Hij werd geboren in een omgeving van comfort en luxe. Zijn vader was de gouverneur van Al-Oeballah en was namens de koning van Perzië daar ook de heerser. Hij was één van de Arabieren die lang voor de komst van de Islaam naar Irak emigreerde. In zijn paleis aan de oever van de rivier Eufraat vlakbij Mosoel (noor Irak), leefde het kind gelukkig en comfortabel.
Op een dag werd het land aangevallen door de Romeinen (Byzantijnen) die een grote groep mensen gevangen namen. Ze hadden de jonge Soh’ayb ibn Sinaan tot slaaf gemaakt. Hij werd door de slavenhandelaars meegenomen en zijn lange reis eindigde uiteindelijk in Mekka. Nadat hij de meeste tijd van zijn jeugd in Romeins land had doorgebracht waar hij hun taal en dialect leerde, werd hij in Mekka verkocht aan ‘Abdoellaah ibn Djoed’aan. Zijn meester was zo onder de indruk van zijn intelligentie, energie en oprechtheid, dat hij hem vrij liet en hem de mogelijkheid gaf om samen met hem handel te drijven.
Op een dag... laat zijn vriend ‘Ammaar ibn Yaasir ons maar vertellen wat er op die dag gebeurde: “Ik ontmoette Soh’ayb ibn Sinaan bij de voordeur van Daar Al-Arqam toen de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) daar was. Ik vroeg: “Wat wil jij?” Hij antwoordde: “En wat wil jij?”
Ik zei: “Ik wil Moh’ammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem) ontmoeten en horen wat hij zegt.” Hij zei: “Ik wil hetzelfde.” Samen gingen wij naar binnen en ontmoetten de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) die ons uitnodigde om de Islaam te accepteren, en wij bekeerden ons. Wij bleven daar tot het donker werd en vertrokken in het geheim.”
Vanaf dat moment wist Soh’ayb (moge Allah tevreden met hem zijn) steeds beter zijn pad naar Daar Al-Arqam te vinden. Hij begon ook steeds beter zijn pad naar de leiding en het licht te vinden, maar ook zijn pad naar moeilijke opofferingen.
Het naar binnengaan door de houten die de Daar Al-Arqam en wat daar binnen was scheidde van de buitenwereld was niet alleen een drempel oversteken, maar eerder het oversteken van een wereld vol limieten. Vanuit een oude wereld en alles wat haar vertegenwoordigde – religie, normen en waarden en het leven – oversteken naar een nieuwe wereld en alles wat haar vertegenwoordigde – religie, normen en waarden en het leven. De drempel van Daar Al-Arqam oversteken, die niet breder was dan een meter, betekende in werkelijkheid het oversteken van een zee vol terreur, die steeds breder en groter werd. Zo’n groot obstakel oversteken, zo’n drempel, betekende het begin van een tijdperk dat vol was met grote verantwoordelijkheden. En voor wat betreft de arme, de vreemde en de slaaf die de drempel van de Daar Al-Arqam overstaken, betekende dit het maken van uitzonderlijke opofferingen.
Soh’ayb (moge Allah tevreden met hem zijn), onze held, was een vreemde: ‘Ammaar ibn Yaasir, zijn vriend die hij aan de deur ontmoette, was een arme man. En waarom ondergingen zij nu vrijwillig folteringen van hun vijanden? Het was de roep naar het geloof, die niet weerstaan kon worden. Het was het goede karakter van Moh’ammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem), de geur die de harten van de eerbiedigen met liefde en leiding vulde. Het was zijn nieuwe schijnende grootsheid. De gedachten van de mensen hadden genoeg van het oude, met al haar misleiding en corruptie. Maar het was vooral de Genade van Allah de Genadevolle die Hij schenkt aan wie Hij wil, en Zijn Leiding en Bescherming schenkt Hij aan iedereen die naar Hem terugkeerd.
