Bibliotheek

De correcte h'idjjaab

Door Sheikh Al-Albaanie (moge Allah hem genadig zijn), vertaald door Aboe Dardaa-e
1128 keer gelezen

De correcte h'idjjaab

 

In Naam van Allah de Erbarmer de Meest Barmhartige

Sheikh al-Albaanie heeft de volgende voorwaarden aan de h’idjaab genoemd:

 

  • Een h’idjaab dient de lichaamsdelen van het lichaam te bedekken, die tot de ‘awrah behoren. Het woord ‘awrah betekent: de lichaamsdelen die niet getoond mogen worden.

 

Allah zegt in de Qor-aan: "O Profeet, zeg tot jouw echtgenotes en tot jouw dochters en tot de vrouwen van de gelovigen dat zij hun overkleden (Djilbab) over zich heen laten hangen. Op die manier is het gemakkelijker om hen te herkennen en worden zij niet lastig gevallen. En Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig". [Al Ahzaab 33:59]

Deze aayah geeft duidelijk aan, dat het verplicht is voor vrouwen om hun schoonheid en versieringen te verbergen voor mannen die niet-mahram (“vreemden”) zijn. Wanneer een lichaamsdeel van een vrouw per ongeluk te zien is, dient dit zo snel mogelijk bedekt te worden, opdat zij niet in zonde valt. 

Al Haafiedh ibn Kathier zei in zijn tafsier: “dit betekent dat vrouwen geen enkele versiering aan de niet-mahram mannen dienen te tonen. Uiteraard geldt dit niet voor de gedeelten die onmogelijk te bedekken zijn. Ibn Mas’oed zei: een voorbeeld hiervan is de mantel en jurk – hiermee wordt gedoeld op de buitenkleding die de vrouwen van de Arabieren droegen. De buitenkleding verborg namelijk hetgeen wat de vrouw eronder droeg, alleen soms stak er een kledingstuk onder de buitenkleding uit. In dit geval valt een vrouw niet in zonde, aangezien het voor haar onmogelijk is om dit gedeelte te bedekken.

 

  • De h’idjaab van de vrouw dient geen versiering te zijn.

 

Allah zegt: “En zeg tegen de gelovige vrouwen…hun sierraad niet te  tonen…” [An Noor 24: 31)

Dit wordt ondersteund door de volgende aayah in Soerat Al Ahzaab: “En blijft in jullie huizen en vertoont jullie versieringen niet zoals dat in de vroegere tijd van de onwetendheid werd gedaan” [al-Ahzaab 33:33]

Tevens is er een hadieth overgeleverd waarin de profeet zei: “er zijn er drie, vraag mij niet over hen: een man die de jama’ah verlaat, zijn leider ongehoorzaam is en ongehoorzaam sterft; een vrouwelijke of mannelijke slaaf die wegrent en vervolgens sterft; en een vrouw wiens man afwezig is - maar die haar alles heeft achtergelaten wat zij nodig heeft- die gedurende zijn afwezigheid haarzelf losbandig vertoont. Vraag mij niet over hen.” (Overgeleverd door Al Haakiem, 1/119; Ahmad 6/19; uit de hadieth vn Faddaalah bint ‘Oebaid. De isnaad sahieh en het is opgenomen in al-Adab al-Moefrad).

 

  • De hijjaab van de vrouw dient dik te zijn, zodat men er niet doorheen kan kijken. 

 

Indien de h’idjaab doorzichtig is bedekt deze niet goed. Overigens maakt een transparante of doorzichtige h’idjaab de vrouw mooier en aanlokkelijker. De profeet zei met betrekking tot dit punt: “gedurende de laatste dagen van mijn oemmah zullen er vrouwen zijn die bedekt zijn, maar toch naakt zijn; zij zullen iets als kamelenbulten op hun hoofden hebben. Vervloek hen, want zij zijn vervloekt.”

Een andere overlevering volgt hieraan toen: “zij zullen het paradijs niet betreden en zelfs niet de geur ervan ruiken, ondanks dat men de geur van het paradijs van een grote afstand kan ruiken.” (Overgeleverd door Moesliem)

Ibn ‘Abd  al Barr zei: “de profeet bedoelde met deze uitspraak, dat vrouwen die doorzichtige kledij dragen, niet bedekt zijn. In termen van naam zijn zij bedekt, maar in feite zijn zij naakt.” (overgedragen door As Soeyoeti in Tanweer al-Hawaalik, 3/103)

 

  • De H’idjaab dient losjes te zijn, dus niet strak, zodat het geen lichaamsdeel accentueert.

