Van tijd tot tijd kiezen wij een van de ah’adieth van Al-Moestafaa (Al-Moestafaa (Alladzhie istafaahoe-llaah, uitverkoren) is een van de namen van de profeet Moh’ammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem))(Allah’s vrede en zegen zij met hem) uit en staan wij erbij stil. En wij hebben eerder gezegd dat elke h’adieth van de Rasoel (de boodschapper) (Allah’s vrede en zegen zij met hem) geschikt is als onderwerp voor een hele preek (khoetbah), lezing of les die aan de mensen wordt voorgedragen. Uit zijn woorden kunnen de mensen kennis halen betreffende hun toestand en kunnen zij de mate inschatten van hoe dichtbij of hoe ver verwijderd zij zijn van hetgeen Allah de Verhevene van hen verlangt. Onze h’adieth van vandaag is de h’adieth van ‘Abdoellaah ibn ‘Amr ibn Al-‘Aas (moge Allah tevreden met hem zijn) die met een sah’ieh’ isnaad (authentieke keten) overgeleverd is in de Moesnad van Imaam Ah’mad.
‘Abdoellaah ibn ‘Amr ibn Al-‘Aas (moge Allah tevreden met hem zijn) heeft gezegd: “De boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei tegen mij: “Wat zal jouw toestand zijn als jij je onder de h’athaalah (h’athaalah betekent letterlijk vertaalt: het schuim der mensen. Hier wordt er bedoeld: de slechtste der mensen, het uitschot.)van de mensen bevindt?” Ik zei: O boodschapper van Allah, hoe zal dat zijn? Hij (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Als hun beloften en betrouwbaarheid afbreuk van hen hebben gedaan (d.w.z. niet vervuld worden), en zij ‘zo’ worden” – en hij verstrengelde zijn vingers.” Hij (‘Abdoellaah) zei: “Ik zei: wat moet ik dan doen, o boodschapper van Allah?” Hij (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Vrees Allah (de Verhevene) en neem wat je kent en laat wat je niet kent en hou je bezig met je eigen zaken en pas op voor hun algemene zaken (d.w.z. de zaken waarmee de meerderheid van de mensen zich bezigt).” (en het behoort tot de opzienbarende fiqh (begrip) van Imaam Al-Boekhaarie (moge Allah hem genadig zijn) dat hij deze h’adieth vermeld heeft in het Boek van het Gebed, in het hoofdstuk “Het verstrengelen van de vingers in de moskee en andere (momenten).”)
En in de Soenan van Aboe Daawoed lezen wij de overlevering: “De boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft gezegd: “Wat zullen jullie doen in een tijdperk waarin de mensen door een zeef gezeefd zullen worden en de h’athaalah van de mensen zal overblijven.
Hun beloften en betrouwbaarheid zullen zij breken en zij zijn het met elkaar oneens geworden en ‘zo’ geworden” – en hij verstrengelde zijn vingers ineen.” Zij vroegen: “Wat moeten wij dan doen, o boodschapper van Allah?” Hij (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Neem wat jullie kennen en laat hetgeen jullie niet kennen en hou jullie bezig met jullie eigen zaken en neem afstand van de algemene zaken (van de mensen).”
En in een andere versie is er overgeleverd dat ‘Abdoellaah ibn ‘Amr ibn Al-‘Aas (moge Allah tevreden met hem zijn) heeft gezegd: “Toen wij bij de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) waren, noemde hij de fitnah (tijd van rampspoed). Hij (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Wanneer jullie zien dat de mensen hun beloften niet vervullen en hun betrouwbaarheid vermindert en zij ‘zo’ worden” – en hij strengelde zijn vingers ineen. Hij (‘Abdoellaah ibn ‘Amr) zei: “Ik stond toen op en zei: wat moet ik dan doen, moge Allah mij als offer voor u maken?” Hij (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: “Blijf in je huis en waak over je tong en neem wat je kent en laat hetgeen je niet kent en hou je bezig met je eigen zaken en neem afstand van de zaken van de meerderheid (van de mensen).” Zie Soenan Abie Daawoed, Kitaab al Malaah’iem, 37/4328.
Het eerste punt van deze geweldige h’adieth waar we bij dienen stil te staan, is de uitspraak: “Wat zal jouw toestand zijn als jij je onder de h’athaalah van de mensen bevindt?”