Soh’ayb (moge Allah tevreden met hem zijn) bezat een belangrijke positie in de rangen van de gelovigen. Hij nam een grote en hoge positie in onder degenen die vervolgd en gemarteld werden, en hij nam een grote positie in onder de genereuzen en degenen die zichzelf opofferden. Als een moslim die de eed van trouw (Bay’ah) zwoer aan de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) en die onder de banier van de Islaam liep, omschreef hij zijn loyaliteit en verantwoordelijkheden als volgt: “Ik was in elke situatie aanwezig die door de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) werd bijgewoond. Ik was bij elke aangelegenheid betreffende het afleggen van de eed van trouw aanwezig die door de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) werd afgenomen. Ik was bij elke expeditie aanwezig die door hem werd georganiseerd. De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) nam nooit deel aan een aanval, aan het begin noch aan het einde, zonder mijn aanwezigheid aan zijn linker- of rechterkant. Telkens als de moslims gevaar van voren vreesden, dan was ik daar in de voorste linies, en wanneer zij gevaar van achteren vreesden, dan was ik daar in de achterste linies. Ik liet de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) nooit een positie innemen tussen mij en de vijand totdat hij (Allah’s vrede en zegen zij met hem) Allah ontmoette.” Het was een verbazingwekkend beeld van een uitzonderlijke overtuiging en een grote loyaliteit. Sinds de eerste dag dat hij het licht van Allah ontving en zijn hand op die van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) legde, was hij doordrenkt met zo’n uitzonderlijke overtuiging. Vanaf die dag verwierf zijn relatie met de mensen en de wereld, laat staan met zichzelf, een geheel nieuwe dimensie.
Hij ging dapper en moedig zijn verantwoordelijkheden aan en bleef nooit achter wanneer er gevaar dreigde of in situaties die de aandacht nodig hadden. Zijn gepassioneerde liefde en zijn vurige verlangen waren niet gebaseerd op eigengewin, (oorlogs)buit en hebberigheid, maar puur op basis van zelfopoffering.
Het begon allemaal pas echt voor hem op de dag van de Hidjrah. Op die dag verliet hij zijn gehele rijkdom, al zijn goud dat hij door succesvolle handel had verworven tijdens de vele jaren die hij in Mekka verbleef. Hij verliet zijn gehele rijkdom en alles wat hij bezat, binnen enkele seconden.
Toen de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) op het punt stond om te migreren, was Soh’ayb (moge Allah tevreden met hem zijn) daarvan op de hoogte en dat hij één van de drie zou zijn (om te migreren): de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem), Aboe Bakr (moge Allah tevreden met hem zijn) en Soh’ayb (moge Allah tevreden met hem zijn). Echter, de Qoeraysh besloten de migratie van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) te verhinderen. Soh’ayb (moge Allah tevreden met hem zijn) viel in één van hun vallen en kon daardoor voor een bepaalde tijd niet migreren, terwijl zijn profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) en zijn metgezel (moge Allah tevreden met hem zijn) richting de zegeningen van Allah vertrokken.
Soh’ayb (moge Allah tevreden met hem zijn) twistte, praatte en discussieerde totdat hij zich verlostte van zijn vervolgers. Hij maakte zijn kameel rijklaar en haastte zich richting de woestijn. Maar de Qoerayshieten lieten hun jagers hem achterna gaan. Toen zij Soh’ayb (moge Allah tevreden met hem zijn) naderden en hij hen aan zag komen, begon hij van een afstand naar hen te schreeuwen: “O mensen van Qoeraysh, jullie weten dat ik de beste scherpschutter ben. Bij Allah, jullie kunnen mij niet bereiken voordat ik met mijn pijl en boog op elk van jullie schiet, en dan zal ik jullie met mijn zwaard neerslaan totdat het valt. Kom maar, als jullie het willen proberen. Of als jullie willen, vertel ik jullie waar mijn geld is, zodat jullie mij met rust laten.”
De Qoerayshieten kwamen overeen om zijn geld te nemen en zeiden tegen Soh’ayb: “Jij kwam naar ons als een arme ellendeling. Jouw geld vermeerderde in ons land en onder ons bezat jij een hoge positie en nu wil jij samen met jouw geld ontsnappen?” Hij wees hen naar de plaats waar hij zijn fortuin had verstopt en zij lieten hem daarop met rust en keerden terug naar Mekka. Vreemd genoeg geloofden zij zijn woorden zonder enige twijfel en zonder voorzorgsmaatregelen. Zij vroegen hem niet om zijn eerlijkheid te bewijzen, noch vroegen zij hem om te zweren. Deze situatie schonk hem een grote eer, die hij ook verdiende als een eerlijk en waarheidsgetrouwe man.
