Alle lof is voor Allah, wij prijzen Hem en zoeken Zijn Hulp en Vergiffenis. Wij zoeken toevlucht bij Hem tegen het kwaad van onze zielen en onze daden. Een ieder die Allah leidt, niemand kan hem laten dwalen, en een ieder die Hij laat dwalen, niemand kan hem leiden. Ik getuig dat er geen god is (die het recht heeft om aanbeden te worden) behalve Allah Alleen, Die geen partner heeft, en ik getuig dat Moh’ammed Zijn dienaar en boodschapper is. Voorts:
De taalkundige betekenis van het Arabische woord Djihaad (جهاد) is ‘inspannen’ of ‘streven’ en heeft betrekking op elke moeite wat door een persoon wordt gedaan. In deze zin spant een student zich in om af te studeren en streeft hij (om de tekst van dit artikel eenvoudig en gemakkelijk leesbaar te houden, zijn de mannelijke voornaamwoorden gebruikt, zonder de bedoeling om vrouwen uit te sluiten) naar het behalen van een diploma; een werknemer spant zich in om zijn werk goed te verrichten en om goede relaties met zijn werkgever te onderhouden; een politicus streeft naar behoud of toename van zijn populariteit bij zijn kiezers, enzovoort. De term ‘streven’ of ‘inspannen’ kan gebruikt worden voor en door zowel moslims alsook niet-moslims; bijvoorbeeld, Allah, de Ene en Enige Ware God, zegt in de Qor-aan: “En Wij hebben de mens bevolen goed te zijn voor zijn ouders, maar indien zij jou dwingen (Djahadaaka) om deelgenoten toe te kennen aan Mij, waarvan jij geen kennis hebt, gehoorzaam hen dan niet…” Soerat Al-‘Ankaboet (29), aayah 8. [zie ook Soerat Loeqmaan (31), aayah 15]
In deze twee Verzen van de Qor-aan zijn het niet-moslimouders die streven (Djaahadaaka) om hun moslimkind terug naar hun religie te krijgen.
In het westen wordt Djihaad gewoonlijk vertaald als ‘heilige oorlog,’ een gewoonte wat door de media algemeen bekend gemaakt is. Volgens Islamitische leringen is het onheilig om een oorlog uit te lokken of te beginnen; maar sommige oorlogen zijn onvermijdelijk en gerechtvaardigd. Als we de woorden ‘heilige oorlog’ terug naar het Arabisch vertalen, dan vinden we h’arboen moeqaddasah, of voor ‘de heilige oorlog’ al-h’arboe al-moeqaddasah. Wij dagen elke onderzoeker of geleerde uit om de betekenis van Djihaad als heilige oorlog in de Qor-aan of authentieke Ah’adieth-verzamelingen of in de vroegere Islamitische literatuur te vinden. Helaas vertalen sommige moslimschrijvers en vertalers van de Qor-aan en H’adieth en andere Islamitische literatuur, de term Djihaad als heilige oorlog, dit is voornamelijk te wijten aan de invloed van eeuwenoude westerse propaganda. Dit kan een weerspiegeling zijn van het christelijke gebruik van de term ‘heilige oorlog’ om te verwijzen naar hun Kruistochten van zo’n duizend jaar geleden. Echter, de Arabische woorden voor ‘oorlog’ in de Qor-aan en Ah’adieth zijn H’arb en Qitaal.
Voor moslims heeft de term Djihaad betrekking op elke vorm van inspanning en heeft door de tijd heen enkele bijzondere betekenissen ontwikkeld. De oorzaken van deze ontwikkeling zijn de Qor-aan (het Woord van God geopenbaard aan de profeet Moh’ammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem)) en Ah’adieth (overleveringen van wat de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) gedaan, gezegd of stilzwijgend goedgekeurd heeft). In de Qor-aan en Ah’adieth wordt het woord Djihaad verschillende keren gebruikt in diverse contexten, die we nu zullen behandelen.