In het Arabisch staat er Al-H’athaalah en dit is hetgeen achterblijft in het glas; het is het laagste of slechtste gedeelte van iets. De h’athaalah van een dadel is het slechtste gedeelte van een dadel en dat waar niets goeds in zit. En zo is het ook met de meest slechten onder de mensen, de meest kwaadaardige en laatste onder hen; zij zijn degenen in wie niets goeds zit.
Ja, o geliefden, een groep van de mensen bereikt deze toestand die de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft beschreven. Zij zullen het uitschot onder de mensen zijn – moge Allah mij en jou hiervan behoeden. Ik denk niet dat het jou al te veel moeite kost, mijn moslimbroeder, om bepaalde individuen van deze soort te vinden onder de mensen. En helaas begint deze h’athaalah te groeien, toe te nemen en te vermeerderen. In elke stand of klasse zijn zij de slechtste en in alle opzichten zijn zij de slechtste. Deze h’athaalah bekommeren zich niet om de toestand van de mensen; het kan hen niets schelen of een situatie zich verbetert, noch of bepaalde slechte zaken verdwijnen. Het interesseert hen evenmin of goed begrip en het goede onder de mensen verspreidt wordt of niet. Dit komt omdat zij behoren tot de h’athaalah – het uitschot onder de mensen - zij leven voor hun buiken en begeerten. Zij zijn enkel in zichzelf geïnteresseerd, het belangrijkste is dat zij in stand blijven, dat zij eten tot zij vol raken en dat zij meer bezit kunnen verzamelen, en alles wat daar buiten komt, komt niet in hun gedachtewereld op. Hoeveel mensen kennen wij, o mijn geliefden, die aan deze beschrijving voldoen? Hoeveel mensen behoren inmiddels tot dit soort mensen, mijn dierbare broeders?
Zij maken zich niet druk om de realiteit, en de zorgen van anderen bedroeven hen niet en zij maken zich om niemand druk. Zij slapen zoveel als hun ogen dat willen en eten zoveel als hun buiken hun opdragen en lachen zoveel als hun monden dat willen. Als deze groep mensen in een samenleving, land of gemeenschap groot is, dan zal het verderf en rampspoed drastisch toenemen.
Dit dient in de gedachten van een moslim als een waarschuwing te klinken; hij mag niet enkel voor zichzelf leven, want dit is de manier van leven van de dieren (zelfs vele dieren leven een socialer leven dan vele mensen). De oorsprong van een moslim is dat hij voor anderen leeft, omdat hij niet enkel naar dit wereldse leven kijkt, nee, hij gelooft in zaken en onderwerpen die verder reiken dan deze tastbare wereld. De slechtste onder de mensen zijn degenen die voor zichzelf leven en enkel aan zichzelf denken. Het interesseert hen niet indien het verderfelijke toeneemt, net zoals het hen evenmin interesseert als het goede ontbreekt. Zij zijn niet bedroefd als er een geleerde overlijdt en zij kennen geen vreugde als er een nieuwe geleerde opkomt. De slechtste onder de mensen reageren niet op de gebeurtenissen in de samenleving. Zij maken zich geen zorgen om verwestering en ze deinzen er niet voor terug om het normaal te vinden. Wees dus gewaarschuwd, mijn moslimbroeder, zodat je niet behoort tot de slechtste der mensen. Wat de Islaam daarentegen van jou vraagt, is dat jij de samenleving ontdoet (en reinigt) van deze h’athaalah, en niet dat je er onderdeel van uitmaakt of dat jij je op haar stijgbeugels begeeft (d.w.z. dat je hetzelfde doet als dat deze mensen doen of dat je het pad volgt wat uitmondt in het gelijken op hen).
Vervolgens vertelde de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) iets over de toestand van deze h’athaalah, hij zei: “Hun beloften en betrouwbaarheid hebben afbreuk van hen gedaan.”
Dat betekent dat hun beloften en hun betrouwbaarheid geschaad en verdorven is. Zij kennen geen beloften, noch betrouwbaarheid. En de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft een vergelijking gemaakt van de toestand die de mensen zullen bereiken wanneer beloften (verdragen) en betrouwbaarheid verdorven zullen zijn, met die van chaos, wanorde en het vernauwen en het verslechteren van zaken. Om een beeld te geven van de toestand waarin de Oemmah (gemeenschap) zich zal bevinden, verstrengelde de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zijn vingers in elkaar. En welk kwaad is zo erg voor een toestand of situatie dat de betrouwbare niet van de bedrieger kan worden onderscheiden, en de vrome niet van de onzedelijke, en de rechtschapene niet van de boosaardige?!
