De vrije toestemming van de partijen
De Qor-aan verwijst naar het huwelijk als een ‘mithaq’, dat wil zeggen: een plechtig verbond of overeenstemming tussen man en vrouw, en beveelt hierbij dat dit schriftelijk moet worden bevestigd. Aangezien er geen overeenstemming tussen de twee partijen kan worden bereikt, alleen wanneer zij er mee toestemmen, kan het huwelijk alleen worden voltrokken indien de twee partijen er vrij mee toestemmen. De Profeet, vrede zij met hem, heeft gezegd: "De weduwe en de gescheiden vrouw mogen niet worden uitgehuwelijkt tenzij zij het bevel hiertoe hebben geven, en de maagd mag niet uitgehuwelijkt worden totdat haar toestemming is verkregen." (Al-Boekhaarie)
Dit aspect wordt sterk benadrukt door Imam Boekhaarie. Hij gaf een van zijn hoofdstukken in zijn Sahih de volgende betekenis: "Wanneer een man zijn dochter uithuwelijkt terwijl zij er een afkeer van heeft, dan zal het huwelijk ongedaan worden gemaakt." Er kwam eens een meisje dat nog maagd was bij de Profeet, vrede zij met hem, en ze vertelde hem (vrede zij met hem) dat haar vader haar tegen haar wil ten huwelijk heeft gegeven aan een man. De Profeet, vrede zij met, gaf haar het recht om het huwelijk af te wijzen. (Aboe Daawoed).
Gescheiden vrouwen is ook de vrijheid gegeven om een tweede huwelijk aan te gaan. De heilige Qor-aan zegt: En wanneer gij van vrouwen scheidt en zij het einde van haar wachtperiode hebben bereikt, verhindert haar niet, haar (aanstaande) man te huwen, als zij met elkander op de gebruikelijke wijze tot overeenstemming zijn gekomen. Dit is een vermaning voor hem, die onder u in Allah en de laatste dag gelooft. Het is beter en reiner voor u; Allah weet en gij niet. (2:232).
Met betrekking tot weduwen zegt de Qor-aan hierover het volgende:
En diegenen uwer, die sterven en vrouwen achterlaten, (hun vrouwen) moeten vier maanden en tien dagen wachten. Wanneer zij het einde der wachtperiode hebben bereikt, zal er op u geen zonde rusten voor hetgeen zij voor zichzelf op behoorlijke wijze doen; Allah weet, wat gij doet. (2:234).
Weduwen hebben dus ook het recht om te hertrouwen, zelfs in de periode dat in de bovenstaande vers van de Qor-aan wordt genoemd. En indien zij dit inderdaad doen, moeten zij afstand doen van hun recht op levensonderhoud(volgens overlevering) gedurende de rest van het jaar. Er moet echter niet vergeten worden dat de invloed van de ‘Idjbar’ dat aan de vader of opvoeder wordt toegekend, volgens de Maaliki madhab, overheerst bij het zoeken van een partner in alle bovengenoemde gevallen, nl. of de dochter of het pleegkind nou een maagd is, gescheiden is of weduwe.