1. Het erkennen van de Schepper en Hem het meest liefhebben.
Het is de menselijke aard om meer te houden van datgene wat hij met zijn ogen kan zien en wat hij met zijn zintuigen kan voelen, dan van de Ongeziene Werkelijkheid. De Schepper van het universum en de Ene God is Allah. Hij is de Ongeziene Werkelijkheid Die wij neigen te negeren en niet te erkennen. De Qor-aan spreekt tot diegenen die beweren gelovigen te zijn: “O jullie die geloven (hopelijk voelt u zich aangesproken!), neem jullie vaders en jullie broeders niet als leiders wanneer zij het ongeloof verkiezen boven het geloof. En wie van jullie hen tot leiders maakt: zij zijn degenen die de onrechtplegers zijn. Zeg: “Als jullie vaders en jullie zonen en jullie broeders en jullie echtgenotes en jullie familie en de bezittingen die jullie verworven hebben en de handel waarvan jullie verlies vrezen en de huizen die jullie behagen, jullie dierbaarder zijn dan Allah en Zijn boodschapper en het strijden (strijden is het leveren van strijd; dit kan met wapens, woorden of andere middelen zijn. Het strijden met wapens is in de Islaam enorm beperkt en aan strenge regels verbonden. We dienen het verschil in gebruik van Djihaad (strijden, inspannen, streven) en Qitaal (strijden, vechten) op te merken)(Djihaadin) op Zijn Weg, wacht dan tot Allah met Zijn beschikking komt. En Allah leidt het zwaar zondige volk niet.” Soerat At-Tawbah (9), aayah 23-24.
Het is inderdaad een strijd (grote inspanning) om Allah (de Verhevene) op de eerste plaats te zetten en om meer van Hem te houden dan van onze geliefde familieleden, onze bezittingen, onze wereldse ambities en onze eigen levens. Vooral voor een niet-moslim die zich bekeert tot de Islaam kan het een moeilijke strijd zijn in verband met de weerstand van zijn familie, vrienden, collegae en samenleving.
2. Weerstand bieden aan de druk van ouders, collegae en de samenleving.
Als een persoon eenmaal besloten heeft om de Schepper van het universum boven al het andere te plaatsen, kan het gebeuren dat hij onder enorme druk komt te staan. Het is niet gemakkelijk om weerstand te bieden aan zulke druk en te streven om toewijding en liefde tegenover Allah (de Verhevene) boven al het andere te handhaven. Een persoon die voorheen een andere religie had en de Islaam aanvaardt, kan onderworpen worden aan een druk om hem terug te laten keren naar de religie van zijn familie. We lezen in de Qor-aan: “Gehoorzaam daarom de ongelovigen niet en strijd tegen hen (Djahid-hoem) met een grote strijd (Djihaadan Kabiera).” Soerat Al-Foerqaan (25), aayah 52.
3. Het standvastig op het Rechte Pad blijven.
Allah (de Verhevene) zegt in de Qor-aan: “En streef (Djadihoe) naar Allah volgens het streven (Djihaadihi) waar Hij recht op heeft. Hij heeft jullie uitgekozen en Hij heeft het jullie in de Dien (godsdienst) niet moeilijk gemaakt…” Soerat Al-H’adj (22), aayah 78.
“En wie (voor Allah) strijdt (Djahada), strijdt (Yoedjahidoe) slechts voor zichzelf. Voorwaar, Allah is zeker vrij van de behoeften van de werelden.” Soerat Al-‘Ankaboet (29), aayah 6.
Wat betreft degenen die zich inspannen en worstelen om te leven als ware moslims, wiens levens moeilijk gemaakt worden door de vervolging en tegenwerking door hun tegenstanders, zij worden geadviseerd om te emigreren naar een vreedzamer en toleranter land, en om door te gaan met een strijd omwille van Allah (de Verhevene). Allah de Verhevene zegt in de Qor-aan: “Voorwaar, (tot) degenen waarvan de zielen door de engelen worden meegenomen (zij sterven), en die onrechtvaardig tegenover zichzelf waren, zeggen zij: “In wat voor toestand waren jullie (toen jullie stierven)?” Zij zeggen: “Wij waren de onderdrukten op aarde.” Zij (de engelen) zeggen: “Was de aarde van Allah niet (zo) uitgestrekt dat jullie daarop hadden kunnen uitwijken?”…” Soerat An-Nisaa-e (4), aayah 97.
“Voorwaar, degenen die geloven en degenen die uitgeweken zijn (om aan de vervolging te ontsnappen) en strijden (Djahadoe) op de Weg van Allah, zij zijn degenen die hopen op de Barmhartigheid van Allah…” Soerat Al-Baqarah (2), aayah 218.
