om een andere keuze te maken in hun zaak. En wie Allah en Zijn boodschapper niet gehoorzaamt: waarlijk, hij verkeert in duidelijke dwaling.” Soerat Al-Ah’zaab (33), aayah 36.
Het niet volgen van de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem), wanneer een geschil zich voordoet, is een teken van hypocrisie naar de Uitspraak van de Verhevene: “En zij (de huichelaars) zeggen: “Wij geloven in Allah en de boodschapper en wij gehoorzamen.” Vervolgens wendt een groep van hen zich daarna af. En zij zijn niet de gelovigen. En wanneer zij tot Allah en Zijn boodschapper geroepen worden, opdat hij over hen oordeelt, dan is er een groep onder hen die zich afwendt. Maar indien het recht aan hun kant is, begeven zij zich nederig naar hem. Is er een ziekte in hun harten, of twijfelen zij, of vrezen zij dat Allah en Zijn boodschapper onrechtvaardig voor hen zijn? Integendeel, zij zijn degenen die de onrechtvaardigen zijn. De woorden van de gelovigen, wanneer zij naar Allah en Zijn boodschapper opgeroepen worden, opdat hij onder hen oordeelt, zijn slechts dat zij zeggen: “Wij horen en wij gehoorzamen.” En zij zijn degenen die de welslagenden zijn.” Soerat An-Noer (24), aayah 47-51.