Weet (moge Allah u genade schenken) dat het verplicht is voor ons om vier zaken te kennen:
1. Kennis hebben over wie Allah is, wie Zijn profeet is en het kennen van de islamitische religie en ook de bewijsvoeringen.
2. Ernaar te handelen.
3. Ernaar uitnodigen.
4. Volharden bij het verkondigen ervan.
Het bewijs hiervan zijn Zijn Woorden (Verheven is Hij), waarbij Hij zegt: “Bij de tijd. Voorwaar, de mens lijdt zeker verlies. Behalve degenen die geloven en goede daden verrichten en elkaar aansporen tot de Waarheid en elkaar aansporen tot geduld.” Soerat Al-‘Asr (103), aayaat 1-3.As-shaafie’ie (moge Allah hem genadig zijn) heeft gezegd: “Als Allah geen ander motief naar Zijn schepselen neer gezonden had, dan zou deze Soerah (hoofdstuk uit de Qor-aan, en meervoud is Soewar) voldoende voor hen zijn.” Al-Boekhaarie (moge Allah hem genadig zijn) heeft gezegd: “Het boek der kennis gaat vóór de uitspraak en het praktiseren.” Het bewijs hiervan is Zijn bewoording (Verheven is Hij), waarbij Hij zegt: “Weet dat er geen god is dan Allah en vraag om vergeving voor jouw zonden.” Soerat Moh’ammed (47), aayah 19. Hij, de Verhevene, gebood om als eerste te beginnen met het vergaren van kennis en daarna het uit te spreken en het in praktijk te brengen.
Weet (moge Allah u genade schenken) dat het voor een moslim en moslima verplicht is om zich bewust te zijn van de volgende drie zaken en ernaar te handelen:
1. Dat Allah ons geschapen heeft en voorzien heeft van allerlei voorzieningen en Hij heeft ons niet verwaarloosd. Hij heeft een boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) naar ons gezonden, degene die hem gehoorzaamt zal het Paradijs betreden en degene die hem ongehoorzaam is zal het hellevuur betreden. Het bewijs hiervoor is Zijn bewoording (Verheven en Geprezen is Hij), waarbij Hij zegt: “Voorwaar, Wij hebben een boodschapper tot jullie gezonden als getuige over jullie, zoals Wij tot Fir’awn een boodschapper zonden. Toen was Fir’awn de boodschapper ongehoorzaam, waarop Wij hem grepen met een verschrikkelijke greep.” Soerat Al-Moezzammiel (73), aayaat 15-16.
2. Dat het niet hoort om een deelgenoot toe te kennen aan Allah in Zijn aanbidding; geen enkele engel noch een gezonden profeet. Het bewijs hiervoor is dat Allah zegt: “En voorwaar, de moskeeën behoren aan Allah toe: roept dan naast Allah niet één aan.” Soerat Al-Djin (72), aayah 18.
3. Dat het degene die de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) gehoorzaam is en de eenheid van Allah alleen erkent, niet toegestaan is om loyaal te zijn aan degenen die Allah en Zijn boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem) ongehoorzaam zijn, ook al is het een naast familielid. Allah (de Verhevene) zegt hierover: “Jij vindt geen volk dat in Allah en in de Laatste Dag gelooft dat degenen die Allah en Zijn boodschapper tegenstreven bevriend, ook al zijn het hun vaders, of hun zonen of hun broeders of hun stamgenoten. Zij zijn degenen bij wie Hij het geloof in hun harten heeft geschreven en Hij versterkt hen met hulp van Hem, en Hij doet hen Tuinen binnengaan waar de rivieren onder door stromen. Zij zijn daarin eeuwig levenden. Allah heeft welbehagen aan hen en zij hebben welbehagen aan Hem. Zij zijn degenen die van de groep van Allah zijn. Weet: voorwaar, de groep van Allah is de winnaar.” Soerat Al-Moedjaadalah (58), aayah 22.
Weet (moge Allah u leiden naar Zijn aanbidding) dat de h’anafieyyah de religie van Ibraahiem is (vrede zij met hem), het duidt aan dat men Allah met zuiver geloof moet aanbidden, en dat is de boodschap die Hij de gehele mensheid heeft bevolen en daarvoor heeft Hij hen geschapen, zoals Allah (de Verhevene) zegt: “En Ik heb de djinn en de mens slechts geschapen om Mij te aanbidden.” Soerat Ad-Dzaarieyaat (51), aayah 56. De betekenis van aanbidding hier is het erkennen van Zijn Eenheid. Voorwaar, het grootste bevel dat Allah bevolen heeft is de Tawh’ied: dit is het toewenden van aanbidding aan Allah. De grootste zaak die hij verafschuwt en verboden heeft is As-shirk, wat het aanbidden en aanroepen van iemand anders naast Hem inhoudt. Het bewijs hierop zijn de woorden van Allah, waarbij Hij zegt: “En aanbidt Allah en kent Hem in niets een deelgenoot toe.” Soerat An-Niesaa-e (4), aayah 36.
Als u gevraagd wordt: wat zijn de drie fundamenten die ieder mens dient te weten?
Geef dan als antwoord dat de dienaar zijn Rabb (Heer), religie en de profeet Mohammed (Allah’s vrede en zegen zij met hem) moet kennen.