Allah (de Verhevene) test de gelovigen in hun geloof en hun standvastigheid: “Dachten jullie dat jullie het Paradijs binnen zouden gaan zonder dat Allah degenen die streden (Djahadoe) van jullie gekend doet worden en de geduldigen gekend doet worden?” Soerat Aal-‘Imraan (3), aayah 142.
“En Wij zullen jullie zeker beproeven met iets van vrees en honger en vermindering van bezittingen en levens en vruchten. Maar geef verheugende tijdingen aan de geduldigen.” Soerat Al-Baqarah (2), aayah 155.
In de geschiedenis van Islaam zien we dat de profeet Moh’ammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem) en zijn volgelingen gedurende drie jaar sociaal en economisch geboycot werden om hem te dwingen te stoppen met het verspreiden van zijn boodschap en een compromis te sluiten met de afgodenaanbidders, maar hij bood weerstand en realiseerde een morele overwinning. Haykal, M. H., The life of Moh’ammad, Tr. Ismail R. Faruqi, American Trust Publications, 1976, p. 132.
4. Streven naar rechtschapen daden.
Allah (de Verhevene) verklaart in de Qor-aan: “En degenen die omwille van Ons streven (Djahadoe), die zullen Wij zeker Leiding schenken op Onze wegen. En voorwaar, Allah is zeker met de weldoeners.” Soerat Al-‘Ankaboet (29), aayah 69.
Wanneer we geconfronteerd worden met twee concurrerende belangen, dan wordt het een Djihaad om de juiste te kiezen, zoals de volgende H’adieth illustreert: “‘Aa-ishah (moge Allah tevreden met haar zijn) de vrouw van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem), vroeg: “O boodschapper van Allah, wij zien Djihaad als het beste van de daden, dienen we ons er dan bij aan te sluiten?” Hij antwoordde: “Maar het beste van Djihaad is een perfecte H’adj (bedevaart naar Mekkah).” Sah’ieh’ Al-Boekhaarie.
Tijdens een andere aangelegenheid, vroeg een man aan de profeet Moh’ammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem): “Moet ik deelnemen aan de Djihaad?” Hij vroeg: “Heb jij ouders?” De man zei: “Ja.” De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Dan streef door hun te helpen!” Sah’ieh’ Al-Boekhaarie.
Een andere man vroeg eens aan Allah’s boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem): “Welk soort Djihaad is beter?” Hij antwoordde: “Een woord van waarheid tegenover een tirannieke heerser!” Soenen An-Nasaa-ie.
Allah’s boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft gezegd: “…de Moedjahid (degene die Djihaad voert) is degene die vecht tegen zichzelf (Djihaad an-Nefs: strijd met je eigen “ik”, met je ego, je begeerten en je lusten) omwille van Allah, en de Moehadjir (degene die [e]migreert) is degene die slechte daden en zonden verlaat.” Sah’ieh’ Ibn H’ibbaan.
5. Het hebben van moed en standvastigheid om de boodschap van Islaam te verspreiden.
De Qor-aan verhaalt over de ervaringen van een aantal profeten en goede mensen die enorm leden doordat zij probeerden om de boodschap van Allah (de Verhevene) aan de mensheid mede te delen. Bijvoorbeeld, zie de Qor-aan 26:1-190 en 36:13-32. Allah (de Verhevene) prijst in de Qor-aan vooral diegenen die zich inspannen om Zijn boodschap bekend te maken: “En wiens woord is beter dan dat van hem die (andere mensen) oproept tot Allah en die goede werken verricht, en die zegt: “Voorwaar, ik behoor tot de moslims.” Soerat Foesilat (41), aayah 33.
Onder ongunstige omstandigheden vergt het grote moed om een moslim te blijven, je zelf moslim te verklaren en om anderen tot de Islaam uit te nodigen. We lezen in de Qor-aan: “Voorwaar, de (ware) gelovigen zijn slechts degenen die in Allah en Zijn boodschapper geloven, die vervolgens niet twijfelen en die met hun bezittingen en hun levens strijden (Djihadoe) op de Weg van Allah. Zij zijn de waarachtigen.” Soerat Al-H’oedjoeraat (49), aayah 15.
6. Verdedigen van Islaam en de gemeenschap.
Allah de Verhevene verklaart in de Qor-aan: “Toestemming (om te vechten) is gegeven aan degenen die bevochten worden (om zich te verdedigen), omdat zij met onrecht behandeld worden. En voorwaar, Allah is zeker bij machte hen te helpen. (Zij zijn) degenen die zonder recht zijn verdreven uit hun huizen, alleen maar omdat zij zeiden: “Onze Heer is Allah.”…” Soerat Al-H’adj (22), aayah 39-40.