Alleen, maar zeer gelukkig, vervolgde Soh’ayb (moge Allah tevreden met hem zijn) zijn reis totdat hij de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) bij Qoebaa-e bereikte. Toen Soh’ayb (moge Allah tevreden met hem zijn) in het zicht van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) kwam, zat de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) en was omgeven door zijn metgezellen (moge Allah tevreden met hen zijn). Toen de profeet (moge Allah tevreden met hem zijn) hem zag, riep de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) vreugdevol: “O Aboe Yah’yaa! Een succesvolle aankoop! Een succesvolle aankoop!”
Waarlijk, Soh’ayb (moge Allah tevreden met hem zijn) betaalde zijn gehele fortuin - een fortuin dat hij zijn gehele jeugd bij elkaar had gespaard - in ruil voor zijn gelovige ziel. Hij had nooit het gevoel dat het een oneerlijke ruil was. Geld, goud, de hele wereld, het was het allemaal waard zolang hij zijn geloof en de vastberadenheid van zijn geloof behield.
De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) hield zeer veel van hem. Naast het feit dat hij vroom en godvrezend was, was hij ook een vrolijke en een joviale persoon. De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zag hem eens dadels eten toen één van zijn ogen ontstoken was. De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) vroeg hem vrolijk: “Eet jij dadels wanneer één van jouw ogen ontstoken is?” Hij zei: “Wat is daar verkeerd aan? Ik eet ze met het andere oog!”
Hij was een genereuze donor, gaf zijn gehele salaris dat hij uit de Baitoe l-Maal (openbare schatkist) kreeg, weg aan de zaak van Allah (de Verhevene): hij hielp de behoeftigen, stond de bedroefden terzijde en gaf het beste voedsel aan de behoeftigen, de wezen en de gevangenen. Zijn extreme generositeit trok eens de aandacht van ‘Oemar (moge Allah tevreden met hem zijn) die tegen hem zei: “Ik zie jou de mensen te veel voeden, zoveel dat jij zelfs verkwist.” Soh’ayb (moge Allah tevreden met hem zijn) zei tegen hem: “Ik hoorde de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zeggen: ‘De beste van jullie is degene die anderen voedt.’”
Het leven van Soh’ayb (moge Allah tevreden met hem zijn) was vol verdienstelijke en uitzonderlijke situaties. En gekozen worden door ‘Oemar (moge Allah tevreden met hem zijn) om het gebed te leiden was ook een andere verdienste die erbij geteld kan worden. Toen de bevelhebber van de gelovigen (‘Oemar (moge Allah tevreden met hem zijn)) werd aangevallen en neer werd gestoken op het moment dat hij tijdens het Fadjr gebed de moslims voorging en hij zijn einde steeds dichterbij zag komen, begon hij zijn metgezellen te adviseren. Zijn laatste woorden waren: “Laat Soh’ayb de mensen in het gebed voorgaan.”
Op die dag koos ‘Oemar (moge Allah tevreden met hem zijn) zes metgezellen uit en vertrouwde aan hen toe om een nieuwe khalief te kiezen. De khalief van de moslims was degene die het gebed normaal gesproken leidde. Wie zou er in de dagen na de dood van de bevelhebber van de gelovigen (Amier al-Moe-emenien) en totdat er een nieuwe khalief gekozen werd, de mensen in het gebed voorgaan?
‘Oemar (moge Allah tevreden met hem zijn) was gewoon om een beslissing duizend keer te overwegen voordat hij iemand uitkoos (voor een taak) en vooral in die bijzondere situatie waarbij zijn ziel op het punt stond om Allah (de Verhevene) te ontmoeten. Als hij koos, dan was er niemand die er meer recht op had dan de uitgekozen persoon. En hij koos Soh’ayb ibn Sinaan (moge Allah tevreden met hem zijn). Hij koos hem om de moslims in het gebed voor te gaan totdat de volgende khalief zijn verantwoordelijkheden kon overnemen.
Hij koos hem, ondanks zijn Romeins accent. Deze keus was een goddelijke zegening die de vrome aanbidder Soh’ayb ibn Sinaan (moge Allah tevreden met hem zijn) verkreeg.