 

Het doel van het kleden is om fitnah (verleiding) te voorkomen. Dit kan alleen bereikt worden indien kleding losjes en wijd zijn. Strakke kleding, ook al verbergen deze de kleur van de huid, accentueren namelijk de afmetingen en de vorm van het lichaam en creëren een levendig beeld in de gedachten van mannen. 

Oesamah ibn Zayd zei: “de boodschapper van Allah gaf me een dik Egyptisch kledingstuk, dat hem geschonken was bij Doehyat al-Kalbi, en ik gaf het aan mijn vrouw om te dragen. De profeet vroeg, ‘waarom zie ik jou niet dat Egyptische kledingstuk dragen?’ Ik antwoordde, ‘ik heb het aan mijn vrouw geschonken.’ Hierop zei de boodschapper, ‘zeg haar, er een jurk onder te dragen, want ik vrees dat het de afmetingen van haar botten zal beschrijven.’” (overgeleverd door ad Diyaa’ al-Maqdisi in al-Ahaadieth al-Moekhtaarah, 1/442, en deze hadieth is ook door Ahmad en al-Bayhaqi, met een hasan isnaad, overgeleverd.

 

  • De h’idjaab dient niet geparfumeerd te worden met bakhoer of een geurtje

 

Er zijn vele overleveringen die vrouwen verbieden om parfum te dragen, wanneer zij hun huizen verlaten. Wij zullen hieronder een aantal authentieke overleveringen opsommen:

1. Aboe Moesa al-Ash’ari heeft overgeleverd, dat de boodschapper van Allah heeft gezegd: “elke vrouw die parfum opspuit en vervolgens langs mensen loopt zodat zij haar kunnen ruiken, is een overspelige vrouw.”

2. Zaynah at-Thaqafiyyah heeft overgeleverd, dat de profeet zei: “als een van jullie naar de moskee gaat, raakt dan geen parfum aan.” 

3. Aboe Hoerairah heeft overgeleverd, dat de profeet zei: “elke vrouw die haarzelf met bakhoer (wierook, parfum) geparfumeerd heeft, dient niet het ‘isha gebed met ons te verrichten.”

4. Moesa ibn Yassaar zei, dat een vrouw langs Aboe hoerairah liep en haar geur was overweldigend. Aboe Hoerairah zei, “O vrouwelijke dienares van Al-Jabbaar, ga jij naar de moskee?” Zij zei, “ja.” Hierop vroeg hij, “heb jij daarom jezelf geparfumeerd?” Wederom antwoordde zij met “ja”. Aboe Hoerairah zei: “ga terug naar huis en was jezelf, want ik heb de boodschapper van Allah horen zeggen: ‘als een vrouw naar de moskee komt en haar geur is overweldigend, dan zal Allah het gebed niet van haar accepteren, totdat zij teruggaat en haarzelf wast.’”

Deze overleveringen geven een algemene implicatie. Zoals de overleveringen het verbod op parfum over het hele lichaam vermelden, zo geldt dit ook voor het parfumeren op een specifiek aspect (in dit geval kleding). In de derde hadieth wordt bakhoer (wierook, parfum) expliciet vermeld, omdat bakhoer met name gebruikt wordt voor het parfumeren van kleding.

De reden voor dit verbod is overduidelijk: vrouwelijke geuren kunnen de mannelijke lusten provoceren. De geleerden hebben ook andere aspecten genoemd, die een vrouw moet vermijden als zij naar de moskee gaat. Enkele voorbeelden zijn: het dragen van mooie kleding, juwelen die men kan zien, overdreven versieringen en het mengen met mannen. (Zie Fath al-Baari, 2/279) 

Ibn Daqieq al-‘Ied zei: “dit geeft aan dat het verboden is voor een vrouw, om haarzelf te parfumeren wanneer zij naar de moskee wil gaan. Op deze manier zal een vrouw namelijk de mannelijke lusten opwekken.” (Dit is overgeleverd door Al Manaawie in Fayd al-Qadier, in het commentaar op de eerste hadieth van Aboe Hoerairah die hierboven is geciteerd)

 

  • De h’idjaab dient niet te lijken op mannelijke kledij

 

Het is overgeleverd in authentieke overleveringen, dat een vrouw die mannen (in kleding of iets dergelijks) imiteert vervloekt is. Hieronder zijn een aantal overleveringen opgesomd:

1. Aboe Hoerairah zei: “de boodschapper van Allah vervloekte de man die vrouwenkleren draagt en de vrouw die mannenkleding draagt.”