Waarlijk, het is de slechtste toestand die er is, er is niets meer verdorven dan dat. En om die reden werd deze waardige metgezel, ‘Abdoellaah ibn ‘Amr ibn Al-‘Aas (moge Allah tevreden met hem zijn), ook bang. Hij was bang om in die toestand te zijn, en zijn vrees was terecht, en daarom vroeg hij de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) naar de uitweg en oplossing en wat hij in dat geval moest doen. In een versie (van de h’adieth) zei hij: “Ik stond op en zei: wat moet ik dan doen, moge Allah mij als offer voor u maken?”
En dit wordt van de moslim gevraagd, dat hij de bezitters van kennis vraagt en dat hij in zaken de meningen van de bezitters van kennis en begrip vraagt. Hij dient in tijden van rampspoed en wanneer de situaties verslechteren, zich te wenden naar de geleerden en niet naar zijn eigen mening en verstand te handelen. Wat was dan de profetische remedie voor deze waardige metgezel (moge Allah tevreden met hem zijn) betreffende het verdwijnen van beloften en betrouwbaarheid en wanneer er chaos onder de mensen heerst?
De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft gezegd: “Vrees Allah (de Verhevene) (de Almachtige en Majesteitelijke) en neem wat je kent en laat hetgeen je niet kent en hou je bezig met je eigen zaken en wees gewaarschuwd voor de algemene zaken (d.w.z. de zaken waarmee de meerderheid van de mensen zich bezigt).”
Deze profetische beschrijving bevat vijf onderdelen, en bij Allah, elk onderdeel benodigd een aparte khoetbah (preek).
Als allereerst zei hij (Allah’s vrede en zegen zij met hem): “Vrees Allah (de Verhevene)…”; en Taqwaa (godsvrees) is in dit soort situaties de bescherming (met de wil van Allah de Verhevene). At-Taqwaa is hetgeen Allah de eersten (der mensen) en de laatsten aanbeveelt. En denk je soms, mijn moslimbroeder, dat een bezitter van Taqwaa zijn beloften verbreekt? Komt er van een bezitter van Taqwaa enig bedrog voort, tegenover zichzelf, zijn geloof of tegenover zijn land? Taqwaa zijn geen woorden die worden herhaald, noch tasaabieh’ (het zeggen van Soebh’ana llaah.)die worden geteld. Taqwaa, mijn moslimbroeder, houdt in dat je Allah de Geprezene en Verhevene gehoorzaamt, op een licht van Allah, hopend op Zijn beloning; het houdt in dat je Hem niet ongehoorzaam bent, op een licht van Allah, uit angst voor Zijn bestraffing. At-Taqwaa betekent: vrees hebben voor Al-Djaliel (de Majesteitelijke), het handelen naar de Openbaring, het tevreden zijn met weinig en de voorbereiding voor de dag van vertrek (de dood) (deze beschrijving van Taqwaa is gedaan door de metgezel ‘Aliy ibn Abie Taalib (moge Allah tevreden met hem zijn)).
Taqwaa is de bescherming ten tijde van moeilijkheden en beproevingen, Allah (de Verhevene) zegt: “…En wie Allah vreest, die zal Hij een oplossing geven.” Soerat At-Talaaq (65) aayah 2. En: “…Wie Allah vreest, voor hem zal Hij zijn zaak gemakkelijk maken.” Soerat At-Talaaq (65) aayah 4.
Als je de zaken bestrijdt met Taqwaa, zal dat je duidelijke onderscheidingsvermogen zijn. Allah (de Verhevene) zegt in Zijn Edele Qor-aan: “O jullie die geloven, als jullie Allah vrezen zal Hij jullie een onderscheidingsvermogen geven…” Soerat Al Anfaal (8), aayah 29.
Vervolgens zei de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem), nadat hij een duidelijke nadruk op Taqwaa had gelegd: “…neem wat je kent en laat wat je niet kent…”
Neem inderdaad van wat je kent, en laat dat wat je niet kent of waar twijfel over bestaat. Het probleem dat deze Oemmah tegenwoordig heeft met betrekking tot de h’athaalah van de mensen, is dat deze h’athaalah niet nagaan van wat zij nemen en Allah (de Verhevene) niet vrezen in de zaken die zij nemen. Hun doel is om te nemen volgens hun begeerten, een gedeelte daarvan is toegestaan, en de rest, het overgrote gedeelte… Wij vragen Allah om ons te behoeden van alle verboden zaken!