De Qor-aan staat vechten toe om de religie van Islaam en de moslims te verdedigen. Deze toestemming omvat het vechten in zelfverdediging en voor de bescherming van familie en bezit. De vroegere moslims vochten vele veldslagen tegen hun vijanden onder het leiderschap van de profeet Moh’ammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem) of zijn afgevaardigden. Bijvoorbeeld, toen de afgodenaanbidders van Qoraysh legers op de been brachten om tegen de profeet Moh’ammed te vechten, vochten de moslims om hun religie en gemeenschap te verdedigen. Haykal, blz. 216, 242, 299 en 414 voor de veldslagen van Bedr, Oeh’oed, Al-Khandaq en H’oenayn, respectievelijk.
De Qor-aan verklaart verder: “En strijd (Qatiloe) op de Weg van Allah tegen degenen die tegen jullie strijden (Yoeqatiloenakoem) en overtreed niet. Voorwaar, Allah heeft de overtreders niet lief. …En bestrijd hen (Qatiloehoem) tot er geen Fitnah (meer) is en de godsdienst aan Allah behoort, maar als zij dan ophouden, dan is er geen vijandschap, behalve tegen de onrechtplegers.” Soerat Al-Baqarah (2), aayah 190, 193.
7. Het helpen van bondgenoten die misschien geen moslims zijn.
In de latere periode van het leven van de profeet Moh’ammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem), werd de stam van Banoe Khoezaa’ah zijn bondgenoot. Zij leefden vlakbij Mekkah wat onder bestuur stond van de heidense Qoraysh, de stam van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem). De stam van Banoe Bakr, een bondgenoot van de Qoraysh, viel Banoe Khoezaa’ah aan met behulp van enkele personen van Qoraysh. Banoe Khoezaa’ah deed een beroep op het verdrag en eiste van de profeet Moh’ammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem) om hen te komen te helpen en de Qoraysh te bestraffen. De profeet Moh’ammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem) organiseerde een campagne tegen de Qoraysh van Mekkah wat resulteerde in de verovering van Mekkah wat plaatsvond zonder enige veldslag. Haykal, p. 395 voor de verovering van Mekkah.
8. De verbanning van degenen die verraderlijk handelen.
Allah (de Verhevene) beveelt de moslims in de Qor-aan: “En als jij verraad vreest van een volk, hef het (verbond) dan met wederzijdse duidelijkheid op. Voorwaar, Allah houdt niet van de verraders.” Soerat Al-Anfaal (8), aayah 58.
De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) ondernam een aantal gewapende campagnes om verraderlijke mensen hun macht te ontnemen en om hen uit hun woonplaatsen te verdrijven. Hij was met enkele joodse stammen verdragen aangegaan, echter, sommige van hen bleken verraderlijk. De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) voerde enkele gewapende campagnes tegen deze stammen uit, versloeg hen en verbande hen uit Madienah en omgeving. Haykal, blz. 245, 277, 311 en 326 voor campagnes tegen de stammen van Banoe Qaynoeqaa', Banoe Al-Nadheer, Banoe Qoeraydhzah en Banoe Lih’yan, respectievelijk. Zie ook p. 283 voor de Veldslag van Dzaat Al-Riqaa'.
9. Verdediging door preventieve aanvallen.
Het is inderdaad moeilijk om mensen te mobiliseren om te vechten wanneer zij geen aanvallers in hun gebied zien; maar de personen die verantwoordelijke posities bekleden, zien de gevaren vooraf en moeten leiderschap verschaffen. Allah’s boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) had de verantwoordelijkheid om zijn mensen en de religie die hij in Arabië gevestigd had te beschermen. Telkens wanneer hij inlichtingen ontving over vijanden die zich nabij zijn grenzen verzamelden, voerde hij preventieve aanvallen uit, brak hun macht en joeg hen uiteen. Haykal, blz. 284, 327, 366, 387, 393, 443 en 515 voor de Veldslagen van Dawmat Al-Djandal, Banoe Al-Moestaliq, Khaybar, Moe-eteh, Dzaat As-Salaasil, Taboek en de Campagne van Oesaamah ibn Zayd, respectievelijk.