2. ‘Abd Allaah ibn ‘Amr zei, dat hij de boodschapper van Allah hoorde zeggen: “de vrouwen die mannen imiteren en de mannen die vrouwen imiteren, behoren niet tot ons.’”

3. Ibn ‘Abbaas zei: “de profeet vervloekte verwijfde mannen en gespierde vrouwen. Hij zei, ‘gooit hen uit jullie huizen.’” Ibn  ‘Abbaas zei ook:’ de profeet verdreef die en die, ‘Oemar verdreef die en die.’” Volgens een andere versie: “de boodschapper van Allah vervloekte de mannen die vrouwen imiteren en de vrouwen die mannen imiteren.”

4. ‘Abd Allaah ibn ‘Amr heeft overgeleverd, dat de boodschapper van Allah zei: “er zijn er drie die het paradijs niet zullen betreden en waarnaar Allah niet eens zal kijken op de Dag der Opstanding: degene die zijn ouders ongehoorzaam is, een vrouw die mannen imiteert, en de doeyoeth (bedrogen echtgenoot; een zwakke man die geen jaloezie over zijn vrouwen voelt).”

5. Ibn Abi Maliekah – die in feite ‘Abd Allaah ibn ‘Oebayd-Allaah heette- zei: aan ‘Aa-ishah werd gevraagd, ‘wat als een vrouw mannen sandalen draagt?’ Zij antwoordde: ‘de boodschapper van Allah vervloekte vrouwen die zich als mannen gedroegen.’”

Deze overleveringen geven duidelijk aan, dat het voor vrouwen niet toegestaan is om mannen te imiteren en andersom. Dit geldt niet alleen voor het imiteren op het gebied van kledij, zoals in de eerste overlevering, maar ook op andere gebieden.

Aboe Dawoed zei, in Massa-il al Imaam Ahmad (p.261): “ik hoorde Ahmad ondervraagd worden over een man die zijn vrouwelijke slaaf kleedt in een tunica. Hij zei, ‘Kleedt haar niet in mannelijke kleren en laat haar niet op een man lijken.’ Aboe Dawoed zei: ik zei tegen Ahmad, ‘kan hij zijn vrijgezelle sandalen aan haar geven?’ Hij antwoordde, ‘Nee’. Ik vroeg, ‘mag hij haar haren kort knippen?’ Hij antwoordde, ‘nee’.’”

  • De h’idjaab dient niet op de kledij van de ongelovige vrouwen te lijken

In de sharie’ah wordt vermeld dat moslims, zowel mannen als vrouwen, de koeffaar niet moeten imiteren op het gebied van religie, feesten of kleding. Dit is een belangrijk islamitisch principe dat vandaag de dag echter, tot onze grote spijt, door veel moslims vergeten wordt – zelfs degenen die oproepen tot de islam en de islam volgen, vergeten dit. Dit komt door onwetendheid over hun religie, of doordat zij hun eigen lusten en verlangen volgen. Het kan ook komen door uitzondering, gecombineerd met de moderne gewoontes en imitatie van het ongelovige Europa.

Dit is slechts een van de oorzaken van terugval en zwakheid aan de kant van de moslims, waardoor de buitenlanders hen konden overweldigen en koloniseren. 

Allah zegt:  “…voorwaar, Allah verandert de (goede) toestand van een volk niet, totdat zij hun eigen toestand veranderen…” [ar-Ra’d 13:11]

  • Het dient geen kledingstuk van faam en ijdelheid te zijn.

Ibn ‘Oemar heeft namelijk gezegd, dat de profeet zei: “degene die een kledingstuk van faam en ijdelheid draagt in deze wereld, Allah zal hem kleden in een kledingstuk van vernedering op de Dag der Opstanding, daarna zal Hij het vuur om hem heen doen opstijgen.” (H’idjaab al-Mar-ah al-Moeslimah, p. 54-67)

En Allah weet het beste.

 


AL.ISLAAM.COM
Uw mobiele kennisbron over de Islaam

BESCHIKBAAR OP DE VOLGENDE APPARATEN