Dit alles, mijn broeder, is één van de vele gevolgen van een samenleving waarin beloften en betrouwbaarheid van de mensen verdorven zijn. Als betrouwbaarheid afneemt bij mensen, of in sommige gevallen helemaal niet aanwezig is, dan gaan zij niet meer na wat zij nemen en wat zij laten. In hoeveel samenlevingen zijn er onschuldige mensen en armen die klagen dat hun rechten zijn ontnomen en hun bezittingen zijn afgepakt? Vrees Allah daarom, o moslims, vrees Allah de Verhevene en neem hetgeen je kent en laat hetgeen je niet kent en wees gewaarschuwd voor alle twijfelachtige zaken - en wat zijn dat er veel in deze tijd! Weet dat de Hel als eerste aanspraak heeft op elk beetje vlees dat op een onrechtmatige wijze is verkregen. Weet dat goed, mijn dierbare broeder en zuster, en vergeet dat niet.
De meeste mensen houden zich bezig met twijfelachtige zaken waarbij het onderscheid tussen h’araam (verboden) en h’alaal (toegestaan) niet aanwezig is (c.q. waarin het niet duidelijk is). Er bestaat daarom een profetische vermaning die ons waarschuwt voor het begaan van dit soort zaken: “Dat wat toegestaan is (h’alaal) is duidelijk, en dat wat verboden is (h’araam) is duidelijk, en tussen die twee zitten twijfelachtige zaken waarover veel mensen geen kennis hebben (d.w.z. of ze h’alaal of h’araam zijn). Degene die zichzelf tegen de twijfelachtige zaken beschermt, hij heeft zijn eer en religie veiliggesteld. En wie in de twijfelachtige zaken valt, valt in het h’araame, zoals de herder die zijn kudde vlakbij de weide van iemand laat grazen, waarbij het mogelijk is dat sommige dieren daarop gaan grazen. Waarlijk, iedere koning heeft een weide. Waarlijk, de weide van Allah is dat wat Hij verboden heeft (d.w.z. dat men niet in de weide van Allah mag komen, wat de verboden zaken zijn, noch dient men in de buurt te komen – in de buurt van de grenzen – door zich bezig te houden met zaken die op de grens liggen, wat de twijfelachtige zaken zijn.).” Overgeleverd door Al-Boekhaarie nr. 52; Moesliem nr. 1599; alsook door At-Tirmidzie en anderen.
Weet, mijn moslimbroeder, dat hetgeen je neemt en hetgeen je laat, zich niet tot het materialistische beperkt, nee, wees ook in zaken met meer betekenis op je hoede voor wat je neemt en wat je laat – denk hierbij aan ‘Aqaa-ied (geloofsovertuigingen), standpunten, gedragingen, vrienden etc. Hierin dient men in sommige gevallen zelfs alerter te zijn dan bij materialistische zaken. Neem dus enkel hetgeen je kent en laat hetgeen je niet kent in alle zaken, moge Allah (de Verhevene) mij en jou genadig zijn.
De boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft in zijn beschrijving van de remedie tegen knellende situaties en wanorde en de toename van rampspoed als laatste tegen ‘Abdoellaah ibn ‘Amr ibn Al-‘Aas (moge Allah tevreden met hem zijn) gezegd: “…hou je bezig met je eigen zaken en wees gewaarschuwd (neem afstand) voor de algemene zaken.”
Deze woorden zijn een veelomvattende en gespecificeerde oproep van al-Moestafa (Allah’s vrede en zegen zij met hem) waar je een aantal verwijzingen uit kunt halen:
1. Dat het in geen enkel geval mogelijk is dat een hele gemeenschap of samenleving in zo een chaotische situatie kan verkeren, en dat de beschrijving van de h’athaalah nooit voor iedereen kan gelden, dat kunnen we uit de volgende woorden halen: “Hou je bezig met je eigen zaken…”
Er is dus nog wel een groep mensen van het goede en leiding, die oproepen naar de eerstgenoemde zaak van ‘Abdoellaah ibn ‘Amr ibn Al-‘Aas (moge Allah tevreden met hem zijn) (d.w.z. At-Taqwaa). En deze groep wordt gevormd door degenen die de h’athaalah in elke samenleving bestrijden en die corruptie (en verderf) op aarde verwerpen. En aan dit soort mensen waren de woorden van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) gericht, die hij aan deze metgezel richtte alsook aan ons. Dit opdat wij in tijden waarin zaken gevuld zijn met wanorde, rampspoed en chaos, ons met die specifieke groep gaan bezighouden (d.w.z. de mensen van het goede) en afstand nemen van de zaken van de meerderheid. Degenen die ons aanduiden wat wij moeten nemen en wat wij moeten laten, dat is die specifieke groep waartoe de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) ons heeft aangespoord om ons mee bezig te houden, bij hen te verblijven, ons bij hen te begeven en hen te volgen, naar zijn uitspraak: “Hou je bezig met je eigen zaken...”