Allah (de Verhevene) beveelt de moslims in de Qor-aan: “De strijd (Al-Qitaal) is jullie verplicht, terwijl jullie er een afkeer van hebben. Maar het kan zijn dat jullie afkeer van iets hebben, terwijl het goed is voor jullie; en het kan zijn dat jullie van iets houden, terwijl het slechts is voor jullie. En Allah weet, terwijl jullie niet weten.” Soerat Al-Baqarah (2), aayah 216.
10. Het verkrijgen van vrijheid om de boodschap van Islaam mee te delen en te onderwijzen in een open en vrije samenleving.
Allah (de Verhevene) verklaart in de Qor-aan: “Zij vragen jou (Moh’ammed) over de strijd (Qitaal) in de Gewijde maanden. Zeg (O Moh’ammed): “De strijd daarin is een grote zonde. En het afhouden van het Pad van Allah en ongeloof aan Hem en (het versperren van de toegang tot) de Masdjid Al-H’araam (de Gewijde Moskee te Mekkah) en het verdrijven van de bewoners er omheen, (dit alles) is nog erger bij Allah. En Fitnah (hier: afgoderij) is erger dan het doden. En zij zullen niet ophouden jullie te bestrijden (Yoeqatiloenakoem) totdat zij jullie van jullie godsdienst hebben afgebracht (en afvalligen hebben gemaakt), als zij daartoe in staat zouden zijn…” Soerat Al-Baqarah (2), aayah 217.
“En (zij zijn) degenen die, als onrecht hen treft, zich verdedigen.” Soerat As-Shoera (42), aayah 39.
Om deze vrijheid te verkrijgen, zei de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem): “Strijd (Djahidoe) tegen de ongelovigen met jullie handen en tongen.” Sah’ieh’ Ibn H’ibbaan.
Het leven van de profeet Moh’ammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem) was vol met strijd om de vrijheid te verkrijgen om de boodschap van Islaam mee te delen en te verspreiden. Tijdens zijn verblijf in Mekkah gebruikte hij geweldloze manieren, en na de stichting van zijn regering in Madienah, met de toestemming van Allah (de Verhevene), gebruikte hij gewapende strijd tegen zijn vijanden telkens wanneer hij het onvermijdbaar achtte.
11. Het bevrijden van mensen van tirannie.
Allah de Verhevene vermaant de moslims in de Qor-aan: “En waarom zouden jullie niet vechten (Toeqatiloen) op de Weg van Allah (Fie sabieli llah) en (ter verdediging) van de onderdrukten van de mannen en de vrouwen en de kinderen, degenen die zeggen: “Onze Heer, haal ons weg uit deze stad, waar de mensen onrecht plegen en breng ons van Uw Zijde een beschermer en breng ons van Uw Zijde een helper!”” Soerat An-Nisaa-e (4), aayah 75.
De missie van onze geliefde profeet Moh’ammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem) was om de mensen te bevrijden van tirannie en uitbuiting door onderdrukkende systemen. Eenmaal vrij, waren de individuen in de maatschappij dan vrij om te kiezen voor de Islaam of niet. In de Islaam is geen plaats om mensen gedwongen de Islaam te laten aanvaarden. Allah (de Verhevene) zegt bijvoorbeeld in de Qor-aan: “Er is geen dwang in de godsdienst. Waarlijk, de rechte leiding is duidelijk onderscheiden van de dwaling..." (Soerat Al-Baqarah (2), aayah 256). De opvolgers van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) volgden zijn voorbeeld en hielpen de onderdrukte mensen. Bijvoorbeeld, nadat de onderdrukte mensen van Spanje de moslims herhaaldelijk om hulp hadden verzocht, werd Spanje door de moslims bevrijd en de tirannieke heersers verwijderd. Na de verovering van Syrië en Irak door de moslims, zei de christelijke bevolking van H’ims (stad in Syrië) naar verluidt tegen de moslims: “Wij vinden jullie bestuur en rechtvaardigheid veel beter dan de toestand van onderdrukking en tirannie waar we onder leefden.” Hitti, Philip K., History of the Arabs, St. Martin's Press, New York, 1970, p. 153.
De verslagen heersers van Syrië waren Romeinse christenen, en Irak werd bestuurd door Zoroastische Perzen. Zarathoestra (Zoroaster) is de stichter van de Oud-Perzische godsdienst mazdeïsme of parsisme. Zoroaster leefde waarschijnlijk ca. 600 v.C. in het noordoosten van Perzië (de oude naam van Iran).