2. Dat de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) gezegd heeft dat er specifieke zaken zijn voor de gelovigen (waar zij zich mee bezig houden), en dat er bepaalde zaken zijn voor zoekers naar kennis - mensen die oproepen naar het pad van Allah (de Verhevene) - en dat er bepaalde zaken zijn waar de mensen van het goede en standvastigheid zich mee bezigen. Net zoals er bepaalde zaken zijn waarmee de mensen die het kwaad en het verderf aanhangen zich bezigen - en er zijn bepaalde zaken waar misdadigers zich mee bezig houden etc. – zo zijn er ook zaken voor de mensen van de leiding en het goede. Echter, zoals je in de h’adieth opvalt, zegt de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) in zijn woorden die hij richt tot ‘Abdoellaah ibn ‘Amr ibn Al-‘Aas (moge Allah tevreden met hem zijn), dat hij zich dichtbij die eerste groep moet houden, een specifieke groep van de gelovigen, een specifieke groep van de bezitters van kennis, aanhangers van het geloof, en de mensen die oproepen naar de weg van Allah (de Verhevene) en het goede en de leiding, zodat hij profijt zal hebben van hun kennis, (en opdat) zijn imaan (geloof) toe zal nemen door met hen te zitten, en zodat zij hem helpen in tijden waarin chaos en rampspoed toenemen.
Deze specifieke mensen vormen het bewijs voor de wereldbewoners. Deze specifieke mensen vinden rust, blijdschap en geloof, terwijl anderen dat niet vinden. Deze specifieke mensen zijn degenen waarvan de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) ons heeft geadviseerd om ons met hen bezig te houden (c.q. om ons tussen hen te begeven), zij zijn de besten van de aardbewoners, zij zijn een middel tot het goede en zegeningen, en zij zijn het die gevolgd worden door de gewone mensen.
Deze specifieke groep is, hoewel klein betreffende hun aantal, van grote waarde door hun geloof, oprechtheid, geloofsgetrouwheid en hun da’wah. Allah de Verhevene heeft gezegd: “En Wij stelden onder hen leiders aan die leiding gaven volgens Ons Bevel toen zij geduldig waren. En zij waren van Onze Tekenen overtuigd.” Soerat As-Sadjdah (32), aayah 24.
3. “…en neem afstand van de zaken van de algemene zaken (van de mensen).”
Dit betekent dat niet alles wat door het overgrote deel van de mensen wordt gedaan, juist en correct is; wij mogen ons niet door grote aantallen laten misleiden. Het goede wordt duidelijk door de Qor-aan en de Soennah, niet door hetgeen de meerderheid aanhangt. Hieruit begrijp je ook de corruptie van bepaalde uitdrukkingen die wijdverspreid zijn onder de mensen, zoals: “het sterven met veel mensen is een genade,” of: “als alle mensen of de hele samenleving…,” of: “als het hele land of mijn hele familie dat doet - dan ben ik 1 van hen.” Dit is niet juist en om die reden zei de boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem): “…en neem afstand van de algemene zaken (van de mensen).” En voordat dit genoemd werd, werd deze metgezel (moge Allah tevreden met hem zijn) – alsook iedereen die deze tijd meemaakt – aangespoord om zich bezig te houden met een specifieke groep mensen.
Moge Allah mij en jullie met de leiding van Zijn Boek en met het volgen van de Soennah van onze profeet Moh’ammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem) begunstigen. Ik zeg wat jullie hebben gehoord en ik vraag Allah voor mezelf en voor jullie om vergiffenis voor elke zonde en fout, vraag Hem dus om vergiffenis, Hij is de Vergevensgezinde, de Genadevolle.
Het maandblad Wij Moslims, Jaargang 5, nr. 3.